Verslag van de vergadering van 19 mei 2015 (2014/2015 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.04 uur
De heer Hoekstra i (CDA):
Voorzitter. Als we het slagveld overzien, zijn er drie dingen die wij denken nog te moeten markeren. In de eerste plaats: als je het debat beluistert, lijkt er relatief brede steun te zijn voor de hoofdlijn van het wetsvoorstel. In de tweede plaats — en ik dank de staatssecretaris voor de additionele informatie die zij nog beschikbaar heeft gesteld — ontkomen we toch niet aan de conclusie dat een groep Nederlanders met de vingers tussen de deur komt. Overigens blijft de vraag wel hoe groot die groep specifiek is. Dit is deels reparabel, maar deels niet meer. Zo eerlijk moeten we ook zijn. Daarom is dat per definitie niet fraai. En dat betekent per definitie een kras op dit voorstel. Iedereen zal dat moeten meewegen bij de eindafweging over dit voorstel. In de derde plaats wil ik een opvallend element uit het debat markeren, namelijk het feit dat de heer Reuten heeft gezegd dat de staatssecretaris de Kamer onvolledig en dus verkeerd heeft geïnformeerd. We weten allemaal dat in het "handboek staatssecretaris, hoofdstuk 1" staat dat dit een politieke doodzonde is. Ik denk dat hiervoor moet gelden: wie stelt, bewijst. Hoe grover het geschut is dat je inzet, hoe groter de last is die je op jezelf laadt om dat ook te bewijzen en te substantiëren. Dat is niet alleen relevant voor de heer Reuten zelf en voor de SP-fractie, maar dat is bij uitstek ook relevant voor de Kamer als geheel. Immers, als dit zo zou zijn, is dat een zaak die ons allemaal aangaat. Ik zou de heer Reuten dan ook willen uitnodigen om ofwel afdoende te substantiëren in tweede termijn, ofwel zijn kwalificatie in te trekken.