Verslag van de vergadering van 25 november 2014 (2014/2015 nr. 9)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.20 uur
De heer De Lange i (OSF):
Voorzitter. Laat ik beginnen met mijn dank uit te spreken aan de staatssecretaris voor de zeer uitgebreide en adequate beantwoording van zeer veel vragen. Dat is geen beleefdheidsfrase; die opmerking is zeer terecht. We kunnen spreken van een goed debat. Als dat uit mijn mond komt, is dat geen beleefdheidsfrase, want als het niet zo is, zeg ik het ook. Ik heb een heel goede indruk gekregen van de oprechtheid van de staatssecretaris. Ik ben onder de indruk van de inspanningen die hij geleverd heeft en van zijn motivatie. Dat zijn allemaal heel positieve zaken. Het wetsvoorstel dat vanavond voorligt, is technocratisch. De staatssecretaris heeft echter overtuigend betoogd dat hij wel degelijk oog heeft voor de elementaire belangen van de cliënten, hoewel dat naar mijn mening in de tekst van het wetsvoorstel zelf onvoldoende aan de orde komt. De staatssecretaris heeft dat aangevuld. Dat is allemaal goed.
Nu komen we bij het onderdeel "niettemin". Het gaat om een zeer complex wetsvoorstel, waarvoor zeer weinig tijd is uitgetrokken. We kunnen er niet omheen dat dit wetsvoorstel tot grote onzekerheid bij zeer veel kwetsbare mensen heeft geleid. Er zijn te veel losse eindjes. De onzekerheid bij de cliënten is groot. Ook bij de mantelzorgers is de onzekerheid groot; dat is nog niet aan de orde gekomen. Bij veel mantelzorgers — ik ken er een paar — bestaat het gevoel dat datgene wat uitbetaald wordt aan een overmaat aan consultants toch een beetje ten koste gaat van de mensen die het eigenlijke werk in de zorg doen. Dat is een punt van zorg.
Het optimisme van de staatssecretaris is aanstekelijk. Hij moet ook optimistisch zijn, want dat is de enige manier om dit wetsvoorstel erdoor te krijgen. Dat waardeer ik. Niettemin zullen de problemen in de komende periode — die komende periode zal langer zijn dan wij met zijn allen wensen — groot zijn en groot blijven. Mijn oorspronkelijke oordeel over het wetsvoorstel is dus niet veranderd, ondanks mijn waardering voor het debat van vanavond.
Ik kom bij de motie. Deze is door mijn fractie van harte ondersteund, omdat het van het allergrootste belang is dat de voorziening in elementaire noden van kwetsbare mensen geregeld wordt, bij voorkeur in de wet. Nu mag worden betoogd dat een AMvB een goede oplossing is — dat werd ook betoogd — maar mijn standpunt is eenvoudig: er is een wetsvoorstel dat ik ken en er is een AMvB die ik niet ken. Mijn pleidooi is om in het wetsvoorstel simpelweg toe te voegen dat de elementaire belangen van kwetsbare mensen daarin verdisconteerd worden. Een AMvB? Het zal allemaal wel, maar ik ben niet bereid om erop te wachten. De urgentie is te groot; het moet in het wetsvoorstel ingebouwd worden.