Plenair Essers bij voortzetting behandeling Belastingplan 2015



Verslag van de vergadering van 16 december 2014 (2014/2015 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.19 uur


De heer Essers i (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de ambtenaren hartelijk voor de heldere beantwoording van onze schriftelijke en mondelinge vragen en voor het open debat dat we gevoerd hebben. Ik zal naar goed gebruik beginnen met de zegeningen. Daarna zal ik enige zorgen uiten. Ik zal afsluiten met kritiek.

De voorzitter:

En dat alles binnen acht minuten, maximaal?

De heer Essers (CDA):

Precies.

De heer Van Boxtel i (D66):

Volgens mij is dit de omgekeerde volgorde dan waarop dit in de kerk gebeurt. Daar begint het met kritiek. Vervolgens komen de kritiekpunten en daarna volgen de zegeningen.

De heer Essers (CDA):

Ja, maar dit heeft te maken met het uiteindelijke stemadvies dat ik zal uitbrengen, mijnheer Van Boxtel. Ik waarschuw de Kamer dus maar alvast.

De zegeningen zijn echter niet minder gemeend. Ik ben aangenaam verrast door de houding van de staatssecretaris ten opzichte van fiscaal instrumentalisme. Ik denk dat er op dat punt maar heel weinig verschil van mening bestaat. Je kunt natuurlijk discussiëren over het tempo waarin het een en ander moet plaatsvinden. Ik kom daar zo meteen op terug. Ik denk echter dat wij onnodige ballast bij de belastingheffing waardoor het gecompliceerd wordt, er spanning ontstaat met het gelijkheidsbeginsel en het onuitvoerbaar wordt voor de Belastingdienst, zo veel mogelijk moeten terugdringen. Ik denk dat we in dat verband heel kritisch moeten kijken naar de milieubelastingen. Ook ik ben voor een duurzaam stelsel, maar ik vind het toch wel een teken aan de wand dat Nederland de derde in Europa is — hoezeer je ook kanttekeningen kunt zetten bij die lijstjes — wat betreft milieubelastingen. Ik vind daarom dat de vraag terecht is of de effectiviteit zo groot is als wij denken of dat dit gewoon ordinaire lastenstijgingen zijn.

Wij zijn het verder eens over de hoofddoelstelling van de belastingherziening, namelijk het terugdringen van de wig. De arbeidskosten moeten omlaag. Op dit vlak is volgens mij het voornaamste verschil van mening het tempo waarin het een en ander moet plaatsvinden.

Een andere zegening is de reactie van de staatssecretaris op mijn vraag over de manier waarop het rulingbeleid, dat zich in alle vertrouwelijkheid moet afspelen, zich verhoudt tot de controletaak van het departement. Ik ben blij met het antwoord van de staatssecretaris, want ik vind het aan de ene kant getuigen van prudentie, maar aan de andere kant ook van begrip voor de situatie van het parlement. Ik ben heel blij met de toegezegde notitie. Ik ga ervan uit dat die zo snel mogelijk komt, maar in ieder geval in het voorjaar, zodat wij die in deze samenstelling nog kunnen behandelen. Ik zou daarbij graag de rol van artikel 68 van de Grondwet betrekken. Daarin staat dat je, als een parlement informatie wil hebben, dit verzoek moet inwilligen, tenzij een staatsbelang zich daartegen verzet. Hoe verhoudt zich dat nu met die rulings, zonder dat de vertrouwelijkheid van de informatie in het gedrang komt, want daardoor zouden wij er uiteindelijk qua concurrentiepositie slechter uitkomen?

Nu ga ik op iets van een heel andere orde in, maar wie de details niet eert, kan ook het grote geheel niet aan. Ik kom te spreken over de wettelijke oplossing die is toegezegd voor de situatie van opvangtehuizen en de werking van de partnerregelingen bij de belastingen en toeslagen. Ik ben blij dat er een wettelijke oplossing komt. Het verbaast mij enigszins dat er geen praktische oplossing denkbaar was, want als het wettelijk kan, zou het praktisch toch eigenlijk ook moeten kunnen. Zo lijkt het in ieder geval. Graag zou ik willen weten om welke termijn het in dit verband gaat. De staatssecretaris zegt dat hij volgend jaar met een wetswijziging komt. Ik mag aannemen dat die zo ruimhartig mogelijk gaat terugwerken, zodat zo min mogelijk mensen geconfronteerd worden met de moeilijke situatie dat ze in een keer partner worden van iemand die ze helemaal niet kennen.

Mijn zorg heeft te maken met de hele BEPS-ontwikkeling. Ik waardeer de opstelling van Nederland in de discussie over de wet, maar ik kan mij toch niet aan de indruk onttrekken dat er een uphill battle gaande is van de kleine landen ten opzichte van de grote landen. De staatssecretaris noemde het voorbeeld van de innovatiebox. Ik heb het idee dat Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hier een een-tweetje hebben gespeeld. Met name het Verenigd Koninkrijk heeft hier toch nog wel wat uit te leggen, omdat men daar eigenlijk een soortgelijke box had als wij. Wij kunnen wel proberen wat wij willen, maar uiteindelijk boeten wij qua positie in. Dat is nu net wat die grote landen willen, want zij hebben een grote belastingachtergrond en wij hebben maar een klein belastinggebied. Ik maak mij serieus zorgen over de rol van de democratie. Straks worden ons toch conclusies voorgelegd die min of meer voldongen feiten zijn en dan is het tekenen bij het kruisje. Ik hoop van harte dat wij zo veel mogelijk betrokken zullen worden bij dat proces, zodat wij onze inbreng kunnen leveren.

Nu kom ik met de kritiek. Die is er uiteraard ook. Het zou na mijn inbreng in eerste termijn gek zijn als ik nu alleen maar lovend was. Wij zijn heel kritisch op het feit dat dit kabinet de lastenverhogingen van de laatste jaren in dit Belastingplan niet wenst terug te draaien. Integendeel, er komen weer lastenverzwaringen bij.

Twee zware verhogingen die wij in het verleden al hebben aangedragen zijn de accijnzen en de verhuurderheffing. De accijnzen worden nu weer geïndexeerd. Ik heb begrepen dat dit in Duitsland niet plaatsvindt. Relatief gaat de positie in de grensstreek dus weer achteruit. Verder heb ik de staatssecretaris nog helemaal niet gehoord over de verhuurderheffing. Ik weet wel dat die onder een ander ministerie valt, maar de staatssecretaris vertegenwoordigt de regering. Ik blijf erbij dat de verhuurderheffing erg slecht is voor de ontwikkelingen in de woningmarkt. Wij hebben laatst weer de berichten gezien dat woningcorporaties grote reserves aanhouden. Die zouden ze eigenlijk moeten benutten voor investeringen, maar ze reserveren die alleen maar voor de heffingen in de verhuurderheffingsregeling. Daar zou echt iets aan gedaan moeten worden. De staatssecretaris heeft al iets gezegd over de mensen met restschulden van voor 29 oktober 2012. Ik snap wel dat de regeling die er nu ligt, alleen bestemd is om de doorstroom te bevorderen. Wat doen wij echter met mensen die echt in de problemen zijn en "onder water staan", maar toevallig nog voor 29 oktober 2012 een nieuwe woning hebben gekocht? Die willen straks immers ook een keer een andere woning hebben.

Ten slotte ga ik in op het tempo van de stelselherziening. Ik hoop van harte dat deze staatssecretaris door blijft pakken, dat hij de weg van Treub en Pierson opgaat, dat hij kijkt naar de noden van de tijd en op korte termijn met een serieuze stelselherziening komt. In de brief waarin hij de stelselherziening aankondigt, zegt hij dat wij geen nieuwe oerknal moeten verwachten. Dat vind ik alleen maar realistisch, maar het moet ook geen voetzoeker worden. Het stelsel is toe aan een grondige herziening. We hopen echt dat er bij de behandeling van het komende Belastingplan een plan ligt waarin niet alleen een heel klein stapje wordt gezet. We hopen dat dit een goed plan is waarmee we de komende jaren vooruit kunnen.

Dat brengt mij tot een eindafweging. Ik waardeer de goede pogingen van het kabinet, maar het kabinet maakt andere keuzes dan wij zouden hebben gemaakt. Als alternatief voor de lastenstijgingen zagen wij liever een vermindering van de uitgaven. Daarom kunnen wij toch niet instemmen met dit Belastingplan.