Plenair Kneppers-Heijnert bij voortzetting behandeling Aanpak schijnconstructies



Verslag van de vergadering van 26 mei 2015 (2014/2015 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.40 uur


Mevrouw Kneppers-Heijnert i (VVD):

Voorzitter. Aan de formulering van het dankwoord van de heer Terpstra kan ik niet tippen; ik sluit mij graag daarbij aan. De minister wil ik danken, niet alleen voor de beantwoording van onze vragen maar ook voor het feit dat hij en ik het contact altijd open hebben gehouden, ondanks het feit dat we niet altijd dezelfde mening hadden.

Ik heb nog twee punten die ik naar voren wil brengen. Wat betreft de datum van inwerkingtreding wil ik graag afwachten wat de minister in tweede termijn zegt over de onderdelen van de wet die technische aanpassingen vereisen. Ik wil graag weten wat hij daar precies mee bedoelt. Het inhoudingsverbod gaat al in per 1 januari 2016 en dan krijgen we de technische aanpassingen. Wat is dan het gedeelte dat dan eventueel niet per 1 januari 2016 in werking zou treden, maar wat de minister dan nog per 1 juli in werking wil laten treden?

Het onderscheid tussen zzp'ers en werknemers heb ik niet helemaal begrepen. De minister zei dat de werknemer naar de rechter kan stappen als er twijfel is over de aard van de arbeidsrelatie. Dat begrijp ik. Maar ik probeer het te zien vanuit de opdrachtgever hoger in de keten. Deze heeft de plicht om te kijken of onder in de keten de dingen wel gaan zoals ze moeten gaan. Hoe kan die opdrachtgever nu weten of hij daar te maken heeft met een zelfstandige of met een werknemer? Dat blijf ik lastig vinden. De minister zei dat de Belastingdienst op schijnzelfstandigheid kan controleren en dat de modelovereenkomst eventueel vrijwaring geeft voor de loonheffing. Ook dat begrijp ik, maar dat zegt verder niets over de rest van de zelfstandigheid. Ik citeer uit de brief van staatssecretaris Wiebes op pagina 8: "Aan een overeenkomst is niet af te lezen of de opdrachtnemer een ondernemer is. Het alternatief voor de BGL betreft de zekerheid over het ontbreken van de verplichting van de opdrachtgever om loonheffingen af te dragen of te voldoen, geen uitsluitsel over de fiscale status van de opdrachtnemer in de inkomstenbelasting, geen uitspraken over een eventueel ondernemerschap van de opdrachtnemer, dus ook geen gevolgen wat betreft de fiscale ondernemersfaciliteiten." Maar als daar al geen uitsluitsel over bestaat, bestaat die er naar mijn mening ook niet over de aard van de arbeidsrelatie, dus de civiele arbeidsrelatie. Hoe weet de opdrachtgever boven in de keten nu of hij te maken heeft met een "echte" werknemer of met een schijnzelfstandige of een echte zelfstandige? Ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt waar mijn probleem zit. Ik begrijp het dus wel vanuit het gezichtspunt van de werknemer, dus dat hij naar de rechter kan en dat de rechter uiteindelijk degene is die op basis van feiten en omstandigheden bepaalt of er al dan niet een arbeidsrelatie is, maar de opdrachtgever moet voordat hij een contract aangaat, weten of het onder in de keten goed zit, ja of nee. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kneppers. Ook u zullen wij node missen.