Plenair Koffeman bij behandeling Programmatische aanpak stikstof



Verslag van de vergadering van 9 september 2014 (2013/2014 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.04 uur


De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. In 1995 verscheen het boek Het Mestmoeras van Agrarisch Dagbladjournalist Frits Bloemendaal over "het uit de hand lopende mestprobleem, het mislukken van voorgestelde verbeteringen en het vooruitschuiven van beslissingen". Vandaag, negentien jaar later, is veel van wat in Het Mestmoeras beschreven wordt nog steeds actueel. Via Rotterdam kwamen enorme hoeveelheden goedkope soja en tapioca Europa binnen als krachtvoer voor een explosief groeiende veestapel. Al in 1972 luidde Natuur en Milieu de noodklok over de intensieve veehouderij. In het rapport "Bio-industrie, Augiasstal in milieu en landschap" waarschuwde de stichting voor de toenemende bodem- en watervervuiling door het ongecontroleerd uitrijden van grote hoeveelheden dierlijke mest. Toen al reageerde de politiek verontrust op de komst van "mammoetbedrijven", waardoor het gemengde gezinsbedrijf zou moeten plaatsmaken voor reusachtige industriële varkensfabrieken die het milieu nog meer zouden aantasten.

Inmiddels staan wij aan de vooravond van een enorme uitbreiding van het aantal megastallen, omdat de rijksoverheid haar bedenkingen heeft laten varen en de verantwoordelijkheid over de schutting van provincie en gemeenten heeft gekiept. Onderzoekers van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid en het Rijksconsulentschap voor Bodem- en Bemestingsvraagstukken van het ministerie van Landbouw en Visserij waarschuwden vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw voor overbemesting en pleitten voor een veedichtheidsnorm, die de ongebreidelde groei van de veestapel moest voorkomen. De agrarische sector beloofde dat technische vooruitgang het probleem zou oplossen. Dat is niet gebeurd. Nederland is inmiddels op het gebied van stikstofuitstoot de absolute schandvlek van Europa geworden. Nergens heeft de landbouw zo'n verstikkend effect op de natuur als in ons land het geval is.

In 1972 kwam het net opgerichte ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne met de Urgentienota Milieuhygiëne. Daarin werd erkend dat er plaatselijk sprake was van mestoverschotten, maar via mestbanken dacht het ministerie de problemen wel in enkele jaren te kunnen oplossen. Niets bleek minder waar. Tussen 1970 en 1980 verdubbelde het aantal varkens van 5 naar 10 miljoen. Het aantal kippen groeide in dezelfde periode van 60 naar 80 miljoen. Veel veehouders realiseerden zich dat het zo niet lang door kon gaan en zagen de bui al hangen. Velen besloten begin jaren tachtig nog snel een paar extra stallen te zetten en hun veestapel verder uit te breiden. Voor de regen binnen zijn, noemden de boeren dat.

Exact dat is wat op dit moment dreigt met de Programmatische Aanpak Stikstof, die beter de "Symptomatische Aanpak Stikstof" genoemd zou kunnen worden. Al meer dan 40 jaar beloven bewindslieden dat het goed komt, schuiven ze de mest- en stikstofproblemen voor zich uit en beloven ze koeien met gouden horens en zonder mestproblemen voor de toekomst, waarmee ze voorbijgaan aan de ernst van de situatie en waarbij de agrarische sector de inertie van de politiek benut om "voor de regen binnen te zijn", uit te breiden nu het nog kan.

Het ministerie van LNV sprak vertrouwen uit in autonome technische oplossingen voor het mest- en ammoniakprobleem, ook omdat een groeistop van de veestapel niet gezien werd als een haalbare kaart. De veehouderij- en exportbelangen werden daarvoor te groot geacht. Minister Braks ging in 1984 alsnog overstag en kwam samen met minister Winsemius met de Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen, onder boeren beter bekend als de "bouwstop". Deze was onaangekondigd en in het diepste geheim voorbereid om te voorkomen dat veehouders nog snel een uitbreidingsvergunning aan zouden kunnen vragen. Maar de Meststoffenwet trad pas definitief in werking in 1987. Daardoor groeide de varkensstapel tussen 1984 en 1987 alsnog met ruim 3 miljoen dieren naar meer dan 14 miljoen stuks: de sterkste groei ooit!

Vanaf 1987 werden uitrijbepalingen en mestproductierechten van kracht, met een Registratiebesluit, dat bepaalde dat alle dieren geregistreerd moesten worden. In de praktijk gaven veehouders meer dieren op dan werkelijk aanwezig om daarmee ontwikkelruimte voor later te creëren. Dat kon, want er was nauwelijks controle. Fraude regeerde in de landbouw en die ruimte is er nog steeds. Afgelopen jaar waren er 2,7 miljard overtredingen en 100 processen-verbaal, meldt een bron bij Wageningen UR. Een LTO-bestuurder schatte onlangs dat in sommige gebieden 40% van de mest frauduleus verwerkt wordt. We moeten aannemen dat die fraudeurs lachen om de wetgeving die wij vandaag bespreken. Ze kunnen inderdaad de lachende derde zijn, omdat er veel te verdienen valt met mestfraude, bij gebrek aan toezicht en handhaving.

In de jaren negentig sloten de overheid en het bedrijfsleven een mestakkoord. Na 1998 bestond het beleid uit MINAS, het Mineralen Aangifte Systeem, en productiebeheersing in de vorm van varkens- en pluimveerechten. Maar zoals de legendarische koning Midas alles wat hij aanraakte in goud veranderde, zo leek MINAS alles waar het betrekking op had in poep te veranderen. De Nederlandse mestproductie groeide naar 70 miljard kilo per jaar. Dat is 4.100 kilo per Nederlander ofwel 60 keer je eigen gewicht in poep. Probeert u het zich voor te stellen: niet 1 sneeuwpop in de tuin, maar 200 poeppoppen in de tuin van elke gemiddelde Nederlandse doorzonwoning.

Elke kilo melk die een koe produceert, heeft 3,5 kilo mest als bijproduct en elke kilo kaas minstens 35 kilo mest. Probeert u het zich voor te stellen: voor elke kilo kaas die u consumeert, is er een hoeveelheid mest ter grootte van de brandstoftank van uw auto. Er is letterlijk stront aan de knikker en de Programmatische Aanpak Stikstof gaat daar weinig tot niets aan veranderen. Opeenvolgende bewindslieden hebben de situatie decennia lang gierend uit de hand laten lopen, letterlijk, in een systeem van doorschuiven en afschuiven. Ook nu worden er opnieuw geen drastische maatregelen genomen en dat is voor mijn fractie onbegrijpelijk. Dat is het overigens niet alleen voor mijn fractie, want ik spreek deze bijdrage vandaag uit namens de fractie van 50PLUS en OSF. Dat was ik vergeten te zeggen. Er staat niets over dit onderwerp in het regeerakkoord. De staatssecretaris heeft de vrije hand om eindelijk de beloften van de PvdA op het gebied van natuur- en milieuwaarden waar te maken, maar die ambitie spreekt niet uit dit voorstel. Onze taak is om wetgeving te toetsen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Ik heb daar na de schriftelijke beantwoording van de staatssecretaris, waarvoor dank, nog wel een aantal aanvullende vragen over.

Allereerst: de stikstofemissie in Nederland wordt niet gemeten, maar berekend. Tussen berekeningen en daadwerkelijke metingen zitten grote verschillen, op lokaal niveau tot wel 70% en gemiddeld over Nederland 30%. Zelfs bij de metingen zit een foutmarge van plus en min 30%. Met dergelijke verschillen is het niet mogelijk om zelfs maar bij benadering de ontwikkelingsruimte vast te stellen, waar het in het PAS voor de veehouderij om draait. De staatssecretarissen hebben deskundigen opdracht gegeven om te analyseren waar die verschillen vandaan komen, hoewel deze kwestie al vele jaren bekend is. Is het een onlogische gedachte dat de Eerste Kamer de PAS niet eerder in behandeling neemt dan wanneer deze analyse beschikbaar is? Hoe denkt de staatssecretaris daarover? Moeten alle aanvragen voor vergunningen in het kader van natuurbescherming niet per direct bevroren worden? Graag krijg ik hierop een reactie.

De beste methode om de stikstofemissie uit stallen vast te stellen, is natuurlijk gewoon door te meten. Volgens de staatssecretaris kan dat niet, omdat er dan bij elke melkveestal een meter moet staan. Waarom kan dat niet? Er staat in elke stal een melkmachine met een meter en een enorme koeltank voor de melk met een meter. De meeste stallen zijn inmiddels uitgerust met meetapparatuur om het klimaat in de stal te kunnen regelen en er liggen zonnepanelen op het dak met een opbrengstmeter. Daar kan best een emissiemeter bij, zou ik denken, al helemaal wanneer we weten dat er zo grootschalig gefraudeerd wordt in deze sector. Graag krijg ik hierop een reactie.

Volgens de staatssecretaris zijn er ook verschillen in emissie per bedrijfsvoering, per seizoen en per jaar. Ook dat pleit ervoor om te werken met metingen bij de stal. Een melkveehouder kan dan zijn productie sturen op de emissie die ter plekke gemeten wordt. Dat is een prachtig voorbeeld van maatwerk, een begrip waar de sector zo'n warm voorstander van is wanneer reguliere wet- en regelgeving creatief omzeild moeten worden. Dat is het omzeilen van regelgeving, waartoe ambtsvoorganger Bleker zelfs expliciet opriep.

De heer Schaap i (VVD):

De heer Koffeman hecht nogal aan het minutieus meten van alle emissies. Ik ben benieuwd hoe hij dat technisch wil uitvoeren, gezien alle emissiepunten die in en om een stal heen liggen. Dit roept echter ook het idee op dat de koeien dan niet meer in de wei, maar op stal moeten staan, zodat je precies weet wat ze allemaal aan stikstof emitteren.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik ben een voorstander van koeien in de wei, zoals u weet. Het is heel goed mogelijk om na meting vast te stellen welke productienorm je moet toevoegen aan welk type veehouderij. Als je je stikstofnorm gaat omslaan naar geproduceerde liters melk, kan dat heel goed. Na meting en goede testen weet je hoeveel stikstof een liter melk in de wei oplevert en hoeveel stikstof een liter melk in de stal. Dan heb je een prima norm.

De heer Schaap (VVD):

Ik ben diep onder de indruk, want wat de heer Koffeman nu vertelt, is dat wij het moeten berekenen in plaats van meten. Dat is precies wat de staatssecretaris ook heeft gezegd.

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, dan begrijpt de heer Schaap mij verkeerd. Er zal eerst gemeten moeten worden. Op het moment dat er duidelijkheid is over die metingen, kun je vervolgens gaan berekenen. Nu wordt er berekend op basis van een methode waarbij 30% tot 70% verschil zit tussen gemeten en berekende waarden. Dat is een heel groot probleem. Wij zitten in dit huis om handhaafbaarheid te toetsen. De toetsing kan niet plaatsvinden op het moment dat er een verschil van 30% tot 70% is tussen meten en berekenen. Dat kan de heer Schaap waarschijnlijk ook wel volgen.

Ambtsvoorganger Bleker heeft er expliciet toe opgeroepen om de wetgeving te overtreden, te omzeilen. Kennelijk kan er heel veel op dit dossier. Waarom kan Wageningen niet een handig en betaalbaar systeem ontwikkelen om stikstofemissie en melkproductie aan elkaar te koppelen? Is de staatssecretaris van mening dat de veehouderij externaliteiten zelf zou moeten opnemen in haar kostprijs en niet langer gesubsidieerd zou moeten worden voor milieuvervuilende activiteiten? Subsidies kunnen toch nooit de grondslag vormen voor een deugdelijke bedrijfsvoering? Dat vraag ik ook collega Schaap, want vanuit een liberaal uitgangspunt kan subsidie nooit de onderliggende voorwaarde zijn om een bedrijfstak te laten voortbestaan. Graag krijg ik hierop een reactie.

De berekende ontwikkelingsruimte wordt als de PAS in werking treedt vrijwel direct toegekend. De tegenprestatie, vermindering van de uitstoot, hoeft pas in 2030 gerealiseerd te zijn. De via een vergunning toegewezen ontwikkelingsruimte is, nadat de vergunning de procedure heeft doorlopen, onherroepelijk. De tegenprestatie wordt nadrukkelijk op vrijwillige basis geleverd. Dit betekent dat er voor de veehouderij geen man overboord is wanneer in 2030 de rekening wordt opgemaakt en de reductie door de sector niet is gerealiseerd. Zij kan volstaan met de mededeling: we hebben het geprobeerd, maar helaas is het niet gelukt. Uitvoerbaarheid, rechtmatigheid en handhaafbaarheid rammelen aan alle kanten in dit voorstel.

De kans dat het gestelde doel van vermindering van de uitstoot met 10 miljoen kiloton in 2030 niet wordt bereikt is enorm. Dit voorjaar publiceerde Wageningen University een rapport waaruit blijkt dat de emissie uit nieuwe melkveestallen in plaats van kleiner, juist groter blijkt te zijn. Dit rapport bewijst maar weer eens dat er simpelweg een directe relatie is tussen hogere productie en emissie. Wie meer melk produceert, produceert ook meer emissie. De onderzoekers wijzen ook op grote verschillen tussen bedrijven en omstandigheden. Ook deze constatering pleit voor het toewijzen van ontwikkelingsruimte per bedrijf gebaseerd op meting bij het bedrijf en een vergunningensysteem dat productie koppelt aan emissie. Graag krijg ik hierop een reactie.

In de toelichting wijst de staatssecretaris erop dat er maatregelen genomen zullen worden om de emissie tegen te gaan in de stallen, maar dat betreft alleen nieuw te bouwen stallen. Voor boeren die in bestaande stallen de zijwanden eruit halen om betere ventilatie te krijgen en in bestaande stallen hun productie verhogen, gelden deze voorwaarden niet. Een andere maatregel, zoals het volledig onderwerken van mest op veen- en kleigronden, geldt pas vanaf 2017. Als die beperkende maatregel pas in 2017 ingaat, kan de PAS natuurlijk niet eerder ingaan. Hetzelfde geldt voor de niet werkende emissiearme vloeren. Als nu al blijkt dat ze niet werken, kan op basis daarvan geen ontwikkelingsruimte worden gegeven. Graag krijg ik hierop een reactie.

De controle en handhaving zijn in handen gegeven van provincies en gemeenten. In bijvoorbeeld de provincie Friesland vinden controles maximaal één keer in de tien jaar plaats, vooraf aangekondigd. Voor zover er al gecontroleerd wordt, is handhaving niet mogelijk. Het is zonder meting niet mogelijk om aan te tonen dat een melkveehouder zijn ontwikkelingsruimte heeft overschreden. Bovendien, wat valt er zonder sancties te handhaven?

De Raad van State heeft de afgelopen twee jaar honderden natuurbeschermingswetvergunningen vernietigd. De provincies lijken daar niet zo mee te zitten en geven gewoon nieuwe af. Kortom de bevoegde gezagen waar de staatssecretaris naar verwijst, lijken niet de meest geschikte gremia om de controle en handhaving ter hand te nemen. Ook in dat opzicht zijn de rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van deze wet niet goed geregeld. Graag krijg ik hierop een reactie.

Wie echt meent dat natuurbescherming belangrijk is, zal keuzes moeten maken en grenzen moeten stellen aan de vervuiling. Je kunt boeren wel steeds blijven dwingen om te investeren in dure "end of pipe"-oplossingen zoals luchtwassers, maar daarmee breng je ze alleen maar verder in de problemen. Zo'n investering moet namelijk geleend worden bij, bijvoorbeeld de Rabobank. Die stelt als eis dat je zo'n lening alleen maar terug kunt betalen op het moment dat je je veestapel verdubbelt. Dat maakt de problemen alleen maar groter. De berichten van deze week dat de banken geen kredieten meer verlenen aan pluimveebedrijven spreken boekdelen, evenals de prognoses over dramatische, dreigende leegstand op het platteland.

De staatssecretaris stimuleert ongewild de komst van nog meer megastallen naar kwetsbare natuurgebieden als de Peel. Als Kamerlid diende zij in 2011 nog moties in om paal en perk te stellen aan de bouw van megastallen. Als staatssecretaris heeft zij de kans om dat ook daadwerkelijk waar te maken, maar doet zij het tegenovergestelde en is zij wegbereider voor nog meer megastallen. Daar is niemand mee geholpen. De natuur niet, die nog verder vermest en verzuurt, de dieren niet, die weggestopt zitten in luchtdichte megastallen en de boeren niet, die gevangen zitten in het systeem van "get big or get out". Graag krijg ik van de staatssecretaris een reflectie op deze beweging, die de bio-industrie, waar we eigenlijk met zijn allen van af willen, nog verder verankert in ons land. Is de staatssecretaris bereid dit wetsvoorstel terug te nemen tot er voldoende duidelijkheid is over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan?

De rekensom hoeft niet zo ingewikkeld te zijn: als je uit de hele wereld voedsel importeert voor 550 miljoen dieren om het vlees of de levende dieren te verkopen en de mest vervolgens hier te houden, dan is er maar één uitkomst: dat de natuur kapot gaat. Dat is niet alleen mijn stelling, maar dat vond ook minister Veerman bij zijn afscheid, toen hij vaststelde dat het systeem finaal is vastgelopen. Het wordt tijd om te erkennen dat onze natuur bescherming nodig heeft tegen overmatige ammoniakdepositie uit onze vee-industrie. Niet alleen wettelijke bescherming, maar échte, daadwerkelijke bescherming.

De problematische aanpak stikstof, waarover collega Vos ook sprak en die we hier vandaag bespreken, is niet alleen een schijnoplossing, de Partij voor de Dieren heeft ook zeer grote twijfels over de juridische haalbaarheid ervan. De Habitatrichtlijn is niet goed geïmplementeerd, het verslechteringsverbod dat daarin geregeld wordt, waardoor natuurgebieden tegen achteruitgang beschermd zouden moeten worden, wordt door de PAS uitgehold. Ik wil de staatssecretaris vandaag vragen wat zij daaraan gaat doen, vanuit haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van Europese en andere internationale afspraken, wanneer zij tot de conclusie komt dat, tegen de afspraken in, de condities van Natura 2000-gebieden verslechteren. Welke instrumenten heeft zij dan nog in handen om die gebieden zelf te beschermen, nu zij de bevoegdheid om echt in te grijpen uit handen geeft met de PAS? In hoeverre acht ze de wetgeving in dat opzicht uitvoerbaar en handhaafbaar?

De Partij voor de Dieren pleit ervoor om af te zien van invoering van de PAS en om natuurbescherming en het inkrimpen van de vee-industrie als prioriteiten te stellen. Alleen zo kunnen natuurbehoud en -herstel, duurzame voedselvoorziening en arbeidsplaatsen in de agrarische sector op de lange termijn veiliggesteld worden. Graag een reactie.

De voorzitter:

Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.