28.685

Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden



Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek af te nemen bij personen die zijn veroordeeld wegens bepaalde misdrijven, tenzij bij de veroordeling geen straf, maar alleen een geldboete of een financiële maatregel is opgelegd. Het gaat om veroordeelden wegens een misdrijf zoals omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, oftewel een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het voorstel is dus niet alleen gericht op gewelds- en zedenmisdrijven, maar ook op andere misdrijven als woninginbraak.

Alleen indien redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zal zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde, wordt afgezien van DNA-onderzoek. Door de uitvoering van deze wet zal het aantal DNA-profielen in de DNA-databank voor strafzaken toenemen. De verwachting is dat hierdoor meer zaken opgehelderd zullen worden en voor de rechter gebracht kunnen worden. Bovendien kan de registratie van het DNA-profiel in de DNA-databank eerder veroordeelden ervan weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 14 april 2004 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 14 september 2004 zonder stemming aangenomen. De fractie van GroenLinks is daarbij aantekening verleend.


Kerngegevens

ingediend

22 november 2002

titel

Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij Koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor veroordeelden wegens verschillende misdrijven verschillend kan worden vastgesteld.


Documenten