Plenair Bröcker bij behandeling Verslag tijdelijke commissie GRECO-rapport



Verslag van de vergadering van 17 juni 2014 (2013/2014 nr. 34)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.37 uur


De heer Bröcker i (VVD):

Voorzitter. Ik dank allereerst eenieder die hier vanmiddag een bijdrage aan dit belangrijke onderwerp heeft geleverd en ik dank eenieder ook voor de overall positieve reacties op ons werk en ons rapport. Ik heb mijn betoog over een aantal elementen van het rapport natuurlijk al voorbereid. De thema's die we benoemen zijn ook allemaal consistent en herkenbaar. Toch lijkt het me goed, ook als een soort afhechting namens de commissie, als ik even heel kort langs een aantal zaken loop en daarbij waar mogelijk wat opmerkingen maak naar aanleiding van de discussie en de inbreng van de leden. Daarna kom ik tot een afronding. Ik ken mezelf, maar ik hoop dat toch van de kant van de commissie in de komende twintig minuten te kunnen doen.

De commissie, even ter herinnering, is op 8 oktober 2013 door deze Kamer ingesteld en heeft in totaal elf maal vergaderd. Elf lijkt een groot aantal, maar we doen dat allemaal als nevenfunctie en in deeltijd, dus het moest op dinsdagen gebeuren. Over het algemeen waren onze vergaderingen, in een periode van een aantal maanden, dan ook vrij kort en zakelijk. Op 13 mei 2014 hebben we het rapport aan de Kamervoorzitter aangeboden. Iedereen had vanuit zijn fractie zijn eigen beelden bij het onderwerp. Daarom is er in de commissie als begin principieel gesproken over de verschillen tussen het lidmaatschap van de Eerste en Tweede Kamer, de autonomie van de fracties, de verantwoordelijkheid van het individu en de verdeling van de verantwoordelijkheid over individu en fractie. Ook hebben we de ontwikkelingen binnen politieke partijen erbij betrokken. Uiteraard hebben we ook gereflecteerd op de Eerste Kamer als instituut en de rol van wetgeving daarbij.

Het is al genoemd: het lidmaatschap van de Eerste Kamer is een deeltijdfunctie. Daarin ligt een toegevoegde waarde, maar het brengt ook, wat voor iedereen duidelijk is, risico's met zich mee wat betreft de schijn van belangenverstrengeling. Centraal in onze discussies — die zijn best stevig geweest — stond het uitgangspunt en het grondwettelijk gegeven dat een gekozen Kamerlid een vrij mandaat heeft, met daaraan gekoppeld een verbod van last. Daarbij verwijs ik naar artikel 67, lid 3 van de Grondwet. Dit gegeven beperkt uiteraard de mogelijkheden van dwang en sancties jegens een individueel Kamerlid. De heer Van Boxtel bracht het ook in: in zekere zin is het vrije mandaat ook een waarborg voor integer handelen, in die zin dat het voorkomt dat senatoren gedwongen kunnen worden om in strijd met hun overtuiging te handelen.

Daarmee raak ik aan het punt dat mevrouw De Vries van het CDA inbracht. Zij vroeg zich af hoe een dergelijk vrij mandaat en de rol van de Eerste Kamer zich verhouden tot deelakkoorden die in de Tweede Kamer zijn gesloten. Dit onderwerp is als zodanig uiteraard niet binnen onze commissie aan de orde geweest. Ons werk was primair een reactie op de aanbeveling, maar het moge duidelijk zijn dat politieke binding van fracties en leden van de Eerste Kamer aan politieke afspraken die elders worden gemaakt uiteindelijk altijd op eigen afwegingen en vrijwilligheid gebaseerd zijn. We hebben in de Eerste Kamer voldoende incidenten en avonden meegemaakt waarbij een individueel Kamerlid zijn eigen afweging over zijn stemgedrag wenste te maken. In die zin kan de commissie toch zeggen dat dit soort politieke processen, en de wijze waarop individuen en fracties daarin handelen, naar onze mening primair niets te maken hebben met het onderwerp "integriteit".

Over integriteit wil ik wel nog het volgende opmerken. We kennen het mandaat van individuele Kamerleden en de autonomie van fracties. De commissie heeft unaniem geconcludeerd dat de leden een gemeenschappelijk belang hebben bij de reputatie van de Eerste Kamer. Als een lid van deze Kamer wordt betrokken in een publieke discussie over het wel of niet integer handelen, raakt dit niet alleen het betrokken lid of zijn of haar fractie, maar ook de Eerste Kamer als geheel. Ons rapport is gericht op integriteit in de rol als Kamerlid. Dat is een deeltijd- of nevenfunctie en maatschappelijk zijn de leden allemaal op vele fronten, betaald en onbetaald, actief buiten de Eerste Kamer. In reactie op wat de heer De Lange heeft gezegd, denk ik dat integriteit buiten de Eerste Kamer natuurlijk haar invloed heeft op de beeldvorming rond de reputatie van de desbetreffende persoon in zijn of haar hoedanigheid van Eerste Kamerlid. Als je doorredeneert, denk ik dat de vraag hoe daarmee om te gaan uiteindelijk geen zaak is voor de Eerste Kamer als geheel, maar voor politieke partijen en fracties. Op zich maakte de heer De Lange daarover echter een heel terecht punt. Integriteit is breder, zoals door velen is gezegd. Het gaat verder dan het voorkomen van corruptie, wat toch een beetje de insteek van het GRECO-rapport is. Het gaat ook om betrouwbaarheid en transparantie. Mevrouw De Vries noemde het citaat al: "Doing the right thing, even when no-one is watching". Het gaat niet alleen om adequate regels, maar ook om de juiste houding en mentaliteit van het individuele Kamerlid. Het gaat ook om de juiste cultuur binnen en tussen fracties. Ik wil nadrukkelijk zeggen dat wij een cultuur moeten hebben waarin wij elkaar durven aan te spreken binnen fracties. Als individu en als fractie moeten wij ons openstellen om door anderen te worden aangesproken. Het gaat er niet om, zoals mevrouw Huijbregts van de VVD-fractie zei, dat het verwordt tot naming and shaming, tot schandpalen. Het gaat om een respectvolle en veelal vertrouwelijke dialoog, die bij serieuze kwesties eventueel in het College van Senioren kan worden gevoerd. De commissie ziet daarbij nadrukkelijk een rol voor de Kamervoorzitter. Zij kan waar nodig in vertrouwelijke setting discreet advies geven.

De heer Marcel de Graaff i (PVV):

Ik heb een vraag aan de heer Bröcker. Wil hij een en ander iets concreter maken, zeker als het gaat om het elkaar aanspreken als Kamerlid dan wel als fractie? In de afgelopen maanden heb ik campagne gevoerd voor het Europees Parlement. Ik heb onder meer de volgende termen naar mijn hoofd gekregen: racist, xenofoob, homofoob. Gaat dit zo ongeveer het onderling aanspreken in deze Kamer worden? Of moet ik mij er iets anders bij voorstellen?

De heer Bröcker (VVD):

Ik weet niet hoe ik dit moet beantwoorden. De commissie heeft gesproken over belangenverstrengeling en integriteit. Gezien de nevenfuncties van Kamerleden kan die mogelijke belangenverstrengeling periodiek een punt van discussie zijn. Wij adviseren nadrukkelijk om die discussie op een goede manier binnen fracties te voeren. Het begint bij het individuele lid. De discussie kan binnen fracties worden gevoerd. Waar nodig kan het op een respectvolle en discrete manier — zo zal het in praktijk gaan — tussen fracties worden besproken en desnoods in het College van Senioren. Ik herken de opmerking van de heer De Graaff. Wat hij in de campagne heeft meegemaakt, kan ik echter heel slecht relateren aan de manier waarop wij hier met elkaar omgaan.

De heer Marcel de Graaff (PVV):

Ik vind het jammer dat ik niet echt een helder antwoord krijg op mijn vraag, die blijkbaar niet duidelijk genoeg was. Integriteit is meer dan een individueel Kamerlid dat mogelijk al dan niet om financiële redenen corrupt genoemd kan worden. Wij praten hier over het rapport van de commissie GRECO. Het gaat om een onderdeel van de Raad van Europa die het EVRM als centraal punt heeft. Daar is de Raad van Europa op gebaseerd, daar hangt de raad nauw mee samen. Het gaat dus om veel meer dan corruptie in financiële zin. Waar ligt de grens tussen wat wij nog wel en wat wij niet meer integer noemen? Wat valt erbinnen en wat valt erbuiten? Waarom zouden deze kwalificaties erbuiten vallen en zouden alleen de financiële aspecten erbinnen vallen?

De heer Bröcker (VVD):

Ik heb in antwoord op de heer De Graaff helemaal geen beperkingen aangegeven voor kwalificaties die erbinnen of erbuiten vallen. Het onderwerp "integriteit" heeft heel veel aspecten. Het kan belangenverstrengeling zijn, het kan de schijn van belangenverstrengeling zijn, het kan verdergaan tot het gedrag buiten de Eerste Kamer. Ik heb geen kwalificaties of beperkingen aangebracht. Ik meen dat het gewoon heel breed is neergelegd. Nogmaals, ik begrijp dus niet waar de heer De Graaff op doelt als hij zegt dat er dingen uitgesloten worden.

In ons rapport hebben wij een tekstvoorstel gedaan voor aanpassingen van het Reglement van Orde. In de praktijk zijn regels voor belangenconflicten vaak het belangrijkste onderwerp. Wij hebben daarvoor een korte tekst aangeleverd. Ik noem ook het registreren van geschenken en bepaalde reizen. In de praktijk zal het wel meevallen wat wij aan geschenken en reizen aangeboden krijgen in onze hoedanigheid van Eerste Kamerlid, maar mocht het aan de orde zijn, dan moet dat gemeld worden. De heer De Lange, de heer Nagel of de heer Koffeman ging in op geschenken die Kamerleden krijgen in hun hoedanigheid van vervuller van een nevenfunctie. Dat is een zaak die primair geregeld wordt in de context waarin men die nevenfuncties vervult. Voor commissarissen bij een familiebedrijf of bij een semipublieke instelling worden geleidelijk aan de nodige regels en governanceafspraken ontwikkeld. De commissie richt zich met name op geschenken en reizen die wij aangeboden krijgen in onze hoedanigheid van Kamerlid.

Uiteraard is er gesproken over een parlementaire gedragscode. Het GRECO-rapport spreekt over het parlement en maakt geen onderscheid tussen Tweede en Eerste Kamer. Dan komt natuurlijk de vergelijking op met de House of Lords in Engeland, waar men een dergelijke systematiek hanteert. De commissie is unaniem van mening dat een dichtgetimmerd Reglement van Orde met integriteitsregels vanuit de Eerste Kamer als instituut geen recht doet en in strijd is met de autonomie en vrijheid van individuele leden en de fracties. In reactie op datgene wat de heer De Graaff inbracht of suggereerde: fracties hebben de volledige vrijheid om zelf hun integriteitsbeleid vorm te geven. De commissie doet echter wel een aantal aanbevelingen. Fracties moeten niet alleen inventariseren wat zij al hebben, maar ook kijken waar zaken verbeterd en aangevuld kunnen worden. Ook doet de commissie de aanbeveling dat de regels op schrift komen en openbaar worden gemaakt.

Op dit punt, de aanbeveling met betrekking tot het openbaar maken van die interne afspraken, had ons gewaardeerde lid Faber van de PVV principiële bezwaren. Zij kon daarom uiteindelijk ook het rapport van de commissie niet steunen. Daarvan hebben wij melding gemaakt. Kijkend naar de werkwijze van de commissie en alle onderwerpen die zijn behandeld, moet ik zeggen dat dit het enige onderdeel van onze aanbevelingen is waarover wij geen consensus konden bereiken.

De commissie doet ook een aantal concrete aanbevelingen om het integriteitsbewustzijn te vergroten en, met name, te onderhouden; dit punt werd ook opgebracht door mevrouw Vos. Een start maken met dit soort dingen is goed, maar uiteindelijk is het zaak om dit duurzaam aan de gang te houden en te onderhouden. Een start stelt de commissie in ieder geval voor in de vorm van een introductiebijeenkomst over integriteit voor de volgend jaar nieuw te kiezen Eerste Kamer. Dat is een goed moment om dat te doen. Wij stellen voor om dat bij elke nieuwe Kamer te doen. Daarbij denk ik dat het goed is om de regels die wij straks met zijn allen hebben, wat nadrukkelijker bij elkaar te zetten. Voor mij persoonlijk was het toch een beetje zoeken om de regels die nu op ons, als leden van de senaat, van toepassing zijn, in verschillende wetten, de Grondwet en andere wetten, als een geheel neer te zetten. Het zou goed zijn om volgend jaar bij die introductiebijeenkomst een document te hebben waarin dit niet alleen wat betreft de regels maar ook wat betreft de spirit van ons rapport, op een goede manier wordt verwoord. Ik kijk hiervoor namens de commissie ook naar de Griffie.

Dit onderwerp, evenals de naleving van de regels, dienen naar onze mening periodiek nadrukkelijk in het College van Senioren geagendeerd te worden, structureel ten minste eenmaal per zittingsperiode. Hiervoor moet ook kwaliteitstijd worden vrijgemaakt; dit moet dus niet slechts een van de punten op de agenda zijn. Minimaal één keer per zittingsperiode, logischerwijs ergens in het midden van de periode, zouden wij in het College van Senioren tijd moeten maken om integraal te bekijken hoe de aanbevelingen en onze regels in de praktijk uitwerken. Wij kunnen dan ervaringen uitwisselen en eventuele knelpunten aan de orde stellen. Desgewenst kan dit weer leiden tot bijstelling van het Reglement van Orde en/of aanpassing van de interne afspraken binnen fracties. Het blijft immers een dynamisch proces, zoals door een aantal van de woordvoerders werd opgemerkt. Het aanpassen van die interne fractieafspraken is overigens, zoals gezegd, aan de fracties zelf.

Volgens het voorstel van de commissie zal de Griffie de leden van deze Kamer halfjaarlijks rappelleren om de openbare gegevens over de nevenfuncties te actualiseren. Hierbij zou dan ook — dat vergat ik zonet te noemen — een wat scherpere duiding kunnen komen van de inhoud van de nevenfuncties of, generiek, de inhoud van advieswerk, evenals eventueel de activiteiten van het bedrijf waar men commissaris of toezichthouder is. Met de benamingen en afkortingen die wij nu soms hanteren, is een en ander soms niet helemaal duidelijk voor de buitenwacht. Dit zou dus per halfjaar moeten gebeuren en niet meer per jaar.

Een aantal punten volgt de commissie niet. Een daarvan betreft een lichtere vorm van aanbeveling. Er staan aanbevelingen in het rapport, maar daarnaast biedt het Engels de mogelijkheid om te spreken van opmerkingen "to give consideration". Dat is het knappe van de Engelse taal; die nuances missen wij soms een beetje in het Nederlands. Die hebben wij in dankbaarheid aanvaard. Zo'n opmerking "to give consideration", zo'n lichtere aanbeveling, is om informatie te geven over echtgenoten en afhankelijke familieleden, samen met de "consideration" om die openbaar te maken. Daarbij staat tussen haakjes dat dit niet "necessarily" hoeft. De commissie heeft daarnaar gekeken en, zoals wij hebben toegelicht in ons rapport, hebben wij geconcludeerd dat dit echt een stap te ver is in ons bestel. Nogmaals, wij hebben hier in de Eerste Kamer deeltijdbanen of nevenfuncties. Wij motiveren ook waarom wij denken dat dit niet zo'n verstandig idee is. Dit wil overigens niet zeggen dat dit onderwerp waar nodig niet aan de orde kan komen in fractieoverleg. Wij adviseren echter niet om de suggestie over te nemen om dit openbaar te maken.

Door mevrouw Vos werd nog een ander onderwerp aangekaart waarover wij in de commissie hebben gesproken. Dit betreft voorstellen die worden gedaan door lobbyisten en contacten met lobbyisten. Wij hebben allereerst geïnformeerd wat wij op dit gebied überhaupt hebben rond het Binnenhof. Daarbij hebben wij ook gekeken naar het systeem van de Tweede Kamer. Daar bestaat een lobbyistenregister, maar naar de informatie die de commissie heeft gekregen, staat daarin slechts een beperkt aantal mensen geregistreerd. Het is meer een pasjessysteem; je moet je registreren om een pas te krijgen voor het Tweede Kamergebouw. Dit weerhoudt lobbyisten, hoe je "lobbyist" ook zou willen definiëren, er niet van om contacten te onderhouden met Tweede Kamerleden binnen of buiten het gebouw. Wij hebben dit in de context van de Eerste Kamer bekeken en, misschien een beetje praktisch, geconcludeerd dat contacten met derden horen bij het werk van Eerste Kamerleden. Het ligt naar de mening van de commissie dan ook niet voor de hand om gedetailleerde regels te ontwikkelen voor contacten met derden, inclusief lobbyisten. Daarmee omzeilen wij ook een beetje de definitiekwestie wat een lobbyist is. Een pasjessysteem lijkt ons ook niet opportuun. Wij zijn één dag per week in het gebouw en vier dagen lopen wij buiten rond. Alle leden zullen in de praktijk meemaken dat zij regelmatig door derden, inclusief lobbyisten, worden aangesproken.

Ik hoop dat ik het punt dat mevrouw De Vries maakte met betrekking tot de impact van akkoorden, onder meer op het stemgedrag hier, en integriteit, adequaat heb behandeld. De heer De Graaff maakte een opmerking over systeemtoezicht en handhaving. Hij zei dat in de Eerste Kamer de meerderheid toezicht houdt op de minderheid. Dat staat echter niet in ons rapport. Wij hebben heel nadrukkelijk de individuele verantwoordelijkheid van een Kamerlid benoemd, evenals de autonomie van de fractie. Wel hebben wij aangegeven dat wij een gezamenlijk belang hebben bij de reputatie van de Eerste Kamer. Er is dus totaal geen sprake van dat meerderheden hier minderheden gaan aanspreken. Zoals ook door mijn collega van de VVD werd aangegeven, is dit een proces dat primair binnen de fractie zal moeten plaatsvinden. Vervolgens zou hierover, mocht dit inderdaad echt noodzakelijk zijn, tussen fracties en eventueel in het College van Senioren gesproken kunnen worden. De verwachting van de commissie is echter dat dit alleen bij uitzondering zal gebeuren.

De heer Marcel de Graaff (PVV):

Het rapport spreekt expliciet van "een effectief systeem van toezicht en handhaving". Dat is toch iets heel anders dan wat ik de voorzitter van deze commissie GRECO nu hoor zeggen. Wellicht kan hij uitleggen wat dat effectieve systeem van toezicht en handhaving daadwerkelijk zal inhouden.

De heer Bröcker (VVD):

Doelt de heer De Graaff met de quote over een effectief systeem op de aanbeveling van GRECO op dit punt?

De heer Marcel de Graaff (PVV):

Ik doel op het verslag van de commissie.

De heer Bröcker (VVD):

Ik denk dat dit de woorden zijn die GRECO ook hanteert. Nogmaals, het punt dat de commissie heel nadrukkelijk maakt — dat moet de heer De Graaff aanspreken — is dat het primair de verantwoordelijkheid van een individueel lid van deze Kamer is, vervolgens van zijn fractie en ten slotte mogelijk van zijn partij. De kernaanbeveling is dat hierover binnen fracties heldere regels ontstaan, vuistregels of hoe je ze ook zou willen noemen. Veelal zullen die worden ingebouwd in regels rond integriteit die binnen partijen worden ontwikkeld. Vervolgens moet er binnen de fracties een cultuur worden onderhouden waarin je elkaar op die onderwerpen kunt aanspreken. Dat kan buitengewoon effectief werken.

De heer Marcel de Graaff (PVV):

Het gaat mij erom dat dit uiteindelijk zijn weerslag vindt in het Reglement van Orde. Daar moeten wij ons dan aan houden. Ik hoor graag van de commissie dat wij zeer terughoudend moeten zijn met het aanpassen van het Reglement van Orde.

De heer Bröcker (VVD):

De commissie doet een suggestie. De voorzitter zal straks aangeven wat de volgende stappen zijn met betrekking tot de aanpassing van het Reglement van Orde. Ten aanzien van belangenverstrengeling doen wij de volgende tekstsuggestie. "Ieder lid geeft zich rekenschap van de belangen die hij anders dan als lid van de Kamer heeft en waakt ervoor dat deze belangen niet leiden tot het op oneigenlijke wijze uitoefenen van zijn of haar functie. Dat is de kern en die willen wij graag inbrengen in de fractie. Elke fractie kan die regels naar eigen inzicht verder ontwikkelen, rekening houdend met de integriteitsregels die ontwikkeld worden binnen politieke partijen." Omdat die regels openbaar zijn, hoop ik dat wij van elkaar leren. Wij streven naar een goed, actief en respectvol systeem om elkaar af en toe aan te spreken als dat nodig mocht zijn.

Ik ben ingegaan op de opmerkingen van de heer De Lange. Mevrouw Vos deed een suggestie in verband met awareness, bewustzijn. Wij maken een start met de introductiebijeenkomsten. Dat wordt volgend jaar een bijeenkomst die voorzien is van goede documentatie. Ik kan niet overzien of er bij individuele leden behoefte is aan verdere training. Dat kan wellicht geïnventariseerd worden. Ik kan mij ook voorstellen dat er binnen politieke partijen het nodige gebeurt. Dat laat de commissie graag aan het College van Senioren en aan individuele Kamerleden.

De heer Van Boxtel vroeg naar de vervolgstappen. Deze commissie is klaar zo vermoed ik. In de pauze heb ik dit even gecheckt. Het is een tijdelijke commissie en daar komt nu een eind aan. Uiteindelijk zal de Kamer ons rapport moeten omarmen. Een en ander zal bij de minister van Binnenlandse Zaken ingebracht moeten worden. Het GRECO-rapport heeft ook betrekking op de Tweede Kamer, die op dit punt een beetje achterloopt bij de Eerste Kamer. Er is ook gekeken naar de rechterlijke macht en naar het Openbaar Ministerie. De Nederlandse regering zal voor het eind van het jaar een integraal verhaal moeten sturen in reactie op de aanbevelingen van GRECO.

Een ander traject is dat wij als Kamer aan de gang moeten. Met een zekere voortvarendheid moeten wij het Reglement van Orde oppakken. Er zijn misschien nog ander onderwerpen die meegenomen kunnen worden. Mevrouw Barth heeft al gezegd dat men in de fracties snel aan de gang moet gaan. Wij moeten ervoor zorgen dat dit echt op orde is voordat de nieuwe Eerste Kamer volgend jaar aantreedt.

In reactie op het betoog van de heer Kuiper het volgende. Ik gebruikte het woord "deeltijd" en niet "nevenfunctie". In de praktijk zijn wij allemaal hier in deeltijd actief. Soms is er een duidelijke hoofdfunctie buiten de Kamer, maar soms ook niet en is er meer sprake van een mandje van activiteiten. Het is een heel palet aan mogelijkheden. Ik onderken het tijdsbeslag van het Kamerlidmaatschap, zeker als je een kleine fractie moet runnen. Ik moet nog even zeggen dat de ondervoorzitter, de heer Holdijk, bij alle vergaderingen op de dinsdag aanwezig is geweest. Daarvoor mijn waardering. Het door de heer Kuiper ingebrachte punt moet breder worden opgepakt. Het viel niet in de scope van de commissie.

Ik kom op het betoog van de heer Nagel. Wij hebben gesproken over het publiceren van een lijst met betaalde functies met de inkomens die daarbij horen. De Tweede Kamer kent het systeem van het melden van nevenfuncties, inclusief de beloning daarvoor. Daar zijn het ook vaak nevenfuncties, dus is het functioneel. Dat hangt samen met de vergoeding, de schadeloosstelling van leden van de Tweede Kamer. Bij ons is die functionaliteit er niet. Wij praten over deeltijdfuncties. De commissie is tot de conclusie gekomen dat voor de transparantie de noodzaak van het publiceren van functies en inkomens van de leden van de Eerste Kamer niet aanwezig is. Wij hebben wel discussie gehad over de vraag of moet worden aangegeven of het een betaalde of onbetaalde functie is. Het lijken soms zeer lange lijstjes maar daar blijken dan heel veel onbetaalde functies op te staan. Dat is dan nog steeds een disproportioneel tijdsbeslag, maar om vragen over de balkenendenorm te voorkomen, kan het helpen om aan te geven dat het onbetaalde functies zijn. Er zijn ook senatoren met een hoofdfunctie die qualitate qua een bestuursfunctie vervullen binnen een groep of een sector. Wij hebben gezegd dat er alle vrijheid is om dat aan te geven. Dat is een vorm van transparantie die prima inzicht biedt.

Ik kom tot een afronding in eerste termijn, maar misschien is het wel de gehele afronding. Dat laat ik aan u, voorzitter. Voor het geval de Kamer besluit dat dit de afrondende termijn is, wil ik zeggen dat de commissie in een goede sfeer en zakelijk heeft samengewerkt. Het was voor mij een eer en een genoegen om deze commissie te mogen voorzitten. Ik dank al mijn medeleden hartelijk voor de loyale support die zij mij als voorzitter hebben gegeven bij de diverse, soms netelige, onderwerpen die wij hebben besproken.

De commissie heeft heel veel complimenten gekregen en daar is zij natuurlijk buitengewoon erkentelijk voor. Ik noem ook de uitstekende ondersteuning van de Griffie. De medewerkers hebben zeer veel geduld met ons gehad en hebben ongelooflijk veel teksten geproduceerd. Zij zijn ook politiek bedreven hetgeen zich uit in de redactionele subtiliteiten die de commissie steeds een stap verder brachten. Heel veel dank aan Christward Gradenwitz, Laurens Dragstra die er ook heel veel tijd in heeft gestoken, en Myrna Prenger voor de ondersteuning. Zonder hen hadden wij dit stuk niet binnnen deze termijn kunnen aanleveren.

(Geroffel op de bankjes)

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Ik heb het lid Faber van de commissie gevraagd of zij kan toelichten of zij de overige aanbevelingen van het rapport wel kan onderschrijven.

De heer Bröcker (VVD):

De PVV heeft aangegeven dat zij het rapport niet heeft onderschreven. Het breekpunt was het openbaar maken van fractiegedragsregels. Het staat mevrouw Faber overigens vrij om mij aan te vullen als ik haar niet goed citeer. Namens de PVV kon zij niet met die regels akkoord gaan. Dat hebben wij gerespecteerd en geaccepteerd. Op grond daarvan heeft mevrouw Faber aangegeven dat de PVV het rapport als zodanig niet kan steunen. Zo is het feitelijk gelopen. De samenwerking binnen de commissie, ook met mevrouw Faber, was prima. Het was alleen dit specifieke punt van het openbaar maken. Sowieso was dit een punt van discussie binnen de commissie. Met die aanbeveling aan de fracties kon mevrouw Faber uiteindelijk niet leven.

De voorzitter:

In het College van Senioren is afgesproken dat in principe geen tweede termijn wordt gehouden. Voor de goede orde vraag ik toch of er bij een van de leden nog behoefte bestaat aan een tweede termijn.

De heer Marcel de Graaff (PVV):

Mevrouw de voorzitter, ik denk dat ik de heer Kox nog een antwoord schuldig ben. Hij heeft mij expliciet gevraagd naar de positie van de PVV op het punt van het lid willen zijn van de Raad van Europa.

De voorzitter:

Ik stel u in de gelegenheid om die vraag te beantwoorden. Dit is echter geen tweede termijn maar een antwoord op de vraag van de heer Kox en daar laten we het dan bij.

De heer Marcel de Graaff (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Mijn antwoord op de vraag van de heer Kox over de positie van de PVV op het punt van de Raad van Europa is als volgt. Wij zijn als PVV helemaal niet gecharmeerd van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wij zouden het liefst zien dat Nederland daar geen lid van was. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet aanbevelingen en uitspraken in zaken waarbij nationale lidstaten uiteindelijk ernstig worden beperkt in hun autonomie. Dat heeft op heel veel terreinen betrekking, met name op immigratie en gezinshereniging en dat soort aspecten. Dat betekent dat wij afstand willen nemen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zonder overigens te zeggen dat wij mensenrechten niet toejuichen; dat is een andere discussie. Wij zien het instituut echter niet zitten, dat verdrag zien we daardoor niet zitten en de Raad van Europa zien wij om die reden evenmin zitten. Het betekent niet dat we er geen leden naar afvaardigen. Dat doen wij wel, juist om heel duidelijk het PVV-geluid en het PVV-standpunt ten aanzien van deze aspecten te laten horen.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer De Graaff. Ik denk dat we het hierbij kunnen laten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik concludeer dat de Kamer, met uitzondering van de fractie van de PVV, de conclusies en aanbevelingen van de tijdelijke commissie GRECO-rapport overneemt. Het rapport zal worden toegezonden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op zijn beurt zal de minister de Nederlandse reactie geven aan GRECO. De Kamer zal uitvoering geven aan de aanbevelingen die zij heeft overgenomen, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan de aanbevelingen tot wijziging van het Reglement van Orde van deze Kamer op het punt van integriteit. Dit staat naast de aanbevelingen die zijn gericht aan de fracties en de individuele leden.

Mij rest de commissie hartelijk te danken voor haar werkzaamheden. Ik verleen de commissie decharge. Heel veel dank voor uw werk.

(Geroffel op de bankjes)