Plenair Ter Horst bij voortzetting behandeling Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek



Verslag van de vergadering van 8 april 2014 (2013/2014 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.18 uur


Mevrouw Ter Horst i (PvdA):

Voorzitter. De PvdA begrijpt heel goed dat grootstedelijke problemen, die zich overigens ook in kleinere gemeenten kunnen voordoen, soms om onorthodoxe maatregelen vragen. De minister heeft op een rij gezet welke checks-and-balances er zijn als sprake is van een voorstel om deze maatregelen voor bepaalde wijken in te voeren. In de eerste plaats is er dan de gemeenteraad, daarna de minister en dan ook nog de rechter. De minister is uiteraard ook bereid om verantwoording af te leggen aan de Tweede Kamer als hij een beslissing neemt over een verzoek van een gemeente om deze maatregelen toe te passen. De heer De Graaf heeft gevraagd of de minister dat wil doen in de vorm van een voorhangprocedure, dus niet verantwoording achteraf afleggen, maar voorafgaand aan een bepaalde procedure. Een aantal leden van mijn fractie vindt het antwoord op die vraag van de minister ook belangrijk.

De minister verwijst voorts naar de Huisvestingswet als het gaat om beperkingen die nu al kunnen worden aangebracht. Dat begrijpen wij, maar naar onze beoordeling gaat de Rotterdamwet iets verder dan de beperkingen die in de Huisvestingswet staan, vooral als het gaat om het mogelijk discriminerende karakter van de voorgestelde maatregel, namelijk het discrimineren op grond van het hebben van betaald werk. Dat mogelijk discriminerende karakter maakt het absoluut noodzakelijk dat, als je bij wet in de grondrechten treedt, hetgeen mogelijk is, je dat doet op grond van het overtuigend aantonen dat je het doel bereikt dat je beoogt. Je moet kunnen aantonen dat het doel dat je beoogt met de wet, waarmee je in de grondrechten treedt, daadwerkelijk wordt bereikt. De PvdA kan dat uit de huidige evaluatie niet afleiden. De VVD-collega stelde dat ook in klip-en-klare bewoordingen. Dat is de reden dat wij hebben gevraagd om het alsnog laten uitvoeren van een dergelijke evaluatie.

Wat ons betreft gaat het om een onafhankelijke en wetenschappelijke evaluatie, met de volgende doelstelling. Ik heb die zojuist al aangegeven, maar de minister is daar nog niet op ingegaan. Ik herhaal het dus nog even. Wij pleiten voor een evaluatie, met als vraag hoe het woningzoekenden is vergaan aan wie een woonvergunning is geweigerd, welke effecten dat heeft gehad op de andere wijken, of de wet daadwerkelijk effect heeft gehad op de leefbaarheid van de aangewezen gebieden en hoe een en ander heeft uitgewerkt in de gebieden waar de doelgroep zich wel heeft kunnen vestigen. Dat zijn de concrete vragen die wij hebben geformuleerd. Ik vraag de minister nogmaals of hij bereid is nog dit jaar een dergelijke evaluatie te laten uitvoeren, en om, als de evaluatie er is, verzoeken die hem worden voorgelegd over het van toepassing verklaren van de wet niet te honoreren als de evaluatie negatief is uitgepakt. Iets algemener geformuleerd, verzoek ik de minister de uitkomsten van de evaluatie te betrekken bij toekomstige beslissingen ten aanzien van verzoeken van gemeenten om de wet van toepassing te verklaren.