Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.13 uur
De heer Koole i (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Allereerst een woord van dank namens de PvdA-fractie aan de indieners, mevrouw Dijkstra en de heer Schouw. Zoals vaker gezegd, maar het is echt waar: een initiatiefwetsvoorstel brengt het nodige werk met zich mee. Daarvoor alle waardering. Dank ook voor de beantwoording van onze vragen. Dat laatste geldt ook de minister.
Het wetsvoorstel gaat uit van de, ook voor onze fractie, belangrijke principes van non-discriminatie en gelijkberechtiging. In 2000 waren die principes doorslaggevend toen de toenmalige staatssecretaris Job Cohen de Wet openstelling huwelijk verdedigde, waardoor ook mensen van hetzelfde geslacht met elkaar in het huwelijk konden treden. In april 2001 trad die wet in werking.
Voorliggend wetsvoorstel zet een volgende stap en richt zich op de specifieke positie van de ambtenaar van de burgerlijke stand die namens de overheid huwelijken sluit. Sommige van die ambtenaren hebben gewetensbezwaren tegen het sluiten van een huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht. Vanzelfsprekend was al vanaf 2001 bepaald dat dat nooit zou mogen leiden tot het niet kunnen sluiten van een huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht in een gemeente. Evenmin mochten aanstaande echtparen met een dergelijke weigering worden geconfronteerd.
Met voorliggend wetsvoorstel wordt beoogd uit te sluiten dat er nog ambtenaren van de burgerlijke stand worden benoemd die gewetensbezwaren hebben tegen het sluiten van bepaalde huwelijken (zoals tussen mensen van hetzelfde geslacht). In 2000 werd er nog van uitgegaan dat gemeenten voor de problematiek van gewetensbezwaarde ambtenaren praktische oplossingen moesten zoeken, zolang maar in iedere gemeente door personen van hetzelfde geslacht kon worden gehuwd. De omvang van deze problematiek lijkt niet heel groot te zijn. Maar in principiële zin zijn daar inmiddels de nodige bezwaren tegen ingebracht.
Zo stelde de Commissie Gelijke Behandeling in haar advies van 2008 dat een gemeente van nieuw aan te stellen en her te benoemen (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand mag eisen dat zij alle huwelijken voltrekken. Volgens de commissie zal een gemeente in de praktijk deze eis ook moeten stellen om wettelijke verplichtingen na te leven.
Mevrouw de Boer verwees ook al naar het arrest van januari 2013 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat concludeerde in de zaak-Ladele dat het ontslag van een Britse ambtenaar van de burgerlijke stand, omdat zij op grond van haar godsdienst weigerde personen van hetzelfde geslacht te trouwen, geen schending opleverde van art 9 van het EVRM, dat ziet op de vrijheid van godsdienst.
In het voorliggend wetsvoorstel worden deze nieuwe ontwikkelingen verwerkt, zou men kunnen stellen.
De PvdA-fractie onderschrijft deze benadering, ook al lijken de problemen in de praktijk mee te vallen. Het beginsel van non-discriminatie is hier terecht leidend. De overheid is op dit punt neutraal en voor ambtenaren geldt dat zij de wet uitvoeren. Een beroep op gewetensbezwaren is in deze kwestie naar het oordeel van onze fractie niet houdbaar. Wij spreken niet over ambtenaren in het algemeen, maar over een bijzondere categorie: de ambtenaar van de burgerlijke stand. Geen enkele gemeentelijke ambtenaar is verplicht om tegelijk ook ambtenaar van de burgerlijke stand te zijn. Ambtenaren met gewetensbezwaren hebben de vrijheid om niet op deze specifieke functie te solliciteren. Het gaat bovendien om een geschiktheidseis. De vrijheid van godsdienst, die voor onze fractie van groot gewicht is, komt naar ons oordeel met dit wetsvoorstel niet in het geding.
Wij zien niet in waarom de indieners als een van de doelstellingen van de wet de handhaving van de scheiding tussen kerk en staat noemen. Hier gebruiken de indieners naar ons oordeel wel erg grote woorden. Er valt niet in te zien waarom die scheiding in het geding zou zijn: het voltrekken van het burgerlijk huwelijk is in elke gemeente gegarandeerd; gelovigen of kerken worden niet bevoordeeld; kerkelijk recht is niet van toepassing; het kerkelijk huwelijk wordt door de staat niet erkend. Dat verandert ook niet met deze wet. Deze wet is nodig vanuit het non-discriminatie-beginsel, niet meer en niet minder.
Niettemin heeft onze fractie een enkele vraag bij dit wetsvoorstel. In antwoord op vragen van onder andere mijn fractie, over de bijzondere ambtenaar van de burgerlijke stand voor één dag, antwoorden de indieners als volgt:
"De buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor één dag komt niet als aparte categorie in de wet voor. Daarom geldt de nieuwe benoembaarheidseis ook voor hem.
Een andere vraag is, hoe relevant deze eis voor deze ambtenaren is. De benoembaarheidseis zal in het algemeen met zich mee brengen, dat burgemeester en wethouders aan kandidaten voor de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand vragen of zij het denkbaar achten, dat zij — als gevolg van gewetensbezwaren of anderszins — bij het vervullen van hun wettelijke taken onderscheid gaan maken tussen burgers met de in artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling genoemde kenmerken. De initiatiefnemers kunnen zich voorstellen dat hiervan om praktische redenen wordt afgezien, indien het een benoeming met het oog op slechts één bepaald huwelijk betreft."
Kunnen de indieners aangeven wat die praktische redenen zijn?
Mijn fractie zou hierin nog een stap verder willen gaan. Niet alleen praktische redenen nopen ertoe ervan af te zien om te vragen hoe deze bijzondere ambtenaren voor één dag denken over het sluiten van andere huwelijken dan die op die ene dag. Die andere huwelijken zijn immers niet aan de orde, zoals al vaker is gezegd. Dat kan ook worden afgeleid uit het volgende antwoord van de regering op vragen van deze Kamer:
"Een van de kerntaken van een (buitengewoon) ambtenaar van de burgerlijke stand is dat hij of zij bereid is alle huwelijken, die op grond van de wet kunnen worden gesloten, te sluiten. Als een sollicitant niet aan deze kerntaak voldoet, is hij/zij niet geschikt voor de functie."
Uit dit citaat blijkt de speciale positie van de bijzondere ambtenaar voor de burgerlijke stand voor één dag. Hij solliciteert immers niet echt naar deze functie: hij of zij wordt gevraagd. En betrokkene hoeft ook niet bereid te zijn "alle huwelijken" te sluiten, maar slechts dat ene, waarvoor hij is gevraagd.
Daarom vraag ik aan de indieners en de regering of zij die speciale positie van de bijzondere ambtenaar voor de burgerlijke stand voor één dag in de praktijk erkennen, ook al komt die positie niet als een aparte categorie in de wet voor.
De indieners kunnen zich voorstellen dat om praktische redenen wordt afgezien van het vragen aan de bijzondere ambtenaar van de burgerlijke stand voor één dag of hij het denkbaar acht, dat hij bij het vervullen van zijn wettelijke taak onderscheid gaat maken tussen burgers met de in artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling genoemde kenmerken. Zijn de indieners het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het om reden van rechtsgelijkheid onwenselijk is dat de ene gemeente daar wel om praktische redenen van afziet en de andere gemeente niet? Is de regering bereid toe te zeggen dat zij bij de inwerkingtreding van deze wet in een circulaire of op een andere manier aan alle gemeenten meedeelt dat het stellen van genoemde vraag aan bijzondere ambtenaren van de burgerlijke stand voor één dag niet aan de orde is? Dan is er geen novelle nodig. Het is meer een uitwerkingskwestie. Als de regering dat zou willen toezeggen, is er, denk ik, een heel probleem opgelost. In ieder geval is er dan helderheid gegeven. Wij vragen dit met een zekere nadruk aan de regering.
Wij zien de reactie van de indieners en de regering op onze vragen met belangstelling tegemoet.