Verslag van de vergadering van 17 maart 2015 (2014/2015 nr. 24)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.32 uur
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording. Zij heeft daarin vooral duidelijk gemaakt dat we met een nogal complexe situatie te maken hebben. Die complexe situatie maakt het moeilijk om het vertrouwen te hebben dat het goed komt. Ik denk dat dit ermee te maken heeft dat je, als je een collectieve verantwoordelijkheid neerlegt bij het bedrijfsleven, altijd in ogenschouw zou moeten nemen dat het bedrijfsleven amoreel is, dus geen moreel oordeel heeft. Een bedrijf heeft gewoon de verplichting om voor het eigen bedrijf te doen wat het denkt dat goed is. Dat is ook logisch, maar het betekent dat er naar mijn gevoel een zware verantwoordelijkheid ligt bij de overheid om die verantwoordelijkheid wel degelijk te sturen. In die zin vond ik de vraag van collega Vos ook interessant: wat zijn de sanctiemogelijkheden van de staatssecretaris en wat gaat zij doen als het fout gaat? De staatssecretaris zegt: nee, ik kan geen garanties geven, maar ik grijp wel in voordat het fout gaat. Dat klinkt ook als een garantie en dat is natuurlijk erg lastig. Daarmee is namelijk nog steeds niet duidelijk hoe we gaan voorkomen dat er bijvoorbeeld scheefgroei ontstaat tussen ondernemers die nu hun nek uitsteken, terecht of onterecht, door een enorme cowmunity in te richten, en ondernemers die nog even de kat uit de boom kijken. Vervolgens wordt niet duidelijk hoe dat gaat uitpakken.
Wat we wel weten, is dat er gezegd wordt: in 2020 gaan de koeien 20% meer melk leveren, maar het zullen niet 20% meer koeien worden. Dat betekent dus dat we de koeien nog sneller laten opbranden dan nu het geval is. Een koe kan in de natuur makkelijk 15 of 20 jaar oud worden. In Nederland worden koeien gemiddeld niet meer dan 4 jaar oud, omdat we ze letterlijk opbranden. Wij zijn de enige zoogdiersoort die zichzelf laat zogen door een andere soort. Heel merkwaardig eigenlijk. Als we de koeien dus nog meer laten produceren, vragen we meer van ze, terwijl we nu eigenlijk al te veel van ze vragen, namelijk: wij halen je kalfjes weg en wij gebruiken je melk.
De voorzitter:
Denkt u aan uw tijd, mijnheer Koffeman?
De heer Koffeman (PvdD):
Jazeker, voorzitter. Ik sluit af met een motie die, meer dan de staatssecretaris nu heeft kunnen toezeggen, zeker stelt dat de grondgebonden groei gemonitord gaat worden.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Vos, De Lange en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gelet op de breed gedeelde wens om het grondgebonden karakter van de melkveehouderij te behouden;
constaterende dat de beloofde Algemene Maatregel van Bestuur om deze grondgebondenheid een wettelijke basis te verschaffen, vertraging heeft opgelopen en niet per 1 april 2015, wanneer de melkquota vervallen, van kracht zal zijn;
verzoekt de regering, concrete maatregelen te treffen om grondloze groei van de melkveehouderij in de periode tussen 1 april 2015 en het van kracht worden van de Algemene Maatregel van Bestuur te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter M (33979).
De heer Thom de Graaf i (D66):
Zou de heer Koffeman iets nader kunnen toelichten wat hij bedoelt met deze maatregelen, vooral als die verplichtend van aard zouden moeten zijn, maar zonder wettelijke grondslag en zonder grondslag van de algemene maatregel? Hoe stelt hij zich dat voor?
De heer Koffeman (PvdD):
Dank voor de vraag. Ik heb met opzet de motie zodanig ruim geformuleerd dat de staatssecretaris alle vrijheid heeft voor de toezegging die zij gedaan heeft, namelijk: wij willen niet dat er niet-grondgebonden groei, dus wildgroei optreedt en we zullen dat monitoren. Dat monitoren wil ik graag van de staatssecretaris nader uitgelegd en nader gegarandeerd krijgen. In de motie vraag ik de staatssecretaris dus: bent u bereid om in de periode tussen 1 april en het in werking treden van de Algemene Maatregel van Bestuur, zodanige maatregelen te treffen dat alles wat we niet willen, wordt voorkomen, dus het door het fosfaatplafond schieten en het doorzetten van niet-grondgebonden groei? Als die maatregelen niet genomen zouden kunnen worden, zijn we namelijk overgeleverd aan wat de sector wil. Daarvan zegt de staatssecretaris: zo is het niet. En daar wil ik dus meer helderheid over hebben.
De heer Thom de Graaf (D66):
Het gaat niet om de doelstelling van de motie; die begrijp ik wel. Maar stel dat ik mijn fractie zou adviseren om voor de motie te zijn. Dat zou ik wel bij benadering willen weten wat voor maatregelen de heer Koffeman voor ogen heeft, vooral als dat maatregelen zijn die, heel concreet, boeren zouden moeten verplichten om grondgebondenheid te hebben of grond aan te kopen voordat de AMvB daartoe de verplichting oplegt. Hoe stelt de heer Koffeman zich dat voor? Wat zijn dan de bevoegdheden van de staatssecretaris om dat te doen?
De heer Koffeman (PvdD):
De staatssecretaris heeft ons duidelijk gemaakt dat zij over dat instrumentarium beschikt. Zij heeft namelijk ook gezegd: als we door het fosfaatplafond schieten, zal ik maatregelen treffen. Ik wil via de motie graag van de staatssecretaris weten welke maatregelen zij gaat treffen. Het is dus niet aan mij om te zeggen: ik wil dat je deze maatregelen treft. Ik vraag aan het kabinet om ons duidelijk te maken welke maatregelen het gaat nemen om het te voorkomen.
De heer Schaap i (VVD):
Ik ben ook een beetje verbijsterd, want eigenlijk krijgt de staatssecretaris hier gewoon het autoritaire groene licht van: doe maar wat, dan zijn wij klaar. Het gaat er wel om dat dit maatregelen zijn die binnen wettelijke kaders vallen.
De heer Koffeman (PvdD):
Ja.
De heer Schaap (VVD):
Wat is dan het probleem? Het enige waar we hier over praten, is de factor grondgebondenheid. Die komt boven op de verplichte mestverwerking. Dat is allemaal al geregeld. Kortom: het door het fosfaatplafond heen schieten, hebben we al wettelijk geborgd. Wat wil de heer Koffeman daar nog precies bovenop hebben zodat hij tevreden naar huis kan gaan?
De heer Koffeman (PvdD):
Ik wil dat er geen wildgroei komt in niet-grondgebonden groei, omdat dat in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer is uitgesproken. Inmiddels is dat bij het uitblijven van de AMvB wel mogelijk geworden. Ik wil graag van de staatssecretaris, die geruststellende woorden aan ons adres gesproken heeft — dat gaat niet gebeuren — weten met welk instrumentarium zij ervoor gaat zorgen dat dit niet gebeurt.
De heer Schaap (VVD):
Ik heb nog nooit zoiets vaags meegemaakt in dit huis: doe maar wat, wij vinden het prima. Want daar komt het op neer.
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, het is zeker niet vaag. Het is ruim geformuleerd en dat wil zeggen dat de staatssecretaris in deze motie alle ruimte krijgt om een instrumentarium te kiezen, maar dat zij daar natuurlijk wel op wordt afgerekend. Aan het eind van het jaar zal immers blijken of er sprake is geweest van een grote groei zonder grondgebondenheid of niet. Wij hebben de staatssecretaris gevraagd of zij bereid is om maatregelen te treffen om dat te voorkomen.
De voorzitter:
Wenst een van de andere leden in tweede termijn nog het woord? Dat is het geval. Ik zie mevrouw Vos, de heer Reuten, de heer De Lange en de heer Holdijk.