Verslag van de vergadering van 28 april 2015 (2014/2015 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.48 uur
De heer Terpstra i (CDA):
Voorzitter. Als vertegenwoordiger van een oppositiepartij heb ik op dit moment eigenlijk maar drie vragen, die er in principe op neerkomen of de regering het met mij eens is. Verderop in mijn betoog zal ik motiveren, waarmee eens.
Bij het laatste debat over deze zaak op 17 maart jongstleden werden er volgens mij te vaak allerlei zaken door elkaar gehaald, zoals ook de staatssecretaris herhaaldelijk moest opmerken. Ik doel met name op de fosfaatproductie en de grondgebondenheid. Bij het rapporteren van de gang van zaken in onze fractie werd opgemerkt dat het misschien een gevolg was van het feit dat er te veel woordvoerders uit Amsterdam komen, een streek waar het probleem van grondgebonden groei van de melkveehouderij hoogstwaarschijnlijk minder speelt.
Daar ik zelf uit een vergelijkbare streek kom, namelijk Utrecht, wil ik beginnen met een samenvatting van het probleem zoals ik dat zie, met de vraag aan de staatssecretaris of mijn verhaal klopt. Daar de welvaart in de wereld stijgt, is de vraag naar zuivelproducten toegenomen. In dat licht zou het vreemd zijn dat Europa de melkproductie zou blijven beperken. Mede daardoor wordt het melkquotumsysteem per 1 april 2015 afgeschaft. Een aantal echte landbouwlanden, zoals Ierland en Nederland, zien hierin extra mogelijkheden voor groei en export, maar uiteraard wel binnen de Nitraatrichtlijn en de mestwetgeving. Het onderhavige voorstel wil dit laatste mogelijk maken. Vandaar de naam verantwoorde groei. De wet als zodanig zegt niets over grondgebondenheid. Dat laatste moet worden geregeld bij AMvB. En daarover gaat het debat vanmiddag. Vraag één is of mijn verhaal klopt.
In de debatten tot nu toe hebben wij ons als CDA in beide Kamers bezig gehouden met de definitie van het begrip "grond", de knelpuntenregeling voor ondernemers die al geld hadden uitgegeven voordat de regeling definitief bekend was en de kringloopgedachte. Het niet door laten gaan van de AMvB op dit moment betekent dat de melkveehouders op dit moment hun veestapel kunnen uitbreiden binnen de milieuregels, maar zonder grondgebondenheid. Mijn tweede identieke vraag aan de staatssecretaris is of dit klopt. Indien het antwoord bevestigend is, zou ik graag willen horen wie belang zou kunnen bij het niet door laten gaan van de AMvB. Hierbij wijs ik ook op de gezamenlijke brief van LTO en Natuur en Milieu. Ik zie het net zo als beide actoren in de sector. Wie heeft er op dit moment belang bij het niet grondgebonden uitbreiden van de veestapel?
De antwoorden van de staatssecretaris op onze vrij simpele vragen wachten wij met grote belangstelling af.