Verslag van de vergadering van 23 september 2014 (2014/2015 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.07 uur
De heer Reynaers i (PVV):
Voorzitter. Ik heb met belangstelling naar de voorgaande sprekers geluisterd. Ik herken daarin veel van wat ik zelf ook in te brengen heb in dit debat. Ik begin graag met een artikeltje dat ik vanmorgen bij het ontbijt tegenkwam op Telegraaf.nl. De Telegraaf kopte: "Nederlanders: criminelen te kort gestraft. Bijna de helft van alle Nederlanders heeft er vertrouwen in dat misdadigers weer op het rechte pad kunnen komen. Over de wijze waarop dat doel kan worden bereikt, zijn de opvattingen verdeeld. Dat schrijft Trouw. Zo noemt 46% van de Nederlanders een gevangenisstraf hiervoor niet de beste oplossing. Wel vindt 80% dat de opgelegde straffen te kort duren. De helft van de bevolking vindt bovendien dat mensen met een voorbeeldfunctie bij een overtreding zwaarder moeten worden gestraft." De relevantie van dit citaat zal blijken uit mijn betoog. Wellicht zal ik er straks ook nog even naar verwijzen.
Mijn fractie heeft niet deelgenomen aan de schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel. Dat kan over het algemeen twee redenen hebben. Of mijn fractie is het er helemaal mee eens en heeft verder geen vragen. Of mijn fractie ziet helemaal niets in het wetsvoorstel. In dit geval hebben wij te maken met een wetsvoorstel uit de laatste categorie.
De fractie van de Partij voor de Vrijheid beschouwt een gevangenisstraf en elektronische detentie als twee totaal verschillende straffen. In de memorie van antwoord erkent de staatssecretaris dat zelf ook met zo veel woorden. Een gevangenisstraf is vrijheidsbeneming en elektronische detentie is vrijheidsbeperking. In dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid geschapen om de gevangenisstraf gedurende maximaal een jaar voorafgaande aan de vervroegde invrijheidstelling te vervangen door elektronische detentie.
Het zal bekend zijn hoe de PVV denkt over de vervroegde invrijheidstelling. Deze bijna standaard korting op een opgelegde gevangenisstraf is de PVV al jaren een doorn in het oog. Het zal dan ook niemand verbazen dat een korting op deze korting al helemaal niet op de instemming van mijn fractie kan rekenen. Want dat is het: korting op korting. Het lijken wel vlaggetjesweken bij V en J, de doldwaze detentiedagen. Anders kunnen we het niet noemen wanneer er van een gevangenisstraf van zes jaar nog welgeteld drie binnen de muren van een penitentiaire inrichting overblijven. zes jaar, voorzitter! Dan hebben we het over ernstige delicten, misdrijven die streng bestraft moeten worden. Dat zijn wij aan de slachtoffers en aan de maatschappij verplicht.
De bezwaren van mijn fractie zijn behalve politiek ook fundamenteler van aard. Volgens dit wetsvoorstel legt de rechter een gevangenisstraf op en maakt de minister daar, als aan een aantal criteria is voldaan, elektronische detentie van. Naar het oordeel van de PVV-fractie eigent de minister zich daar een bevoegdheid toe die uitsluitend bij een onafhankelijke rechter zou moeten liggen. Dat is een regelrechte inbreuk op de trias politica en is reeds om die reden voor mijn fractie niet aanvaardbaar.
Elektronische detentie en gevangenisstraf zijn wat ons betreft niet hetzelfde. Als de rechter een gevangenisstraf oplegt, mag, nee moet worden aangenomen dat de rechter daar ook een gevangenisstraf mee bedoelt en geen elektronische detentie. Hoe creatief de staatssecretaris de elektronische detentie ook verpakt als een executiemodaliteit, mijn fractie ziet wel degelijk wezenlijke verschillen. Met een pilsje thuis op de bank is toch echt wat anders dan op het spreekwoordelijke water en brood achter de tralies. En ondanks het feit dat elektronische detentie door de gedetineerden kennelijk nog als straf wordt ervaren — hoe is het mogelijk? — komt die voor mijn fractie neer op een onmiskenbare tussentijdse verlichting van de straf. Ook daar wringt wat mijn fractie betreft de schoen.
Op zichzelf kunnen wij ons wel vinden in een systeem van belonen en straffen, van promoveren en degraderen, maar dat dient dan wel plaats te vinden binnen dezelfde door de rechter opgelegde straf. De straf zelf verschiet niet van kleur wanneer een gedetineerde meer of minder privileges krijgt, meer of minder tijd buiten zijn cel mag doorbrengen. De gevangenisstraf blijft daarmee een gevangenisstraf. Het kan best zo zijn dat elektronische detentie een plaats zou kunnen krijgen in ons stelsel van strafrechtspleging, zij het niet als executiemodaliteit maar wel als een door de rechter op te leggen hoofdstraf. Of daar behoefte aan bestaat, laat ik in het kader van de behandeling van dit wetsvoorstel maar even in het midden. Er zijn andere momenten om daarover eens van gedachten te wisselen. Bijzonder is in dit kader ook dat de deelname aan elektronische detentie afhankelijk is van het gedrag van de gedetineerde. De elektronische detentie moet worden "verdiend". Het is dus een beloning voor goed gedrag. De fractie van de PVV beschouwt dit als een inbreuk op het oordeel van de rechter. Een verdachte wordt veroordeeld. De rechter legt een straf op. Die straf staat in relatie tot de ernst van het gepleegde delict en de persoon van de dader. Tot zover alles goed en wel. Maar vervolgens gedraagt de veroordeelde zich binnen de muren voorbeeldig en wordt daarvoor beloond met een korting in de vorm van elektronische detentie. Dat klopt niet. Het gedrag van de gedetineerde mag naar het oordeel van mijn fractie niets afdoen aan de opgelegde straf. Dat goede gedrag is immers van na de veroordeling. En de straftoemeting zag op gedragingen voor de veroordeling. Het een heeft met het ander niets te maken.
Een ander fundamenteel bezwaar is dat de gevallen waarin elektronische detentie kan worden opgelegd, niet in de wet maar in een algemene maatregel van bestuur worden geregeld. Mijn fractie kan zich in die keuze niet vinden. In het voorgaande heb ik reeds toegelicht waarom de PVV-fractie meent dat de elektronische detentie geen executiemodaliteit zou moeten zijn, maar hoogstens een op zichzelf staande hoofdstraf. Het is namelijk een heel andere straf dan een gevangenisstraf. Een regeling in een Algemene Maatregel van Bestuur ligt in dat geval niet voor de hand. De redenering van de staatssecretaris dat dit past binnen het systeem, komt op mijn fractie dan ook nogal gekunsteld over. Als je er maar het juiste etiket op plakt, dan past het vanzelf in het systeem.
Nog een fundamenteel bezwaar, maar minder in het oog springend, is het vereiste van instemming van eventuele meerderjarige huisgenoten. Hoe begrijpelijk ook, kan het wat de PVV-fractie betreft nooit de bedoeling zijn dat een vetorecht komt te liggen bij mensen die geen onderdeel zijn van de strafrechtsketen en zelf ook niet als slachtoffer betrokken zijn. Het valt niet met de doelstellingen van dit wetsvoorstel te rijmen dat iemand die in aanmerking komt voor elektronische detentie en aan alle voorwaarden voldoet, dit toch wordt ontzegd omdat een derde het niet ziet zitten. Helemaal bizar is het dat de medewerking zelfs tussentijds kan worden ingetrokken. In potentie schuilt hierin zelfs het gevaar dat de gedetineerde onder druk kan worden gezet. Zijn huisgenoten kunnen immers dreigen met intrekking van hun medewerking. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit scenario.
Tot zover de principiële bezwaren. Voor het overige constateert mijn fractie dat de staatssecretaris de invoering van elektronische detentie bepleit om drie redenen:
1. De huidige detentiefasering zou tekortschieten en te vrijblijvend zijn.
2. Elektronische detentie zou recidive helpen voorkomen.
3. Er moet een bezuiniging worden gerealiseerd.
Ik begin met de huidige detentiefasering. De bestaande wet- en regelgeving zou onvoldoende mogelijkheden bieden om persoonsgericht en minder vrijblijvend vrijheden toe te kennen. Er zou een welhaast automatische koppeling zijn tussen het regime waarin een gedetineerde is geplaatst en het verlof waarop hij aanspraak kan maken. De huidige vormen van verlof zouden te veel een vanzelfsprekendheid zijn geworden, waaraan geen concreet re-integratiedoel verbonden is en waarin het eigen gedrag en de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde een veel te beperkte rol zouden spelen.
De PVV-fractie herkent veel in deze analyse, maar ik zeg het mevrouw Quik na: dan moet de staatssecretaris daar wat aan doen. In plaats van de huidige detentiefasering aan te passen, minder vrijblijvend te maken en meer toe te spitsen op de individuele gedetineerde, kiest de staatssecretaris ervoor om het bestaande systeem te schrappen en er de elektronische detentie voor in de plaats te stellen. Hulde voor zoveel daadkracht, maar het is toch een beetje van de regen in de drup. Zie al het voorgaande, maar zeker ook het navolgende.
De recidive. Ik heb in de stukken gezocht naar de onderbouwing van de stelling dat elektronische detentie recidive helpt voorkomen, maar ik kom tot de conclusie dat die onderbouwing er niet is. Er blijkt niet of nauwelijks onderzoek te zijn verricht naar een relatie tussen specifiek elektronische detentie en recidive. Dat is opmerkelijk, want ik las ook dat elektronische detentie in Zweden al 20 jaar en in Frankrijk al 16 jaar bestaat. En toch ontbreekt relevant cijfermateriaal. Het onderzoek dat er wel ligt, maakt vooral duidelijk dat begeleiding, training en nuttige dagbesteding bijdragen aan het verminderen van de kans op recidive. Wat elektronische detentie daar op zichzelf nog aan toevoegt is niet duidelijk. Wellicht dat de staatssecretaris dit in zijn antwoord kan toelichten. Dit klemt te meer nu de recidivecijfers — zo stelt de staatssecretaris zelf — de afgelopen jaren toch al dalen. Maar naar de oorzaken daarvan wordt nu juist wel onderzoek verricht. Mijn fractie is er dan ook allerminst van overtuigd dat elektronische detentie op zichzelf wezenlijk bijdraagt aan vermindering van recidive.
Tot slot nog de bezuinigingen. De staatssecretaris heeft ruiterlijk toegegeven dat dit wetsvoorstel is ingegeven door de wens om tot een forse bezuiniging te komen. Prima, mijn fractie juicht doelmatig gebruik van middelen uiteraard toe. Maar de beoogde bezuinigingen lijken boterzacht. Tegenover de te besparen kosten op detentieplaatsen staan immers ook de nodige kosten: voor reclassering, hulpverleners, begeleiding en de toezichthouder. En niet te vergeten de kosten van de afstemming en het nodige overleg tussen de daarbij betrokken personen en instanties. Het komt op mijn fractie bepaald niet goedkoper over; niet als het allemaal goed gaat, en al helemaal niet als zich problemen met de gedetineerde voordoen. Wat er van de boogde bezuiniging van 16 miljoen terecht moet komen, is ons dan ook een raadsel.
Ik rond af. Aan dit wetsvoorstel kleven voor de PVV-fractie te veel politieke, rechtsstatelijke en praktische bezwaren om ermee in te stemmen. Als u het mij vraagt, moeten wij dat ook maar niet doen.