Plenair Koffeman bij voortzetting behandeling Wet studievoorschot hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 20 januari 2015 (2014/2015 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.46 uur


De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. De kernvraag die wij vandaag met elkaar lijken te moeten beantwoorden, is of leden in dit huis die de PvdA, D66 en GroenLinks vertegenwoordigen, zich zullen lenen voor wat het "sociaal leenstelsel" is gaan heten. Dat is zorgwekkend, omdat dit huis tot voor kort bekend stond als de "chambre de réflexion", waar wetten beoordeeld werden op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, waarbij de leden van dit huis kozen voor een ongebonden opstelling. Sinds wij te maken hebben met moeizame coalities en gedoogakkoorden hebben partijen steeds vaker de neiging om, in plaats van een inhoudelijke toets uit te voeren, het op een akkoordje te gooien, koehandel te bedrijven en krampachtig in te zetten op fractiediscipline en het volgen van de aan de overzijde gemaakte afspraken die leden van dit huis op geen enkele wijze zouden moeten binden.

Het voorgaande heeft ertoe geleid dat de berichtgeving over deze wet zich in de media verengd heeft tot de vraag of er drie of meer leden in dit huis van PvdA, D66 of GroenLinks te vinden zullen zijn die vanavond tijdens een hoofdelijke stemming tegen dit wetsvoorstel zullen stemmen. Mocht dat het geval zijn, dan zal de berichtgeving in de komende dagen gedomineerd worden door de vraag of het stemgedrag van zogeheten dissidenten te maken zou kunnen hebben met de kansen die zij al dan niet van hun partij kregen voor een nieuwe termijn.

Wij hebben een soortgelijke ontwikkeling meegemaakt tijdens de behandeling van de wet die vrije zorgkeuze dreigde te belemmeren. Wij hebben dat gezien tijdens de behandeling van het woonakkoord en wij zien dat ook rond de behandeling van deze wet: de inhoudelijkheid van onze toetsing wordt nogal uiteenlopend beleefd. Dat is zorgelijk.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Heeft de heer Koffeman één enkele aanwijzing — laat ik maar voor mijzelf spreken, want ik ervaar dit als een persoonlijke aanval — dat ik hier niet bezig ben met een inhoudelijke toetsing?

De heer Koffeman (PvdD):

Er zijn veel aanwijzingen in de media. De media beleven het aldus dat in dit huis de aan de overzijde gemaakte afspraken gevolgd zullen worden.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Vindt de heer Koffeman de media belangrijker dan de integriteit van zijn medesenatoren?

De heer Koffeman (PvdD):

Dit is zeker geen aanval op de integriteit van mijn collega's. Wel stel ik vast dat van een aantal fracties op voorhand in de media is vastgesteld, ook in gesprekken met vertegenwoordigers van die fracties, dat zij voor dit wetsvoorstel zullen stemmen, ondanks het feit dat zij zich heel kritisch over het wetsvoorstel hebben uitgelaten. Dat geldt niet voor de heer Ganzevoort, want hij heeft gezegd dat het voorstel heel dicht komt bij waar hij voor staat, dus in die zin is het zeker geen aanval op zijn integriteit. Algemeen wordt echter wel degelijk aangenomen dat de kritische vragen die hier vandaag gesteld worden, niet zullen leiden tot een stemgedrag waarvan je kunt zeggen dat de wet in gevaar komt.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik kan alleen maar zeggen dat wij vanaf het begin van het spreken over het leenstelsel, vanaf vorig jaar, toen de vorige versie aan de orde was, tot nu toe, altijd kritisch geweest zijn. Dat hoort bij de Eerste Kamer. Wij horen een inhoudelijke afweging te maken en dat is ook vandaag aan de orde. Ik zou het waarderen als de heer Koffeman dat iets meer zou respecteren in de manier waarop hij spreekt.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik doe mijn uiterste best. Ik ben ook enorm benieuwd naar het stemgedrag vanavond. Enkele woordvoerders van wie op voorhand werd aangenomen dat zij voor de wet zouden stemmen, hebben nu gezegd dat dit nog lang niet vaststaat. Ik hoop daar heel erg op. In die zin deel ik de hoop van de heer Ganzevoort dat hier een kritische afweging zal plaatsvinden, die ertoe leidt dat hier een ongebonden opstelling gekozen wordt die tot uitdrukking komt in de hoofdelijke stemming. Ik verheug mij daar erg op.

Ik vind het belangrijk deze olifant in de Kamer te benoemen, niet alleen omdat ik de Partij voor de Dieren vertegenwoordig, maar ook omdat helder moet zijn dat het er vandaag alle schijn van heeft dat niet alleen de inhoudelijke toets bepalend lijkt te zijn voor de afwegingen die gemaakt worden.

Geld lenen kost geld en brengt risico's met zich mee. De overheid heeft zich, door schade en schande wijs geworden, opgeworpen om burgers in dit land te waarschuwen tegen de financiële risico's die zij aangaan door geld te lenen of te beleggen. Het enige wat de minister zegt over de leningen die studenten moeten aangaan volgens de nieuwe wet, is: laat je niet gek maken. De eerste leningverstrekker uit de commerciële sector die dat in zijn advertenties zou zetten in plaats van de verplichte disclaimer, zou direct aangepakt worden door de AFM. De LSVb bestrijdt deze gang van zaken rond het leenstelsel via een klacht bij de AFM, waarbij zij aandacht vraagt voor het feit dat OCW en DUO de regels met betrekking tot het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen niet naleven. Er is geen verplichte bijsluiter die scholieren en studenten voorlicht over de gevolgen van het aangaan van de studielening — nog steeds niet — terwijl die scholieren en studenten zich al een week voor behandeling van het wetsvoorstel in dit huis hebben moeten melden bij de opleiding van hun keuze. Daarmee hebben zij dus ook de keuze moeten maken voor het aangaan van een studieschuld waarvan de omvang en voorwaarden bij de meesten van hen nog totaal onbekend waren en zijn.

De minister heeft gezegd dat zij, als het wetsvoorstel wordt aangenomen, alle leerlingen van 5havo en 6vwo een brief zal sturen met nadere uitleg, maar dat zal op geen enkele wijze de noodzakelijke voorlichting met terugwerkende kracht kunnen regelen, nog los van de vraag hoeveel informatieve waarde er van een dergelijke brief zal uitgaan. Ik vraag de minister hoe het sturen van brief, bedoeld als voorlichting, zich verhoudt tot zo'n ingrijpende stelselwijziging. Graag een reactie.

Daarnaast zouden OCW en DUO als kredietverstrekkers moeten voldoen aan de "geld lenen kost geld"-bepaling. Zij zouden expliciet moeten waarschuwen tegen het aangaan van schulden. De minister lijkt zich daarvan niet bewust. Niet alleen zei zij op de grote studentendemonstratie tegen het leenstelsel dat studenten zich niet gek moeten laten maken, eerder, op 5 november jongstleden, zei zij tijdens het debat in de Tweede Kamer dat lenen "heel normaal" is. Kan de minister uiteenzetten waarom zij het lenen van geld tot norm wil verheffen, terwijl de overheid juist op alle terreinen probeert burgers ervan te overtuigen dat geld lenen helemaal niet als normaal gezien zou moeten worden? Die terughoudendheid zou in het bijzonder moeten gelden bij het verstrekken van leningen aan minderjarigen. Handelingsonbekwame burgers steken zich op advies van de minister in de schulden, omdat dat "heel normaal" zou zijn. Kan de minister vertellen wat de rechtsgevolgen zullen zijn wanneer een handelingsonbekwame student een studieschuld aangaat zonder de vereiste toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers? Graag een reactie.

De minister is van plan om door de invoering van het leenstelsel de voorwaarden voor de lening voor een mbo-scholier die doorstroomt naar het hbo, eenzijdig te wijzigen. De minister dwingt deze studenten akkoord te gaan met nieuwe leningsvoorwaarden voor de oude mbo-schuld. De wijziging van de leningsvoorwaarden met terugwerkende kracht voor de oude mbo-schuld is lijnrecht in strijd met de rechtszekerheid. Is de minister bereid deze geplande rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid voor mbo'ers op te heffen? Graag een reactie.

De AFM moet erop toezien dat OCW en DUO de aangeboden producten en terugbetalingsregels ook daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Maar DUO zelf ziet, in een door haarzelf uitgevoerd onderzoek, problemen optreden bij: de afschaffing van de basisbeurs en omzetting naar leenmogelijkheid, het ophogen van de aanvullende beurs voor het studiejaar 2015-2016, de invoering van het "levenlanglerenkrediet", de uit te geven vouchers en het flexibiliseren van de terugbetaling van de studieschuld. Op al die punten ziet DUO problemen. Over het "levenlanglerenkrediet" wordt zelfs gesteld dat het niet realistisch is om dit in het voorjaar van 2016 te kunnen verwerken. Het vermoeden van het tekortschieten van de uitvoerbaarheid van het wetsontwerp wordt in een onderzoek van KPMG bevestigd. Graag een reactie.

Wij hebben vandaag de opdracht vast te stellen of de wet uitvoerbaar is. Daarover zijn grote twijfels bij de uitvoerende instanties. Kan de minister aangeven hoe ze met die twijfels wil omgaan, welke garanties er zijn dat de wet uitvoerbaar blijkt en dat studenten niet tussen wal en schip vallen?

Wat mijn fractie betreft gaat dit debat over fundamentele waarden. Onderwijs is een van de meest fundamentele bouwstenen van een beschaafde samenleving. Wat de Partij voor de Dieren betreft gaat het daarbij om goed onderwijs, niet om een rendementssysteem waarin je toekomstige bijdrage aan de economie steeds bepalender wordt. De discussie gaat dus ook over de vraag wat kwaliteit precies is. De toegang tot onderwijs voor iedereen, de ruimte om jezelf te ontwikkelen, de ruimte om te ontdekken waar je goed in bent, waar je talenten liggen, waar je hart ligt, daarbij een verkeerde inschatting mogen maken en de ruimte hebben om die te herstellen. Dat zijn kernwaarden van een onderwijssysteem dat de kwaliteit heeft waar de Partij voor de Dieren belang aan hecht, en ik dacht D66, de Partij van de Arbeid en GroenLinks ook.

De Partij voor de Dieren vindt dat we verder moeten werken aan het realiseren van het ideaal van gelijke kansen voor iedereen, in plaats van dat om te draaien en de toegankelijkheid van het onderwijs waarop we in dit land zo trots waren sluipenderwijs weer af te breken, wat nu dreigt te gebeuren. Want als je opgroeit in een omgeving waarin doorleren niet vanzelfsprekend wordt gevonden, kun je wel wat aanmoediging gebruiken, bijvoorbeeld in de vorm van een basisbeurs, oftewel een voorziening voor jouw ontwikkeling en voor de samenleving als geheel. Dan heb je er niet zo veel aan als iemand in Den Haag zegt dat je gewoon lekker zelf in je kracht moet gaan staan, dat je een bijsluiter moet lezen of dat je een businesscase had moeten maken voor jezelf.

Aan dit leenstelsel is heel weinig sociaal, behalve het etiket dat erop geplakt is door politieke marketeers. Dezelfde politieke marketeers die eerder aannemelijk hebben proberen te maken dat je veel beter af bent met een geprivatiseerd kabelbedrijf, met geprivatiseerd openbaar vervoer, dat het veel fijner is als we allemaal doorwerken na ons 65ste levensjaar, dat het leven mooier is zonder postkantoor, dat een streekziekenhuis geen toegevoegde waarde heeft, dat je niet te zwaar moet tillen aan je pensioen, dat giroblauw helemaal niet past bij jou, dat je maar beter naar een commerciële bank kunt voor het afsluiten van een beleggingshypotheek, dat Europa best belangrijk is en dat je beter euro's dan guldens in je portemonnee kunt hebben. Kortom, politieke marketeers die bereid zijn knollen voor citroenen te verkopen.

De vraag is waarom politici zich lenen voor dergelijke verkooppraatjes, waarin ze tegen beter weten in zijn gaan geloven, of waarin ze zelf ook niet geloven, maar moeten doen alsof in het belang van hun partij of van hun eigen politieke toekomst. Stel je niet op als een dissident tijdens hoofdelijke stemmingen, volg niet je geweten, want dat kan je een verkiesbare plek kosten op de volgende kandidatenlijst. Het klinkt cynisch maar zo cynisch is de politieke werkelijkheid op dit moment geworden.

Gezinnen met een lager inkomen hangt nu een hoge studieschuld boven het hoofd. In heel veel gezinnen realiseren jongeren zich dat studeren er straks voor hen niet meer in zit, met dank aan, mogelijkerwijs — maar dat moeten wij nog even afwachten — de Partij van de Arbeid, D66 en GroenLinks, die zich in de Tweede Kamer gecommitteerd hebben aan een nieuwe vorm van schuldverslaving als nieuwe norm. Schulden maken als hoofdvak tijdens je universitaire of hbo-studie, als praktijkvak, dat je de rest van je leven zal bijblijven en je zal achtervolgen als je een huis wilt kopen of andere verplichtingen wilt aangaan.

Studenten die dit jaar beginnen met hun studie, krijgen het zwaar. Een studieschuld die kan oplopen tot €30.000 en die je tientallen jaren kan achtervolgen. Uit onderzoek van ABF Research blijkt dat een op de tien scholieren op safe zal spelen en van een studie zal afzien. Zo lopen we het risico dat duizenden talentvolle jongeren niet gaan studeren. Nu al is de totale studieschuld, na de hypotheekschuld, de grootste schuldenberg van Nederland, en met dit leenstelsel zal de schuld van studenten, buiten hun schuld, alleen maar toenemen. Het is een oude politieke truc. Heb je geld nodig als beleidsmaker, pak dat dan van een grote groep burgers, in kleine mate, en maak het uitgesteld voelbaar. Dat levert het kleinste risico op van verzet, omdat schulden in de toekomst perspectivisch verkleind lijken. Wie dan leeft, die dan zorgt. En de huidige generatie politici die vanavond moet stemmen over het leenstelsel, is tegen die tijd allang afgezwaaid.

In de haast om dit schuldenstelsel in te voeren, wordt het kritische advies van de Raad van State rücksichtslos terzijde geschoven. De Raad van State gelooft bijvoorbeeld niet dat de vermeende investeringen in onderwijs zullen worden waargemaakt. Het is bovendien helemaal niet zeker of de beloofde investeringen in een volgend kabinet werkelijk in ons onderwijs zullen worden gestoken. Studenten zullen Nederland ontvluchten zodra het nieuwe leenstelsel wordt ingevoerd. Daar waarschuwt hoogleraar Financiële Economie Sylvester Eijffinger voor. In Duitsland is het collegegeld helemaal afgeschaft en in België bedraagt het collegegeld niet meer dan €600. Waarom moet studeren in Nederland zoveel duurder en onaantrekkelijker zijn dan in de ons omringende landen? Huisvesting is elders goedkoper, de studie goedkoper, het levensonderhoud goedkoper. En in Nederland moet je ook nog vaker dan in de ons omringende landen loten voor een studie, met als risico dat je in een dure stad met weinig woonruimte-aanbod wordt geplaatst. Waarom beweert de minister in interviews in gesprek te zijn met diverse vertegenwoordigers van studenten, terwijl dat niet het geval is? FNV Jong werd nadrukkelijk genoemd, terwijl FNV Jong zelf stelt consequent door de minister buiten de deur gehouden te zijn. Het onderzoek dat FNV Jong onlangs samen met LAKS en JOB gepresenteerd heeft, is helder in de conclusies: jongeren hebben geen idee wat hen te wachten staat. Wat gaat de minister daaraan doen? De website van het ministerie van Onderwijs geeft nadrukkelijk aan dat er voor de huidige studenten niks verandert. Dat is met het leenstelsel niet het geval: universitaire bachelorstudenten verliezen hun vierde jaar basisbeurs als het leenstelsel doorgevoerd wordt, iets dat nergens gecommuniceerd wordt en waar FNV Jong de afgelopen week alleen al tientallen telefoontjes over heeft gekregen van bezorgde studenten. Kan de minister aangeven waar het misverstand vandaan komt dat zij meent in gesprek te zijn met FNV Jong, terwijl vertegenwoordigers van die organisatie helemaal van niets weten?

Een andere vraag. Niet alleen studenten en scholieren zijn partij in deze nieuwe wetgeving. Ze treft ook in het bijzonder hun ouders. Tot ons wendde zich gisteren Werner van Katwijk, belangenbehartiger van ouders met studerende kinderen. Hij stelt dat voorstellen van de minister op gespannen voet staan met artikel 13, lid 2c van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. In dat verdrag zijn internationale afspraken gemaakt over het geleidelijk aan kosteloos maken van het onderwijs waaronder het hoger onderwijs, waarbij een eenmaal gegeven recht niet meer kan worden teruggedraaid. De voorstellen van de minister betekenen een stap terug in de invoering van kosteloos hoger onderwijs en moeten daarom in strijd worden beschouwd met de werking van het verdrag. Dat klinkt als een serieus en doordacht bezwaar waarover ik graag de visie van de minister zou willen horen.

Tot slot. Tegen het voorliggende wetsvoorstel leven grote maatschappelijke bezwaren. Het opzadelen van studenten met een grote en langdurige schuld is wat mijn fractie betreft niet acceptabel. Het maken van schulden is een slecht voorbeeld voor jonge mensen. Het zien van je studie als een businesscase vormt een serieuze bedreiging voor de ontwikkeling van jongeren met ouders in vooral lagere inkomenscategorieën. We spreken vooral over een bezuinigingsoperatie, hoewel dit begrip vandaag weinig aan de orde is geweest. De partijen die het voorstel steunen, doen het voorkomen alsof studenten meer voor minder gaan krijgen. Dat is voor de Partij voor de Dieren volstrekt ongeloofwaardig.

De heer Bruijn i (VVD):

Ik heb goed geluisterd naar het betoog van de heer Koffeman. Ik respecteer hem ook zeer, niet in de laatste plaats omdat ik een dierenvriend ben. Ik ben nog geen lid van zijn partij, maar ik wil graag van hem horen wat zijn alternatief is voor de situatie die hij schetst. Ik hoor hem zeggen dat wij moeten toetsen op uitvoerbaarheid. Dat gaan wij ook doen als wij het over zijn alternatief hebben. De heer Koffeman zegt: de kwaliteit moet omhoog. Dan moet er dus geld bij. Laten wij dat op een miljard stellen, of 800 miljoen. Vervolgens zegt hij: wij moeten niet de schuld van jongeren verhogen, dus geen leenstelsel invoeren. Dan zie ik nog een paar andere mogelijkheden, zoals de staatsschuld verhogen. Dan weten jongeren zeker wat hen te wachten staat, namelijk een staatsschuld die niet alleen op de zwaarste schouders, maar op de hele generatie een grote last zal leggen. Wij kunnen ook geld bijdrukken. Dan is het straks niets meer waard. Wat is nu het alternatief van de Partij voor de Dieren, als de kwaliteit omhoog moet? Hoe uitvoerbaar is dat?

De heer Koffeman (PvdD):

Ik kan er een aantal dingen over zeggen. U zegt: we kunnen de staatsschuld verhogen. Welnu, dat gebeurt met dit voorstel. Laten wij vaststellen dat met dit voorstel de staatsschuld met 17 miljard toeneemt. Dat is één. U zegt: wij kunnen geld bijdrukken. Dat is zeker niet het voorstel van de Partij voor de Dieren, maar dat is wat er op dit moment op grote schaal gaat gebeuren in Europa. In die zin wordt u op uw wenken bediend. Er wordt dus al naar dat soort oplossingen gegrepen.

Wat mijn partij tegenstaat, is dat wij studenten opzadelen met de problemen die wij met zijn allen hebben. U zegt: als wij de staatsschuld verhogen, moeten wij de kosten met zijn allen dragen. Welnu, dat doen wij veel liever dan dat wij de kosten neerleggen bij een zwakke groep, namelijk de jonge studenten die niet weten waar zij aan beginnen.

De heer Bruijn (VVD):

Dat is heel mooi en daar vinden wij elkaar dan. Wat deze regering doet — dan gaan wij weer even naar het macroplaatje dat mevrouw Gerkens ook al aan de orde heeft gesteld — is in zijn totaliteit de kosten van het uit de crisis halen van Nederland verspreiden over alle Nederlanders. Alle Nederlanders moeten gemiddeld 1% inleveren. Wat u nu voorstelt, laat de meest verdienende, meest kansrijke en hoogst opgeleide groep binnen hun generatie zo meteen buiten schot, als het om dat procent gaat. Dat is toch volstrekt ongeloofwaardig? Ik kan nog geen lid worden van de Partij voor de Dieren. Ik kan het de dieren bij mij thuis niet uitleggen. Dat zijn er twee met het oog waarneembaar en waarschijnlijk nog veel meer microscopisch waarneembaar.

De heer Koffeman (PvdD):

Laat ik eerst het laatstgenoemde misverstand even wegnemen. Er zijn heel veel mensen die niet verder lezen dan de naam van onze partij lang is. Wij komen niet alleen op voor dieren. Wij zijn de partij die een planeetbreed programma heeft. Dat kunnen niet alle partijen in dit huis zeggen. Wij proberen de kortetermijnbelangen van de mens, het eigenbelang, uit te schakelen. Wij proberen als startpunt de belangen van een andere kwetsbare soort te nemen. Dat doen wij in alle opzichten, niet alleen als het over dieren gaat, maar ook als het om de kwetsbare soort studenten gaat. Daarvoor kom ik vandaag op. Ik denk dat wij er inderdaad niet voor moeten kiezen om de studenten nu al op te zadelen met hoge verplichtingen, voor het geval zij later misschien hoogwelstandig worden. Voor een aantal zal dat gaan gelden, maar voor een aantal zal het ook niet gelden. Daarom zeggen wij: we kunnen veel beter het onderwijs gezamenlijk voor onze rekening nemen dan dat wij de rekening neerleggen bij een zwakke groep.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Bruijn, en kort graag.

De heer Bruijn (VVD):

Het is helemaal helder. Wij kunnen dus concluderen dat de heer Koffeman voorstelt om wel te investeren in beter onderwijs, maar de last daarvan te leggen bij de hele groep Nederlanders, behalve bij de hoogst opgeleide en meest kansrijke groep, die straks ook het meeste gaat verdienen. Dat is helder; u legt het dus bij de zwakkeren.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is een misverstand. Ik leg de rekening helemaal niet bij de hoogstopgeleide groep. Over het algemeen zijn studenten de laagst opgeleide groep, want zij moeten nog opgeleid worden.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik ben wat minder cynisch dan de heer Koffeman, maar toch even om te checken: betekent dit dat hij inderdaad de vrijheid heeft als senator om in de loop van dit debat overtuigd te raken en echt zijn vrije keus te maken, of volgt hij alleen maar de partijlijn van de fractie aan de overkant?

De heer Koffeman (PvdD):

Maakt u zich daar vooral geen zorgen over. De partijlijn aan de overkant wijkt niet af van de gedachten die ik daarover heb. Het is inderdaad zo dat dit wetsvoorstel voor mij niet acceptabel is. Op het moment dat u met briljante nieuwe inzichten komt, stel ik mij daar graag voor open.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

De heer Koffeman stelt nogal nadrukkelijk dat het wetsvoorstel zo slecht is voor de laagste inkomensgroepen en dergelijke. Ik ben benieuwd wat hij vindt van de verbeteringen die in dit voorstel zitten op het gebied van openbaar vervoer, de versoepeling van de terugbetalingsregeling en de aanvullende beurs. Kan hij dan nog echt volhouden dat dit voor de armste groepen — daar had hij het over — een asociaal systeem is?

De heer Koffeman (PvdD):

Op het moment dat studenten een ov-jaarkaart hebben en iemand die af dreigt te pakken, zie ik het niet als een verbetering als je het voor elkaar krijgt dat die ov-jaarkaart niet wordt afgepakt. Ik zie dat dan als een handhaving van het huidige systeem en dat lijkt mij niet meer dan redelijk. Ik heb er nooit voor gepleit om de ov-jaarkaart af te pakken. Ik zal daar nooit voor pleiten en ik vind dat het een onbillijk voorstel was om dat te doen. Ik denk dat je niet je ziel moet verkopen aan degene die van plan is om de ov-jaarkaart van studenten af te pakken.