Plenair Lintmeijer bij behandeling Bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast



Verslag van de vergadering van 23 juni 2015 (2014/2015 nr. 36)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 16.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik voel me een beetje de tiende gast op het debutantenbal van vandaag. Er zijn heel veel felicitaties aan een nieuwe Voorzitter, een nieuwe vicevoorzitter, althans een tijdelijke nieuwe vicevoorzitter, een nieuwe minister in de zaal en nog heel veel eerste sprekers te verrichten. Ook namens mijn fractie doe ik dat natuurlijk graag.

Een aangepaste voetbalwet, relatief kort na de inwerkingtreding van de vorige in 2010, op basis van een evaluatie die al na anderhalf jaar plaatsvond. Een voetbalwet die opnieuw de bevoegdheden van burgemeesters om ernstige overlast aan te pakken uitbreidt. Die de burgemeester de mogelijkheid geeft een stadionverbod van pakweg ADO Den Haag of de KNVB bestuurlijk te bekrachtigen, ook bij iemand die voor de eerste keer in de fout gaat. Die bovendien de duur van een gebiedsverbod aanmerkelijk oprekt. Niet alleen bij voetbal, maar ook bij de kermis of bij de viering van oud en nieuw.

De GroenLinksfractie heeft nog de nodige vragen bij dit wetsvoorstel. Die zijn voor een deel van praktische aard, maar meer ook van fundamentele aard over de rechtsgang en de bescherming van burgerrechten bij een zwaar iets als vrijheidsbeneming. Laat ik vooropstellen dat ook mijn fractie gruwt van hooliganisme rond het voetbal en van rellen en vernielingen in de nieuwjaarsnacht of bij andere evenementen. Net als u hebben we de beelden van rellende supporters en vernield Italiaans erfgoed in Rome nog altijd op het netvlies. Daar hebben wij geen goed woord voor over. De vraag voor mijn fractie is wel aan welke principiële en praktische voorwaarden de bestrijding van ongeregeldheden bij voetbalstadions, de kermis en oud en nieuw moet voldoen om effectief optreden te koppelen aan de waarborgen die onze rechtsstaat vereist. Wij hebben twijfels of dit wetsvoorstel die toets kan doorstaan.

De huidige voetbalwet trad op 1 september 2010 in werking. Anderhalf jaar later bleek bij de evaluatie dat met name VNG en KNVB behoefte hadden aan aanscherpingen. Die worden nu aan ons voorgelegd. Kortheidshalve sla ik de belangrijkste punten van de inhoud van dit wetsvoorstel over die al door voorgaande sprekers zijn genoemd. Wel wijs ik op het verslag waarin de GroenLinksfractie haar bezorgdheid over de verschillende wijzigingen heeft uitgesproken. Rechtsstatelijkheid, proportionaliteit en de stapeling van bevoegdheden zijn belangrijke zorgpunten.

In het oog springt de vraag hoe de uitbreiding van bevoegdheden zich verhoudt tot artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat regelt hoe om te gaan met de vrijheidsrechten van mensen die nog niet door de strafrechter zijn veroordeeld. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt daar strikte eisen aan. Zo dient een dergelijke vrijheidsbeperking strikt noodzakelijk en proportioneel te zijn en dient de toegang tot de rechter gewaarborgd te zijn. De GroenLinksfractie stelt zich op het standpunt dat vrijheidsbenemingen en beperking van de bewegingsvrijheid van mensen primair en door waarborgen omgeven door de strafrechter moeten worden opgelegd. Alleen in uitzonderingsgevallen, als de openbare orde ernstig in het geding is en voor korte periodes, kan een bestuurlijke interventie in de plaats komen van de rechterlijke vrijheidsbeneming. Door deze bevoegdheden, die bestuurlijke interventies, steeds uit te breiden en de mate van vrijheid om te gaan en staan waar je wilt verder te beperken, slaan we een weg in die steeds verder af komt te staan van dat primaire uitgangspunt. Dit gaat temeer knellen, als sancties van een privaatrechtelijke partij als de KNVB of misschien straks wel de kermisorganisatie ten grondslag komen te liggen aan die beperkingen. Het mag dan soms erg praktisch lijken, het rechtsstatelijke gevaar dat zonder al te veel overtuigend bewijsmateriaal een inbreuk op de bewegingsvrijheid van mensen wordt gemaakt, vindt mijn fractie een zorgvuldige afweging waard.

Voor GroenLinks is dit een principieel punt. Mijn fractie vindt dat het strafrecht moet worden toegepast bij het verregaand inperken van de bewegingsvrijheid van mensen, vanwege de waarborgen die daarbij nodig zijn. Bovendien zou alleen de rechter, en wat ons betreft vooral de strafrechter, of de rechter-commissaris hiertoe moeten kunnen beslissen. Zo is de scheiding van machten in ons rechtssysteem nu eenmaal, en met goede redenen, geregeld. Die rechtdoende rol kan wat ons betreft maar in zeer beperkte mate door de uitvoerende macht van de burgemeester worden overgenomen. Bij elke oprekking daarvan zijn zwaarwegende argumenten en afwegingen nodig.

Met artikel 5 van het EVRM in de hand vinden wij de afwegingen die het kabinet op dit punt maakt in het wetsvoorstel onvoldoende terug. Vooral vragen we de minister een fundamentele onderbouwing te geven van zijn idee om de door private partijen, zoals de KNVB, opgelegde sancties bestuursrechtelijk te kunnen laten sanctioneren. Dat is bij mijn weten een novum. De reikwijdte lijkt ook niet beperkt te blijven tot de KNVB, dus deze mogelijkheid zou een enorme vlucht kunnen nemen. Onderschrijft de minister het standpunt van GroenLinks dat uiterste terughoudendheid geboden is bij het door anderen dan de rechter opleggen van bewegingsbeperkingen? Welke criteria hanteert de minister precies bij zijn beoordeling dat ook een burgemeester deze bevoegdheid zou kunnen uitoefenen? En waarom heeft hij in de wet niet op zijn minst de officier van justitie een stevige positie gegeven? Wat vindt de minister er ten principale van dat de burgemeester een loket wordt van allerlei instanties die mensen met sterk afwijkend gedrag uit hun omgeving willen weren? Wat doet hij bijvoorbeeld, een willekeurig item, met de buurtstichting die lastige en overlastgevende jongens wil weren uit het met publieke middelen betaalde buurthuis, dat er nou net voor is om iets met die jongens te doen? Kan het buurthuis als rechtspersoon straks de burgemeester ook vragen een sanctie met een burgemeestersbevel te bekrachtigen, zodat het buurthuis elke vrijdagavond voor die jongens op slot gaat? Het is misschien een overdreven voorbeeld maar ik noem het toch, omdat ik graag van de minister wil horen waar hij de grens zou leggen en of die grens niet explicieter moet worden gemaakt in de wet.

Dit wetsvoorstel als volgende stap in de stapeling van bevoegdheden op het gebied van openbare orde en veiligheid bij de burgemeester roept de vraag op naar de transparantie van bestuurlijk, strafrechtelijk optreden. En vooral: hoe garandeer je een adequaat rechtsbeschermingsniveau? De Leidse hoogleraar Barkhuysen heeft daar onderzoek naar gedaan en adviseert de betrokkenheid van de rechter bij bestuursrechtelijke en strafrechtelijke afdoening te intensiveren, variërend van voorafgaande rechterlijke goedkeuring van de inzet van bestuurlijke bevoegdheden tot een inhoudelijke rechterlijke toets achteraf. Die rechterlijke toets zou, professor Barkhuysen samenvattend, moeten worden afgestemd op de inbreuk die overheidsmaatregelen maken op de grondrechten van betrokkenen.

Daarnaast kan uit diverse beschikbare rechterlijke uitspraken worden afgeleid dat de oplegging van een burgemeestersbevel voorzien moet worden van een goede motivatie. Transparantie en motivatie van het besluit tot oplegging van een burgemeestersbevel zijn dus cruciaal. GroenLinks vraagt zich af of de mogelijkheid om aan te sluiten bij privaatrechtelijke sancties van derden met name die toets zal kunnen doorstaan. De Groningse hoogleraar Brouwer en de VU-hoogleraar Schilder, al eerder genoemd, vinden dit in het Nederlands Juristenblad "een tamelijk principiële stap die de regering hier zet die bovendien het nodige gevaar in zich bergt." Zij hebben zich verdiept in wat wordt genoemd de gemakzuchtige toepassing van het stadionverbod door de KNVB. Dat komt de transparantie en het vertrouwen in een door feiten gestaafde sanctieoplegging niet ten goede. Graag een reactie van de minister.

Overheidshandelen is gebaseerd op de gedachte dat ingegrepen wordt als het echt niet anders kan, subsidiariteit, en ingrepen in verhouding staan tot het begane feit, proportionaliteit. Voor GroenLinks is nog steeds niet onomstotelijk aangetoond dat de bestaande overheidsbevoegdheden ontoereikend zijn. Wat zijn nu precies de argumenten waarom we deze bevoegdheden extra nodig hebben, dus wat gaat ter mis als dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen?

Daarnaast vragen wij vooral ook hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot artikel 5 EVRM, en dan met name het kenbaarheidsvereiste. Het eerdere antwoord van de minister dat in beginsel elk strafbaar feit in elke situatie een burgemeestersbevel kan opleveren, stelt ons niet gerust maar roept bij GroenLinks de gedachte op dat deze bevoegdheid onvoldoende gelimiteerd is. Als burger kun je de eventuele toepassing van een burgemeestersbevel lang niet altijd voorzien. Dat staat op gespannen voet met de rechtsstatelijke uitgangspunten van de Nederlandse rechtspleging. We roepen de minister op met nadere eisen te komen om al te willekeurige toepassing van de voetbalwet te voorkomen. Wat zijn de criteria voor de toepassing, en is hij bereid om deze in lagere regelgeving vast te leggen?

Ook de Raad van State signaleert dat het instrumentarium van de burgemeester wel heel erg omvangrijk wordt en stelt de vraag of het niet tijd wordt voor een integrale herziening van alle openbareordebevoegdheden. De minister geeft aan dat binnenkort een onderzoek start. GroenLinks juicht dat onderzoek toe maar vindt de volgorde wel vreemd. De regering erkent de behoefte aan een integrale afweging, maar gaat intussen wel door met het stapelen van die bevoegdheden. Wij stellen dan ook voor dit wetsvoorstel te parkeren, tot de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn. Dan kan een integrale afweging worden gemaakt van de proportionaliteit van de stapeling van bevoegdheden in relatie tot de effectiviteit en rechtsstatelijkheid daarvan. Er is geen urgentie dit wetsvoorstel nu uit te voeren. Immers, in de memorie van toelichting onderkent het kabinet, naar aanleiding van vragen van de VVD-fractie, dat er de laatste jaren gelukkig geen toename van ernstige incidenten is. Dat biedt even soelaas. Graag een reactie van de minister. Wij willen graag ook van de minister weten hoe zijn onderzoek eruitziet, welke vragen hij precies wil laten uitzoeken en wat hij van de resultaten verwacht. Mijn fractie wil alvast meegeven dat wij in het voorgenomen onderzoek ook expliciet het functioneren van de gemeenteraad in zijn controlerende rol ten opzichte van de stapelende burgemeestersbevoegdheden mee willen geven. Graag ook hierop een reactie van de minister.

Ik kom tot een eind. Wij hebben nogal wat vragen bij de onderbouwing en de urgentie van dit wetsvoorstel maar uiteraard wachten wij met belangstelling de antwoorden van de minister op onze vragen af.

De voorzitter:

Mijnheer Lintmeijer. Mijn hartelijke gelukwensen ook met uw maidenspeech. Staat u mij toe om ook bij u iets van uw achtergrond schetsen.

U hebt geen rechten gestudeerd maar sociaal-culturele wetenschappen — dat is een beetje een opluchting — maar dan wel weer in Utrecht. Na uw afstuderen in 1981 werd u benoemd tot hoofd voorlichting van de dienst Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting van de gemeente Utrecht. Van 1989 tot 1990 was u hier tevens waarnemend directeur stadsvernieuwing. Daarna hebt u diverse leidinggevende posities vervuld op het gebied van communicatie bij onder andere de Nederlandse Spoorwegen, Berenschot en de gemeente Amersfoort. Van 2000 tot 2008 was u mede-eigenaar van het communicatiebureau Maatschap voor Communicatie. Van hieruit vervulde u interimmanagementposities bij de Nederlandse Publieke Omroep en de Nederlandse Opera.

Sinds 2008 bent u zelfstandig organisatie- en communicatieadviseur en -strateeg, met name in de publieke sector. Deze functie onderbrak u van april 2010 tot mei 2014 voor het vervullen van het wethouderschap in de gemeente Utrecht. In deze functie was u belast met de portefeuilles verkeer, cultuur, erfgoed, regiozaken, internationale zaken en de wijken Noordwest en Zuid.

De stad maakte in die jaren grote ontwikkelingen door, zoals de bouw van muziekpodium Tivoli Vredenburg en het uitbreiden van de Utrechtse ringweg. Ook de verbouwing van station Utrecht Centraal vergde ingrijpende maatregelen. Het laatste hebben wij allemaal wel meegekregen. Vorig jaar nam u in dit kader namens de gemeente een prijs in ontvangst voor het bouwen van wat 's werelds grootste fietsenstalling moet worden.

Sinds mei 2014 hebt u uw werkzaamheden als zelfstandig adviseur weer opgepakt. Toch blijft u verknocht aan uw "stadsie" en ondersteunde u de Universiteit Utrecht vorig jaar bij het zoeken naar crowdfunding voor culturele onderzoeken en projecten.

Hier in de Eerste Kamer bent u lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, bijgenaamd Commissie 1, de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Met uw maatschappelijke en politieke ervaring zult u ongetwijfeld een interessante verdere bijdrage aan het werk van onze Kamer leveren. Wij wensen u daarmee veel succes.

Ik schors de vergadering nu om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech.