Plenair Koffeman bij behandeling Initiatiefvoorstel correctief referendum



Verslag van de vergadering van 8 april 2014 (2013/2014 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.51 uur


De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. "De democratie is geen staatsvorm voor bange mensen, niet voor mensen die voor elke politieke beweging of elke politieke verandering angstig zijn." Dat zei Carel Polak, de liberale minister van Justitie in het kabinet-De Jong op 22 mei 1968, in antwoord op Kamervragen van het Kamerlid Kronenburg van de Boerenpartij. Het ging over de toelating van drie buitenlandse studentenleiders en de angst bij de Boerenpartij dat hun opruiende praatjes voor oproer en molest zouden kunnen zorgen. De uitspraak van Polak is vaak herhaald, en ook vandaag tijdens dit debat over het initiatiefvoorstel om een raadgevend of een correctief referendum mogelijk te maken, is de voornaamste vraag of wij het aandurven de burger recht van spreken te geven in prangende kwesties.

Ik wil om te beginnen de indieners van het voorstel complimenteren met hun uithoudingsvermogen en geduld met de genomen horde in de Tweede Kamer. Democratie is niet van bestuurders, maar van de burgers.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):

Ik heb me de afgelopen uren ingehouden als dit soort wijsheden werd gedebiteerd, alsof de tegenstanders van de invoering van het referendum de burgers niet mondig dachten, of daarvoor bang zouden zijn. Heeft de heer Koffeman dat uit mijn betoog kunnen afleiden? Dat heb ik namelijk van geen enkele kant genoemd, en ik ben ook niet van plan om zelfs die suggestie maar te wekken. De VVD heeft juist de mondigheid van de burger zo hoog staan dat wij zeggen: geef de burger een andere plek in het besluitvormingsproces. De burgers zijn mondig en goed opgeleid, en ze weten de politiek heel goed te adviseren.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik zal daarop nog terugkomen. Ik heb niet het idee dat er grote angst sprak uit het betoog van collega Huijbregts, maar het is wel degelijk zo dat het de burger niet in de gelegenheid stellen om zich over een specifiek onderwerp uit te spreken met een groter gezag dan alleen een opiniepeiling, getuigt van angst bij veel politici. Ik wil niet zeggen dat dat haar angst is, maar in veel gevallen wordt dat angstig benaderd. Het is een partijgenoot van mevrouw Huijbregts, de heer Polak, die die angst koppelde aan dit soort gevoelens, niet ik.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik had liever dat de heer Koffeman debatteerde over staatsrechtelijke aspecten die ik genoemd heb.

De heer Koffeman (PvdD):

Zeker, maar daarvoor zal ik mijn betoog eerst afmaken.

De voorzitter:

Over hetzelfde onderwerp, mevrouw Lokin?

Mevrouw Lokin-Sassen i (CDA):

Ja. Ik hoop niet dat de heer Koffeman uit mijn betoog zou hebben opgemaakt dat het CDA zou bestaan uit bange mensen, die bang zouden zijn voor de democratie, want dat heb ik geenszins willen beweren. Ik heb juist één- en andermaal betoogd dat er andere, veel effectievere methodes zijn dan de invoering van deze wetgeving, waar je alleen "ja" of "nee", en dan ook nog achteraf, op kunt zeggen als burger.

De heer Koffeman (PvdD):

In het betoog van de collega van het CDA heb ik wel degelijk veelvuldig gehoord dat de vrees bestond dat referenda kunnen leiden tot allerlei wantoestanden, die ze uitvoerig heeft belicht.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Kan de heer Koffeman dat concreet aanwijzen? Ik heb wel gevaren bij de invoering van een referendum geschetst, in verhouding tot de representatieve democratie. Het gebouw van Thorbecke staat op het fundament van de representatieve democratie, waarna het is verfraaid en uitgebouwd tot een paleis in 1917, toen we allemaal kiesrecht kregen. De evenredige vertegenwoordiging geeft een heel fijnmazig representatief stelsel, waarbij echt alle opvattingen van alle burgers aan bod komen. Als je daaruit een steunbeer weghaalt, kan het hele gebouw in elkaar zakken.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Waar heeft de heer Koffeman in mijn betoog gehoord dat ik bang zou zijn voor democratie?

De voorzitter:

Dan is de vraag helder.

De heer Koffeman (PvdD):

Vrees of angst voor het wegvallen van een belangrijke steunbeer is ongeveer hetzelfde. U noemde het voorbeeld van referenda in de Krim, waar hetzelfde speelt: de angst dat zoiets kan leiden tot resultaten die we met zijn allen niet prettig moeten vinden.

De voorzitter:

Laatste opmerking op dit punt, want we hebben ook nog een tweede termijn.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Ik laat deze woorden geheel voor rekening van de heer Koffeman. Ik herken mij daarin geenszins, en mijn partij ook niet.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat kan natuurlijk.

Democratie is niet van bestuurders, maar van de burgers, althans, zo behoort het te zijn. Met name voorstellen die betrekking hebben op het anders inrichten van onze democratie kunnen niet zonder dat voor te leggen aan de burgers. Het sluiten van een Europees verdrag waarbij soevereiniteit wordt overgedragen aan een verzameling van buitenlandse mogendheden, kan niet zonder expliciete instemming van de bevolking. Ik wil de indieners graag vragen of ze dat met me eens zijn.

Op 1 juni 2005 wees 61,5% van de Nederlandse kiezers de Europese grondwet overtuigend af, met een grote opkomst. De kloof tussen burger en politiek als het gaat om Brussel werd meer dan duidelijk. Guy Verhofstadt vatte de bestuurlijke reactie op de brede afwijzing door Franse en Nederlandse burgers van de Europese grondwet als volgt samen: "We hebben een hond, maar niemand wil het nog een hond noemen. Dus snijden we de staart eraf, naaien het beest een paar andere oren aan en trekken zijn muil verder open. En als iemand zegt dat het beest nog blaft, zeggen we dat het niet waar is." De Partij voor de Dieren vindt het verbijsterend hoezeer politici op een dergelijke wijze de wil van hun kiezers openlijk negeren.

De Partij voor de Dieren acht het onbestaanbaar dat verstrekkende besluiten over de invoering van een bankenunie en zelfs een politieke unie worden genomen zonder de burgers van de verschillende Europese lidstaten daar zeggenschap in te geven in de vorm van een referendum. Uit opinieonderzoek blijkt dat veel kiezers de Europese verkiezingen van 22 mei willen aangrijpen als vervangend referendum over Brussel. In opiniepeilingen geeft twee derde van de bevolking aan, verdere machtsoverdracht zonder referendum onacceptabel te vinden. In die zin is het opmerkelijk dat een van de initiatiefnemers van het correctief en raadgevend referendum, D66, zich met nadruk tegen een referendum keerde dat Burgerforum EU recent nog vroeg. Het argument was dat er de vrees bestond voor uitholling van het middel als "na elke EU-top" een referendum gehouden gaat worden. Zo verwoordde de heer Schouw de stellingname van D66, referendumpartij bij uitstek, tegen het referendum. Ik zou hem en de andere initiatiefnemers willen vragen op welke wijze die vrees betrekking heeft op de nu ingediende voorstellen. Geldt die vrees het aantal benodigde handtekeningen of gaat het ook over het onderwerp? Zijn er ook andere onderwerpen waarvan gevreesd moet worden dat ze periodiek referenda zouden kunnen uitlokken?

Kunnen de indieners ook aangeven hoe ze aankijken tegen de wijze waarop met de uitkomsten van het referendum over de Europese grondwet is omgegaan, toen 85% van de gekozen volksvertegenwoordigers een andere mening over die grondwet bleek te hebben dan 61% van de kiezers daarover had? Hoe zouden ze willen voorkomen dat ook bij toekomstige raadgevende referenda de wil van de kiezer niet wordt overgenomen? Graag een reactie.

De heer Thom de Graaf i (D66):

Ik kan niet uit het betoog van de heer Koffeman halen voor welke vorm van referendum hij is. Is hij voor een raadgevend respectievelijk beslissend wetgevingsreferendum als recht van de burgers of is hij voor een raadplegend referendum, waarbij steeds het parlement moet besluiten of al dan niet een referendum wordt gehouden? Hij suggereert het laatste met zijn opmerkingen over de Europese Unie en de Europese top, terwijl ik me dat eigenlijk niet kan voorstellen.

De heer Koffeman (PvdD):

Welk referendum je ook hanteert, als je de mening van de burgers vraagt of krijgt, moet je die serieus nemen. Als de politiek geconfronteerd wordt met de mening van de burgers in massale opkomst en 61,5% zegt geen Europese grondwet te willen, maar zij dat advies van de burger negeert, is dat een probleem. Dat probeer ik hiermee aan te geven.

De heer Thom de Graaf (D66):

Dat vroeg ik niet. Ik vroeg of de heer Koffeman nu voor een referendum is waarin de politiek de burger vraagt wat hij ervan vindt dan of wel hij voor een referendum is dat door de burgers geïnitieerd kan worden — als een recht van burgers — om uiteindelijk een uitspraak te doen over wetgeving die door beide Kamers is aanvaard.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik vind beide vormen prima. Ik vind het een geweldige manier om de burger te betrekken bij het beleid. Of het nu de overheid is die vraagt wat de burgers van een Europese grondwet vinden of de burger die nog wel wat over zo'n Europese grondwet wil zeggen, ik vind het prima. Maar in beide gevallen zal de overheid de mening van je burgers serieus moeten nemen. Dat is niet gebeurd.

De heer Thom de Graaf (D66):

Dat laatste ontken ik niet, maar ik wil toch nog even precies van u weten of u deze voorstellen goed vindt of dat u eigenlijk ook een wettelijke regeling wilt hebben, waardoor het parlement elke dag wanneer het ons goeddunkt respectievelijk de regering een referendum aan de burger kan uitschrijven. Begrijp ik dat zo goed?

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, wij spreken vandaag over deze voorstellen. Daar ben ik een voorstander van. Toen de burgers werd gevraagd wat zij van de Europese grondwet vonden, werd hun mening niet gerespecteerd. Daar spreek ik over, je moet de mening van de burgers respecteren als zij die op basis van een referendum geven.

Een veelgehoord argument tegen referenda is dat burgers een periodiek mandaat verstrekken aan gekozen politici en in de tussentijd niet gehoord zouden hoeven te worden. De noodrem van de burgers zou ontwrichtend kunnen werken op het democratisch proces. We gaan inderdaad met grote regelmaat naar de stembus; in de afgelopen twaalf jaar waren er vijf keer landelijke verkiezingen. Die frequentie is aanmerkelijk hoger dan de wetgever ooit als ideale interval bedacht. Maar welbeschouwd, worden landelijke verkiezingen steeds vaker cumulatieve referenda. Kiezers switchen met het grootste gemak tussen partijen, waarbij kieskompassen en stemwijzers de dagkoersen helpen bepalen. Die kieskompassen en stemwijzers zijn opgebouwd uit ja/nee-stellingen, waarbij het advies van de kieshulpen dus eigenlijk een referendumcumulatie is. Zo'n gebundelde uitkomst geeft bij de stembusgang echter te weinig weer van de echte motieven van de kiezer om een bepaalde partij te kiezen of om een bepaald beleid te steunen. Je zult als kiezer maar euro-kritisch zijn en bij de afgelopen verkiezingen voor de gemeenteraad op D66 gestemd hebben: wat moet je dan op 22 mei, wanneer de nieuwste partij van jouw voorkeur met nadruk anders denkt over machtsoverdracht aan Brussel dan je zelf doet? Met name in een volatiele kiezersmarkt is het goed als de kiezer zich afzonderlijk kan uitspreken over thema's die met nadruk spelen in de samenleving en de politiek zich ook gehouden weet, de mening van de kiezer serieus te nemen. In die zin is het raadgevend referendum een goede graadmeter en een mooie opstap naar een correctief referendum, gelet op de enorm lange aanloop die de politiek nodig lijkt te hebben om de burger in meer directe zin inspraak te gunnen.

In dat kader heeft de brief van de minister ons ook zeer bevreemd. Daarin gaf hij aan te verwachten na de eerste termijn van de Kamer in dit debat — dus nog voordat de initiatiefnemers en de minister aan het woord geweest zouden zijn — een schorsing te willen vragen. Nog voor dit debat een aanvang had genomen, kwam hij met die aankondiging. Dat wekt verwondering en is vreemd aan de weg die doorgaans gevolgd wordt in dit huis. Kan de minister aangeven waardoor zijn brief werd ingegeven, welke angst er bij hem leeft over de afloop van dit debat en welke andere redenen hij zag om dit debat niet meteen te kunnen afronden? Zijn er verschillen van inzicht binnen de coalitie? Heeft de minister zelf problemen met het voorstel en, zo ja, wil hij die problemen dan misschien met ons delen? Ik krijg daarop graag een reactie.

Wie de betrokkenheid van burgers bij de politiek wil vergroten, moet burgers de kans geven om daar zelf de schouders onder te zetten. Die mogelijkheid is geboden via het burgerinitiatief. Inmiddels is echter voldoende duidelijk dat het burgerinitiatief een te vrijblijvende vorm van participatie is, waaraan de politiek nauwelijks gevolg geeft, waardoor de animo ervoor afvlakt. Wie pleit voor een participatiemaatschappij moet burgers ook alle mogelijkheden tot participatie gunnen. Wie burgers actief wil krijgen, moet activistische burgers de kans bieden in beweging te komen en andere burgers in beweging te brengen. Als 300.000 burgers tegelijk de behoefte voelen om aan de noodrem te trekken, kan de politiek daarvoor niet blind of doof blijven. Activisme in de vorm van referenda verdient aanmoediging, willen wij ons democratisch stelsel heel houden. Activisten verdienen het om gehoord te worden en dan niet alleen door de AIVD of de NSO, zoals nu vaak het geval lijkt.

Natuurlijk zijn er politici die claimen dat bij elke belastingmaatregel burgers in het geweer zouden kunnen komen om die tegen te houden, waarmee het overheidsbeleid verlamd zou kunnen worden. Mijn fractie heeft die angst niet; je kunt in dit land misschien de grootste partij worden door burgers te beloven dat zij €1.000 fiscale compensatie tegemoet kunnen zien als zij op de partij van een veelbelovende politicus stemmen, maar de houdbaarheid daarvan blijkt zeer beperkt als wij naar de huidige peilingen kijken. Beloftes die niet waargemaakt worden, kosten kiezers in een hoger tempo dan ooit eerder het geval was. De coalitiepartijen staan op dit moment op 50% tot 75% verlies in de peilingen. Dat is minder dan anderhalf jaar na de verkiezingen veelzeggend en tegelijkertijd verontrustend als graadmeter van de stabiliteit van onze democratie. Daarom moet de burger meer instrumenten krijgen om de betrokkenheid te tonen en politici te kunnen corrigeren waar dat nodig is. Juist in een periode van grote ongelegitimeerde overdracht van bevoegdheden die raken aan de soevereiniteit van ons land moet aan de burger een verfijnder instrumentarium geboden worden om "ja" of "nee" te kunnen zeggen tegen onderwerpen als ons pensioenstelsel, onze munt, het bankentoezicht en tal van andere onderwerpen die de burger zeer raken en waarover hij zich machteloos en niet gehoord voelt.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Als het correctief wetgevingsreferendum nu al was ingevoerd, voor welke wetten had de heer Koffeman dan in de afgelopen twee jaar — de periode van het kabinet-Rutte-II— graag een referendum willen opstarten, om dat lelijke woord maar eens te gebruiken?

De heer Koffeman (PvdD):

Het is duidelijk dat ik burgers de mogelijkheid wil geven om referenda te vragen. Ik zit hier in de Eerste Kamer en daar heb ik andere mogelijkheden om voorstellen te bespreken. Daar hoef je geen referenda aan te vragen. Ik zou dat ook zelf helemaal niet willen doen.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

De heer Koffeman pleit ervoor om die mogelijkheid aan burgers te geven, omdat hij merkt dat er bij burgers onvrede is. We hebben gezien dat de Tijdelijke referendumwet geen enkel referendum in vijf jaar heeft opgeleverd. Wij zien dat niemand gebruik wil maken van het burgerinitiatief. Zijn dat geen veelzeggende punten op grond waarvan wij ons nader zouden moeten beraden over de vraag wat wij met deze wetgeving aan moeten? In hoeverre dekken deze wetsvoorstellen de problemen die door alle fracties worden aangekaart? Ik ben het daar van harte mee eens. Natuurlijk is de parlementaire democratie voor verbetering vatbaar.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Koffeman deze vraag kort beantwoordt en dan doorgaat met zijn betoog.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik moet collega Lokin zeggen dat ik juist heb aangestipt dat het niet werken van het burgerinitiatief te maken heeft met het feit dat burgers die het burgerinitiatief initiëren, zich niet serieus genomen voelen door de politiek. Er zijn burgerinitiatieven geweest en de burgers die dat gedaan hebben, zijn daar zeer ontevreden over. Zij zeggen dat zij gehoord zijn in het parlement, maar dat er vervolgens niets is gebeurd. Om die reden heb je een verdergaande vorm van inspraak nodig en die is dat je de politiek met meer gezag tot ander beleid kunt dwingen of bewegen als je 300.000 bondgenoten hebt dan nu het geval is.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Koffeman zijn betoog vervolgt. We hebben ook nog een tweede termijn.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik sluit af met de opmerking waarmee ik begon: "Democratie is niet voor bange mensen". Laten wij de burger de kans bieden om via het referendum meer gehoor te krijgen bij de politiek en om zich met meer gezag uit te spreken over onderwerpen die veel mensen na aan het hart liggen dan alleen via opiniepeilingen. Mensen die zich nu niet of onvoldoende gehoord voelen, zouden daardoor meer betrokkenheid bij de politiek kunnen krijgen.

De beraadslaging wordt geschorst.