Plenair Reuten bij voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 18 november 2014 (2014/2015 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.08 uur


De heer Reuten i (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik heb in eerste termijn een wat somber beeld geschetst van de Nederlandse situatie ten opzichte van die in het eurogebied en de rest van de wereld. Ik benadruk echter het volgende. Ik wil niet de indruk wekken dat ik denk dat de regering niet oprecht is in wat zij meent te moeten doen gelet op haar koers, die volgens haar de goede is. Niettemin verschillen wij van mening over het hoe van de economische politiek.

Ik wil op één kwestie nog verder ingaan en dat betreft de investeringen. De minister zegt dat het wel goed komt met die investeringen. Ik kijk even naar de private investeringen als aandeel van het bbp in de jaren 2007-2015. Dat aandeel verloopt van 22, 22, 21, 20, 20, 19, 18, 18, naar 18 in 2015. Daarbij is het bbp over die periode gedaald met 100 miljard in totaal. Het aandeel investeringen in het bbp heeft betrekking op een steeds meer dalend bbp. Die steeds lagere investeringen over een lager bbp stemmen mij niet gerust. Ik ben wat dat betreft somberder dan de minister. Gaan wij over van een grote recessie naar een stagnatie en een depressie? Ik hoop van niet, maar ik vrees wel. Mijn indruk is dat de investeringen niet vanzelf op gang komen en dat de overheidsinvesteringen daarbij een belangrijke schakel moeten zijn. Dat zeggen veel vermaarde economen, Summers ook, maar het IMF gaat ook die kant op.

Ik dank de staatssecretaris voor zijn efficiënte beantwoording. Die was helder en zonder omhaal. Dat waardeer ik zeer. We zijn het over een aantal dingen eens. We zijn het erover eens dat wij een andere definitie van het begrip "vermogen" hanteren. We zijn het erover eens dat de definitie van het CBS van het vermogen van huishoudens de enige is waarbij het eventueel gaat over belastbaar vermogen. We zijn het er ook over eens, kijkend naar de "25%-groepen" waarvan wij de volledige cijfers over 2010 hebben, dat die allemaal een totale belastingdruk hebben van ongeveer 30%, inkomstenbelasting plus indirecte belasting. We zijn het ook eens over de welvaartswinst als gevolg van een verlaging van de arbeidskosten via een verlaging van het loonbelastingdeel van de inkomstenbelasting. Dat gaat werkgelegenheid opleveren. In die zin is dat welvaartswinst. Daar zijn wij het ook over eens. De vraag is vervolgens, maar daar is de staatssecretaris niet op ingegaan, hoe we dat gaan financieren. Daar lopen de meningen tot nu toe over uiteen. Wordt het alternatief — ik noem de belangrijkste twee — gevormd door de indirecte belastingen of de vermogensbelasting?

De voorzitter:

Houdt u de tijd in de gaten? U bent bijna aan uw tijd.

De heer Reuten (SP):

Ja. Ik heb de indruk dat de VVD en de PvdA daar wat anders in staan. De PvdA ziet een vermogensbelasting als een serieus alternatief, maar de VVD wil meer de richting van een vlaktaks op. Echter, in feite hebben wij al een vlaktaks op basis van de cijfers van 2010. Een verhoging van de indirecte belastingen gaat leiden tot een degressieve belasting in Nederland. Is de staatssecretaris voornemens om voor het eerst sinds begin 1900 de richting op gaan van een degressieve belasting? De vraag is of een vermogensbelasting niet meer tegemoetkomt aan de algemene ideeën over progressieve, dan wel degressieve belastingen in Nederland.