Dit wetsvoorstel regelt in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dat de vrouwelijke partner van de moeder, de zogenaamde duomoeder, de juridisch ouder van een kind kan worden zonder dat daarvoor een gerechtelijke procedure nodig is. Het juridisch ouderschap heeft gevolgen voor onder meer het gezag over het kind, de naam en nationaliteit en voor het erfrecht. Hiermee wordt naast (het vermoeden van) het biologisch ouderschap ook het sociale ouderschap grond voor een familierechtelijke betrekkingen. Zo wordt beter aangesloten bij de feitelijke verzorgings- en opvoedingssituatie van het kind.
Met dit voorstel wordt de positie van kinderen geboren in lesbische relaties zo veel mogelijk gelijk aan die van kinderen geboren in heteroseksuele relaties. Dit voorstel regelt dat:
-
1.Het moederschap van de duomoeder ontstaat van rechtswege als de duomoeder is gehuwd met de moeder van het kind en duidelijk is dat de biologische vader van het kind geen rol zal spelen in zijn verzorging en opvoeding;
-
2.In alle andere gevallen kan de duomoeder het kind erkennen.
-
3.De mogelijkheid om de rechter te verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning wordt uitgebreid tot de zaaddonor die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind;
-
4.De duomoeder die als levensgezel heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, wordt gelijk gesteld aan de mannelijke levensgezel. Dit betekent dat:
-
-het moederschap van deze duomoeder gerechtelijk kan worden vastgesteld; en
-
-zij alimentatieplichtig is jegens het kind.
-
Dit wetsvoorstel regelt niet het ouderschap van de vrouwelijke geregistreerde partner van de moeder anders dan door adoptie. Hiervoor is de aanpassingswet 33.526 ingediend. Het voorstel regelt niet het ouderschap van twee mannen, omdat een kind niet geboren kan worden in een relatie van twee mannen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 30 oktober 2012 aangenomen door de Tweede kamer. PVV, CDA, VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, PvdA, PvdD en SP stemden voor.
De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 12 november 2013. Het wetsvoorstel is op 19 november 2013 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. PVV, VVD, PvdA, GroenLinks, SP, D66, PvdD, OSF, 50PLUS en het lid Hoekstra (CDA) stemden voor.
Tijdens de plenaire behandeling op 12 november 2013 is de Motie-Quik-Schuijt (SP) c.s over installatie van een brede multidisciplinaire Staatscommissie over de verhouding tussen juridische, biologische en sociale ouders van kinderen (EK 33.032 / 33.514 (R1998), G) ingediend. Deze motie is op 19 november 2013 aangehouden en vervallen op 25 september 2018 op basis van artikel 93, derde lid, van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer.
Deze plenaire behandeling vond gezamenlijk plaats met wetsvoorstel 33.514 (R1998).
De commissie heeft op 18 juni 2013 een deskundigenbijeenkomst gehouden (EK,D).
Staatscommissie herijking ouderschap
De commissie heeft bij brief van 12 juli 2019 de kabinetsreactie op de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking ouderschap ontvangen. Deze brief is opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg (EK 33.032 / 33.514 (R1998), N met bijage).
ingediend
4 oktober 2011titel
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan adoptieschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat door de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.