Met dit wetsvoorstel wordt de Vestigingswet Bedrijven 1954 ingetrokken.
Het doel van de Vestigingswet Bedrijven 1954 (de Vestigingswet) was het waarborgen van de kwaliteit van ondernemers. De systematiek van de wet houdt in dat ondernemers een vergunning nodig hebben om een bedrijf op te starten. De wet wordt in het onderhavige wetsvoorstel ingetrokken, vooral omdat hij zo langzamerhand in onbruik is geraakt. De eisen van algemene ondernemersvaardigheden voor bedrijven die onder vergunningplicht van de Vestigingswet vallen, zijn per 2001 afgeschaft. Sindsdien bevat de wet alleen nog eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Die eisen kunnen tegenwoordig beter worden gehandhaafd op grond van andere regelgeving, zoals de Arbo-wet, omdat die specifieker is. Bovendien zijn de eisen uit de Vestigingswet slechts van toepassing op een zeer beperkt aantal bedrijven. De Vestigingswet heeft geen rol van betekenis meer in de economische ordeningswetgeving en belemmert de toetreding van startende ondernemers. Dit heeft negatieve gevolgen voor het ondernemerschap, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van Nederland.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 10 april 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van de SP stemde tegen.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 8 mei 2007 als hamerstuk afgedaan. De fractie van de SP is daarbij aantekening verleend.
ingediend
4 oktober 2006titel
Wet intrekking Vestigingswet Bedrijven 1954schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- staatssecretaris van Economische Zaken
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
2