Plenair Terpstra bij behandeling Modernisering universele postdienstverlening



Verslag van de vergadering van 19 mei 2015 (2014/2015 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.34 uur


De heer Terpstra i (CDA):

Voorzitter. Ik rapte het graag, maar heb mijn bijbehorende rapapparaat thuisgelaten. Voor de heer Reuten spreek ik mijn grote waardering uit. Hij deed tijdens het debat over de grondgebonden melkveehouderij een koe in vrolijke stemming en in trieste stemming na, terwijl hij vandaag een soort Wim Sonneveld II was, om het zo maar te zeggen. Er zit vooruitgang in zijn kwaliteit, dus ik verwacht nog heel veel van hem.

Vanmiddag sta ik hier om een stuk of zeven redenen. Omwille van de tijd noem ik die uiteraard niet.

Wij behandelen de wet en de bijbehorende Algemene Maatregel van Bestuur met betrekking tot de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening. Bij het nogmaals en, eerlijk gezegd, beter doornemen van de stukken is mij opgevallen dat de minister de enige vraag die wij in het verslag hebben gesteld, niet heeft beantwoord. Hierbij bied ik de minister mijn welgemeende verontschuldigingen namens mijn hele fractie aan, en uiteraard vooral namens mijzelf, voor het feit dat ik dat niet eerder heb ontdekt. Vanwege het belang van deze vraag stel ik haar echter graag nogmaals aan de orde, zij het niet voordat ik enkele algemene opmerkingen over de post maak.

Met name door de technische ontwikkelingen worden er steeds minder brieven en kaarten verstuurd. Hierdoor daalt de omzet, zijn veel postbodes ontslagen en is de rechtspositie van postbodes verslechterd. Met het aangenomen amendement-Gesthuizen/Mei Li Vos wordt geprobeerd, hieraan iets te doen. Oud-minister Donner van SZW heeft het probleem in zijn tijd naar mijn idee heel goed omschreven. Hij meldde: ik heb veel e-mails gekregen van postbodes die tegen hun ontslag protesteren.

Het realiseren van de UPD wordt moeilijker bij een steeds kleiner wordende markt. In het wetsvoorstel worden de eisen in de UPD gemoderniseerd en flexibeler gemaakt. Dit laatste gebeurt door een deel van de eisen niet meer bij wet te regelen, maar bij Algemene Maatregel van Bestuur. Daarmee kunnen wij volledig instemmen. De relatie die deze minister legt tussen de wet en de AMvB vinden wij namelijk veel zuiverder en helderder dan bijvoorbeeld het geval is geweest bij circusdieren.

Jarenlang heb ik mogen genieten van een brievenbus naast mijn huis. Uit eigen ervaring weet ik dat vooral bij slecht weer het welzijn van de bewoner hierdoor zeer positief wordt beïnvloed. Dat is voor de post uiteraard nog geen enkele reden om alle bussen dan maar te handhaven. Er komen naar mijn idee minder bussen, omdat er minder post komt.

Vragen van de ChristenUnie in het verslag wekken ten onrechte de indruk dat er minder post komt doordat er minder brievenbussen zijn. Dat is een soort omkering van oorzaak en gevolg. In de bijdrage van de Partij van de Arbeid zag ik ook een zekere discussie over de vraag of het aantal bussen als zodanig bepalend was voor de post.

De minister heeft toegezegd de uitvoerbaarheid van de motie-De Liefde van de VVD over een speciale postzegel voor mensen met een kleinere beurs te gaan bestuderen. Post met zo'n zegel mag veel trager worden bezorgd. Alhoewel bijna alle Tweede Kamerleden voor deze motie hebben gestemd, onder wie ook mijn partijgenoten, vindt mijn fractie in de Eerste Kamer dat geen grote bijdrage aan de modernisering, flexibilisering en het efficiënter maken van het postbedrijf. Uit de debatten blijkt volgens mij dat veel voorstellen uit de Tweede Kamer eerder tot een opvoering van de kosten leiden dan tot een afremming daarvan. Dit voorstel kan zelfs gevaarlijk zijn. De goedkope postzegel kan de rem op kostenstijgingen namelijk afzwakken. Wij wachten de resultaten van de studie geduldig af. Heeft de minister echter nu al zin en tijd om zijn mening over mijn redenering te geven? Ik hoor het graag.

In het verslag hebben wij de minister gevraagd, in te gaan op de stelling van de grootste wenskaartenleverancier Hallmark dat de vaststelling van de kostenstructuur bij de UPD niet erg helder en transparant is. Hetzelfde punt is naar voren gebracht in de brief van Sandd van 9 april 2015. Volgens deze brief is de postzegel sinds 2011 50% duurder geworden, terwijl de prijs in de zakelijke markt gelijk is gebleven. De UPD wordt regelmatig geëvalueerd. Dat staat ook in het wetsvoorstel. Mijn verzoek aan de minister is of hij in de komende periode extra aandacht wil schenken aan de inzichtelijkheid en de efficiency van de UPD, met name in relatie met de prijsontwikkeling in de zakelijke markt.

Mede gelet op het feit dat dit een van de laatste keren is dat ik hier in de plenaire zaal mag verschijnen, dank ik aan het einde van mijn bijdrage de minister graag voor de prettige samenwerking door de jaren heen. We hebben elkaar in 1994 voor het eerst ontmoet, dus ik zou ook kunnen zeggen dat ik hem dank voor de samenwerking door de eeuwen heen. Ik wens de minister veel succes in de toekomst, onder meer uiteraard bij de evaluatie van de UPD. Het antwoord van de minister op onze enige vraag wacht ik met grote belangstelling en vol verwachting af.