Verslag van de vergadering van 18 november 2014 (2014/2015 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.23 uur
De heer De Lange i (OSF):
Voorzitter. Traditioneel houdt de Eerste Kamer elk jaar Algemene Financiële Beschouwingen, en vandaag is het weer zo ver. Dit is bovendien de laatste keer dat ik aan deze beschouwingen deelneem, wellicht tot opluchting van sommigen. Natuurlijk zou ik langdurig kunnen ingaan op allerlei kruimels uit de Miljoenennota, maar liever kijk ik naar waar we vorig jaar stonden op financieel-economisch en niet te vergeten monetair gebied, en waar we nu staan. Een debat op hoofdlijnen dus. En om maar met de deur in huis te vallen, op hoofdlijnen is Nederland naar de mening van mijn fractie faliekant op de verkeerde weg; nog steeds en steeds meer. Ik zal die stelling uiteraard onderbouwen.
Vergeleken met een jaar geleden kenmerkt het afgelopen jaar zich door een reeks van trends, trends die mijn fractie voornamelijk als negatief beoordeelt. Ik wil daarbij eerst ingaan op ontwikkelingen op Europees niveau, een Europa waaraan we steeds meer onze financieel-economische ziel en zaligheid verpand hebben. Daarna komt een aantal ontwikkelingen in eigen land aan bod.
Europa blijft economisch steeds meer achter bij de grote machtsblokken in de wereld. Frustratie en stagnatie zijn troef, en de Europese Centrale Bank probeert wanhopig de achterblijvende consumptie en broodnodige investeringen aan te moedigen. Echter, zelfs met allerlei onconventionele middelen die naar de mening van velen het mandaat ver overstijgen, is de bodem van de ECB-gereedschapskist bereikt. Binnen de raad van bestuur van de ECB neemt de aversie tegen het gevoerde beleid en daarmee de tweespalt toe. Het invoeren en handhaven van een extreem lage rente heeft slechts geleid tot een bubbel op de aandelenmarkten tot profijt van weinigen, maar de echte economie, de economie van de gewone man dus, kwakkelt en sukkelt voort. Steeds meer banken gaan over tot het heffen van een negatieve rente op spaartegoeden. De ECB-aanpak is desastreus voor spaarders en pensioenfondsen, en dus voor de huidige en toekomstige Nederlandse gepensioneerden, en het draagvlak in Europa voor dit ''beleid'' is in het afgelopen jaar significant afgekalfd.
Sinds de spraakmakende opstelling van de ECB-voorzitter dat de ECB de euro tot elke prijs zou behouden, is de monetaire economie in Europa pas echt op een hellend vlak beland en is de eurocrisis verder verdiept. Wie niet ziende blind is, kan niet anders dan zich grote zorgen maken over de ontwikkelingen in het afgelopen jaar. Bij de algemene politieke beschouwingen van 14 oktober 2014 heb ik dit als volgt verwoord, maar zoals zo vaak bij deze regering bij onwelgevallige geluiden, bleef iedere reactie uit: "De verschillende verschijningsvormen van de eurocrisis zijn uitgebreid beschreven, zoals daar zijn de economische crisis, de sociale crisis, de schuldencrisis, de bankencrisis, de monetaire crisis, de democratische en soevereiniteitscrisis, de rechtsstatelijke crisis, de intellectuele crisis, de permanente transfercrisis en "last but not least" de politieke crisis. Het kan niemand ontgaan zijn dat de euro van wat een verbindend concept had moeten zijn nu verworden is tot een splijtzwam. Een splijtzwam bovendien tussen de Europese grootmachten Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Wie maar enig historisch besef heeft, zou zich grote zorgen moeten maken over deze ontwikkelingen. We dansen op de vulkaan en het wordt al aardig warm onder onze voetzolen". Met een zekere koppigheid herhaal ik mijn eerder gestelde vraag, namelijk of de regering ondanks al deze overwegingen nog steeds denkt dat we met de one-size-fits-all-euro op het goede spoor zitten.
Niet alleen de aanpak door de ECB is rampzalig, maar ook de Europese Commissie zelf weet van wanten. Het talent van dit elitaire gezelschap om politiek buitengewoon onhandig en contraproductief te opereren, kent zijn weerga niet. Zo was het zonder enige voorbereiding opleggen van een voor Nederland en het Verenigd Koninkrijk gigantische naheffing een politieke blunder "hors categorie''. Dat daardoor een ''exit'' van het Verenigd Koninkrijk steeds waarschijnlijker wordt, wordt afgedaan als onbedoelde "collateral damage". Natuurlijk zijn de bezwaren tegen de naheffing zoals aangevoerd door onze premier en minister van Financiën flinterdun en uitsluitend ingegeven door politiek opportunisme. Willen de echte populisten opstaan? Nederland heeft onverstandig genoeg bindende afspraken in Europees verband gemaakt en "pacta sunt servanda".
Helaas blijken voor de EC sommige Europese dieren meer gelijk dan andere. Reeds in 2003 lapten Duitsland en Frankrijk ongestraft budgettaire afspraken in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact aan hun laars. Proef trouwens die term eens op het puntje van uw tong ... Stabiliteits- en Groeipact ... Een land als Frankrijk heeft nog steeds weinig geleerd en komt nog steeds zijn afspraken niet na. Sterker nog, de huidige spelregels belonen juist een
land dat een slecht economisch beleid voert met krimp als gevolg, waarna het vervolgens beloond wordt met extra steun van een miljard euro.
Nu gun ik Frankrijk graag het recht om baas in eigen huis te zijn, maar de gevolgen van deze handelwijze komen direct of indirect ook neer op het hoofd van de Nederlandse belastingbetaler. Immers, de stagnerende economische ontwikkelingen van de laatste jaren hebben veel te maken met het niet nakomen van afspraken door sommige landen. Niettemin pakt de EC Frankrijk met fluwelen handschoentjes aan en krijgt het land opnieuw respijt. In dat verband is het natuurlijk curieuzer dan curieus dat de voormalige Franse minister van Economie, Financiën en Industrie van 2012 tot 2014, die verantwoordelijk was voor dit "beleid" nu de Eurocommissaris van Economie en Financiën is, die geacht wordt Frankrijk aan zijn afspraken te houden. Wie dat gelooft is toe aan een langdurig verblijf in een ruimte met muren geschilderd in milde pasteltinten. Ook de voorzitter van de EC bevindt zich in lastig LuxLeaks-vaarwater omdat hij als voormalig premier van Luxemburg afspraken met grote internationale ondernemingen zou hebben gemaakt, met grootschalige belastingontwijking als gevolg. Zo zaagt de Commissie vrolijk verder aan de toch al wankele poten onder de eigen stoel. Graag verneemt mijn fractie in enig detail van de regering waarom Nederland als gekke Henkie zijn verplichtingen zou nakomen, als de grotere economieën in Europa dat aantoonbaar niet doen.
Door de hier genoemde activiteiten van ECB en EC is in het afgelopen jaar de kritiek op de one-size-fits-all-euro aangezwollen tot een ware vloedgolf. Met name in Duitsland, Frankrijk en Italië, maar gelukkig ook steeds meer in Nederland, kunnen we in de media kennis nemen van kritische artikelen en geluiden die de uitzichtloosheid van het beleid in de eurozone aan de kaak stellen. Met name in de Duitse media wordt uitgebreid gespeculeerd over het einde van de euro en worden alternatieve voorstellen gepresenteerd. Ook in Nederland ontstaat steeds meer draagvlak voor alternatieven, waarbij ik opnieuw nadrukkelijk de aandacht vraag voor een oplossing van Nederlandse bodem, ''The Matheo Solution" (TMS), die al in 2010 is voorgesteld en daarna verder uitgewerkt. Dit ondanks de recente verklaring van de minister van Financiën in de media dat hij "niet was ingehuurd om over
scenario's na te denken". Mijn fractie krijgt helaas steeds meer de vertuiging dat in het huidige regeerakkoord nadenken sowieso in de ban gedaan is. Meent de regering dat het scheppen van een permanente financiële transferunie met jaarlijks miljardenoverdrachten van Noord- naar Zuid-Europa de snelweg naar stabiliteit en economische groei in de eurozone is?
Dat de euro ten dode opgeschreven is tenzij er een Europese politieke unie tot stand komt, wordt ten langen leste algemeen aanvaard. De ontwikkelingen van het afgelopen jaar geven aan dat het visioen van zo'n politieke unie steeds verder achter de horizon verdwijnt, als het al ooit als realistisch punt op de horizon in plaats van als "fata morgana" fungeerde. De weerzin van de Europese burger tegen de Brusselse technocratie groeit zienderogen. Krachtige afscheidingsbewegingen in Schotland en Catalonië, een sterke opkomst van eurokritische partijen in Frankrijk, Engeland, Duitsland, en Italië en een sterke toename in het aantal gedesillusioneerde en economisch noodlijdende burgers in ons werelddeel, maar ook in Nederland zijn naar mijn mening evenzovele tekenen aan de wand. Steeds meer mensen beseffen dat eurosceptici — of eurorealisten zoals ik hen liever noem — de gematigden zijn en de eurofielen juist de extremisten. Graag verneem ik welke beleidsconclusies de regering verbindt aan deze ontwikkelingen, die Europabreed geleid hebben tot zoveel frustratie en stagnatie. Denkt de regering dat het "doormodderscenario" waar zij nu al jaren aan vasthoudt, bij benadering voldoet aan de redelijk te stellen eisen van toekomstbestendigheid en duurzaamheid, om er maar een paar modieuze kreten op los te laten? Of is zelfs het woord "scenario" volledig taboe?
En dan nu naar de situatie in eigen land. Toen minister Dijsselbloem benoemd werd tot voorzitter van de eurogroep, werd door de regering breed uitgemeten hoe belangrijk het was dat een Nederlander deze post bekleedde. Mijn fractie heeft altijd grote twijfel geuit over deze zienswijze, omdat er te gemakkelijk een spanningsveld zou ontstaan tussen de verantwoordelijkheden van de voorzitter van de eurogroep en die van de minister van Financiën. Onlangs bleek, in elk geval tot de verbijstering van mijn fractie, dat de voorzitter van de eurogroep en zijn "alter ego" de minister van Financiën beiden niet op de hoogte zouden zijn van een enorme naheffing van 642 miljoen euro. Dat er dan iets grondig mis is met allerlei vormen van simpele communicatie moge duidelijk zijn. Kan de regering nog eens in enig detail uitleggen waaraan de voordelen van het Nederlandse voorzitterschap van de eurogroep voor de burgers van dit land in de afgelopen periode aan af te meten waren?
Als we over het financieel beleid in ons land spreken, kan de toezichthoudende en controlerende rol van de Nederlandsche Bank niet buiten beschouwing blijven. Dat in de financiële en met name de bankensector zeer grondig toezicht niet mag ontbreken, hebben we allemaal tot op de huidige dag tot onze schade mogen ervaren. Dat speelt te meer, omdat Nederland in vergelijking met het nationaal product een wel erg grote bankensector heeft. We zijn een soort groot IJsland. Dat dit enorme risico's met zich meebrengt, is helaas een experimenteel feit gebleken.
En dan doet zich nog een merkwaardig verschijnsel voor. Nederland geeft het toezicht op zijn aanzienlijke bankensector geheel uit handen en nog wel aan de ECB. Deze fundamentele stap werd begeleid door tenenkrommende retoriek over de zegeningen van de bankenunie. Een zoveelste ronde stresstests, uitgevoerd door de ECB, zou opnieuw het vertrouwen in de zieltogende en weinig vertrouwenwekkende bankensector moeten versterken. Naar de mening van velen stelde ook deze stresstest weer weinig voor, maar niettemin kwam zo'n 10% of 20% van de Europese banken niet door die test heen. Hoe nu verder? Wie garandeert dat met name in Zuid-Europa de disfunctionerende banken niet geheel volgens de daar heersende traditie opnieuw met overheidssteun overeind gehouden zullen worden? Of worden de problemen deels afgewenteld op de spaarders en moet er daarom een Europees depositogarantiestelsel komen, met opnieuw grote financiële transfers van Noord naar Zuid? Kan de regering uitleggen waarom het zo'n goed idee was om de zeggenschap over de Nederlandse banken van DNB naar ECB over te hevelen? Kan de regering keihard garanderen dat de Nederlandse spaarders, de huidige en toekomstige gepensioneerden in eigen land, de Nederlandse belastingbetaler, of de Nederlandse bankensector niet opnieuw de klos worden?
Op basis van een eenzijdig en controversieel bezuinigingsbeleid conform de Europese neoliberale richtlijnen zijn diverse inperkingen van de sociale zekerheid nog maar zeer onlangs met wisselende meerderheden aangenomen. Door de onverantwoordelijke haast met deze stelselwijzigingen worden de rampzalige gevolgen voor doorgaans de zwakkeren in onze samenleving, zoals jongeren afhankelijk van de jeugdzorg, voor gehandicapten, en voor hulpbehoevende ouderen nu voor iedereen schrijnend duidelijk. Dat de vele critici binnen en buiten de politiek hiermee in het gelijk gesteld worden, biedt weinig soelaas voor de slachtoffers van dit betreurenswaardige beleid. Dat deze ingrijpende voorstellen vooral beperkte budgettaire doelen dienden, werd door de regering niet bestreden. Kan de regering nu aangeven in hoeverre de vloed aan problemen, die nu over de zwakkeren in onze samenleving worden uitgestort, het realiseren van de voorgenomen bezuinigingen in de weg staat? Of denkt de regering, ondanks alle negatieve publiciteit en inhoudelijke problematiek, nog steeds de bezuinigingsdoelstellingen te kunnen realiseren? Natuurlijk besef ik dat de lange reeks aan inconvenient truths niet tot beleidswijzigingen van deze regering zal leiden. Niettemin zou het van politieke moed getuigen als de regering bij uitzondering eens grondig op de aangevoerde argumenten zou ingaan. Dit zou een wijziging ten goede betekenen en wellicht leiden tot een evenwichtige discussie op basis van controleerbare feiten en scenario's. Ik vrees echter dat de mallotige ophef over zwarte piet ons aller onbelemmerde zicht op de zorgwekkende economische en monetaire werkelijkheid heeft versluierd. Dit zou pas echt een zwart scenario zijn! Niettemin wacht ik met belangstelling de reactie van de regering op mijn vele vragen af.
De voorzitter:
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dit is niet het geval. Ik schors de vergadering tot 18.45 uur. Wij hebben de voor vanmiddag geplande schorsing niet door laten gaan, omdat het debat is uitgelopen. Er is nu een informatiebijeenkomst over het Belastingplan. De woordvoerders kunnen hieraan deelnemen.