Dit wetsvoorstel herstelt een aantal wetstechnische gebreken en leemten en bevat een aantal wijzigingen van ondergeschikte aard op het gebied van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit betreft onder andere enkele wijzigingen van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers.
Artikel 63 Grondwet bepaalt dat geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden bij de wet worden geregeld en dat de Eerste en Tweede Kamer een voorstel van wet hierover alleen kunnen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen. De voorgestelde wijzigingen raken niet inhoudelijk aan de geldelijke voorzieningen van Kamerleden en zijn slechts technisch van aard, omdat zij vooral zien op het corrigeren van verwijzingen en het preciseren van de momenten van inwerkingtreding. Dit betekent dat artikel 63 van de Grondwet, gelet op de heersende uitleg, niet van toepassing is op de voorgestelde wijzigingen. Ook de voorgestelde wijzigingen van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement zijn technisch van aard en raken niet de geldelijke voorzieningen van Kamerleden.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (EK, A) op 10 september 2024 met algemene stemmen aangenomen.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 22 oktober 2024 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
15 december 2023titel
Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen hoofdzakelijk op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Verzamelwet BZK 20XX)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
-
2.In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen I, onderdelen A, C, E, F, G, I en K, X, onderdeel F, XI, XV, onderdeel B, XXI, onderdeel B en XXII in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt ten aanzien van:
-
a.artikel I, onderdelen A, C, E, F, G, I en K, terug tot en met 1 juli 2022;
-
b.artikel X, onderdeel F, en artikel XXI, onderdeel B, terug tot en met 1 januari 2023;
-
c.artikel XI, onderdelen A en C, terug tot en met 1 januari 2021;
-
d.artikel XV, onderdeel B, terug tot 1 april 2023;
-
e.artikel XXII terug tot en met 1 januari 2020.
-
-
3.In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen V, onderdelen D en E, X, onderdelen C en D, en XIV, onderdeel B, in werking op 1 januari 2024. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2023, treden zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werken zij terug tot en met het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin.
-
4.In afwijking van het eerste lid, treedt artikel II in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel Ra, van de Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021 in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, treedt artikel II in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin.
-
5.In afwijking van het eerste lid, treedt artikel XXI, onderdeel A, in werking op het tijdstip waarop het bepaalde in artikel 16, derde lid, van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, treedt artikel XXI, onderdeel A, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin.
4