Plenair Ter Horst bij behandeling Elektronische dienstverlening burgerlijke stand



Verslag van de vergadering van 30 september 2014 (2014/2015 nr. 2)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.50 uur


Mevrouw Ter Horst i (PvdA):

Voorzitter. Wederom dank voor de antwoorden van de staatssecretaris en de minister en ook voor de toezeggingen die zijn gedaan als het gaat om het monitoren van het proces. Ik had gevraagd om cijfers over huwelijksdwang, schijnhuwelijken en valse aangiften van geboortes. Over de huwelijksdwang heeft de staatssecretaris in reactie op een vraag van mevrouw De Boer toegezegd, een onderzoek met gegevens daarover aan de Kamer te doen toekomen. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij ook ten aanzien van valse aangifte van kinderen en van schijnhuwelijken de Kamer kan informeren over de mate waarin dat voorkomt. Dat hoeft overigens niet nu, dat kan ook later.

Ik ben blij dat ten aanzien van geboorten de situatie zal verbeteren ten opzichte van de huidige situatie, omdat er een verklaring moet zijn van een arts of een verloskundige. Ik heb het inderdaad net even nagezocht in de wet; het staat erin. Bij trouwen verandert er niet zo gek veel, maar ik vraag de staatssecretaris toch om bij de pilots ten aanzien van elektronische aangifte van trouwen of de registratie van het partnerschap goed te kijken naar de positie van de babs-voor-één-dag. Ik was net de door de staatssecretaris ter beschikking gestelde informatie aan het lezen. Daarbij werd mij duidelijk dat als iemand geen geboortebewijs kan overleggen, hij een beëdigde verklaring moet overleggen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die het huwelijk sluit. Dat kan dus ook, als ik het goed heb, de babs-voor-één-dag zijn. Dat betekent dus dat de enige controle erop is dat men een beëdigde verklaring aflegt aan iemand die voor één dag ambtenaar van de burgerlijke stand is; dat kan een familielid of vriend zijn van degenen die in het huwelijk treden. Die constructie lijkt mij kwetsbaar, maar mijn verzoek aan de staatssecretaris is om in de pilots goed op dat punt te letten.

Wat de financiering betreft vond ik de argumentatie buitengewoon licht. De staatssecretaris zegt: wij vinden dat wij als landelijke overheid deze ontwikkeling niet hoeven financieren, omdat het op vrijwilligheid is gebaseerd. Mijn argument was dat er door de motie-Heijnen over een aantal jaren geen sprake meer zal zijn van vrijwilligheid maar van een verplichting. Daarop zegt de staatssecretaris dat er een efficiencyvoordeel voor de gemeente is. Daarop zeg ik "uit de pilots blijkt dat dat voordeel buitengewoon gering is", waarop de staatssecretaris zegt dat er een efficiencyvoordeel voor de begrafenisondernemers en de burgers is. Zo ken ik er ook nog wel een. Die laatste twee efficiencyvoordelen zijn namelijk niet in het voordeel van de gemeenten. Goed, ik laat het verder zitten, maar ik wil maar even aangeven dat dit niet de allersterkste redenering ever van de staatssecretaris is geweest.

Mijn laatste punt gaat toch weer over de front- en backoffice. Ik ben er noch door de argumenten van de staatssecretaris noch door die van de minister helemaal van overtuigd geraakt dat het verstandig is om pas na het operationeel worden van de frontoffice na te gaan denken over de backoffice. Het enige wat wij kunnen doen — ook wij zullen namelijk voor dit wetsvoorstel stemmen — is de bewindslieden meegeven dat zij de discussie over centrale en decentrale opslag zo snel mogelijk voeren en daarvoor zo snel mogelijk een systeem ontwikkelen.