Verslag van de vergadering van 1 april 2014 (2013/2014 nr. 25)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.40 uur
De heer Terpstra i (CDA):
Voorzitter. Wij danken de minister voor zijn heldere uiteenzetting over alle brieven die zijn geschreven. We hebben altijd waardering voor de inzet van de minister om de ideeën die hij zelf heeft, te realiseren. Vanmiddag behandelen wij wederom dit wetsvoorstel. Ik beschouw mijn bijdrage als een soort veredelde stemverklaring. Ik gebruik het woord "veredelde" omdat ik anders vastzit aan de termijn van één minuut. Ik heb mij ingeschreven voor tweeënhalve minuut.
De minister heeft het voorstel heel sterk verdedigd met sociale motieven en met de wens om ongewenste schijnconstructies in diverse sectoren te bestrijden. Deze motivering van de minister kunnen wij geheel volgen en daar hebben wij ook waardering voor. Het verschilpunt is alleen maar de vraag of dit voorstel de juiste methode is om schijnconstructies te verhinderen. Wij hebben zelf de indruk dat dit niet het geval is.
Tevens is onze fractie nog niet overtuigd van de noodzaak het sinds jaar en dag bestaande beloningssysteem in bepaalde sectoren, zoals de dagbladbezorgers en de folderaars, aan te passen aan de systematiek van het minimumloon. Het gaat daarbij over het risico van verdringing op de arbeidsmarkt van ouderen en mensen die moeilijk arbeid kunnen verrichten, en over de uitvoerbaarheid van deze wet. Daarover is de vorige keer al uitgebreid gesproken. Ik zal datgene wat toen is gezegd, niet herhalen.
Naar aanleiding van vragen van de VVD heeft de minister een brief geschreven over de situatie in de bouw. Ook daarvoor hartelijk dank. Maar hierover hebben wij uit de bouw weer brieven gekregen die ook niet allemaal gelijkluidend waren. Wij zijn wel voorstander van een directe bestrijdingsmogelijkheid van schijnconstructies, net als bij de post is gebeurd. Wij zijn voorstander van een meer directe methode dan de methode die met dit wetsvoorstel wordt beoogd. Wij vinden dat iedereen die in een bepaalde sector werkt, zich op termijn aan de cao zal moeten houden.
In Oostenrijk is bij wet bepaald dat iedereen die legaal in Oostenrijk werkt, zich aan de cao moet houden van de bedrijfstak zelf. Nu heeft Oostenrijk ten opzichte van Nederland relatief makkelijk praten omdat de dekkingsgraad van werknemers met betrekking tot de vraag of zij onder de cao vallen, in Oostenrijk veel hoger is dan in Nederland. Daar houd ik dus wel rekening mee, maar ik vind het toch goed hoe de Oostenrijkers het hebben aangepakt. Zij hebben hun wet gelijktijdig ingevoerd met het vrij verkeer van werknemers. Ik zal proberen de wet zonder fouten voor te lezen. Ik lees hem niet helemaal voor, maar alleen de titel. De titel is Lohn- und Sozialdumping-Bekämpfungsgesetz. Die wet is op 1 mei 2011 in werking getreden. Op diezelfde datum werd het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten geregeld. Uit het betoog van de minister heb ik begrepen dat hij bereid is alle goede dingen te onderzoeken. Is hij bereid om deze Oostenrijkse wet ook toe te passen in Nederland? Dan zou je het wetsvoorstel dat nu voorligt, niet nodig hebben.