Verslag van de vergadering van 30 juni 2015 (2014/2015 nr. 37)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 14.32 uur
De heer Knapen i (CDA):
Voorzitter. Mijn aanwezigheid hier zouden ze vroeger bij mij thuis waarschijnlijk "een late roeping" hebben genoemd. Of het een roeping zal blijken te zijn, moet de toekomst natuurlijk nog uitwijzen, maar laat ik vooropstellen dat mijn eerste indrukken buitengewoon positief zijn. Ik heb gemerkt dat hier niet alleen stellige opvattingen en strikte overtuigingen te berde worden gebracht, maar dat er ook ruimte is voor twijfel. Hier en daar is er zelfs ruimte voor intellectuele scepsis. Er is dus ook ruimte om van elkaar te leren. Wat wil een mens in een democratische arena nog meer?
Laat ik de regering allereerst danken voor de memorie van antwoord naar aanleiding van vragen van onder meer onze inmiddels afgezwaaide collega Van der Linden. Laat ik daarnaast vooropstellen dat mijn fractie zich in deze associatieakkoorden kan vinden.
We spreken vandaag over associatieakkoorden met een zware politieke lading. Je kunt ze vrij klinisch beschouwen, als afspraken ter bevordering van het onderlinge economische verkeer, maar we weten allemaal dat dit maar een deel van het verhaal is. Het gaat ook om normen, rechtsstatelijkheid en anticorruptie. Dat wordt besproken en getoetst in associatieraden en in associatiecomités. De regering heeft het, in navolging van de Commissie zelf, over bestuurlijke hervormingen, de bevordering van stabiliteit en duurzame welvaartsontwikkeling in deze drie landen. Bij de implementatie van de associatieakkoorden wordt een groot deel van het Europese acquis overgenomen, zo schrijft de regering in haar memorie van antwoord. Als dat zo zou zijn, brengt een succesvolle uitvoering — wat we toch allemaal hopen — een lidmaatschap van de Europese Unie dichterbij. Nee, zegt de regering, het nabuurschapsbeleid is juist ook altijd gepresenteerd als een alternatief voor lidmaatschap. Maar klopt dit wel? Natuurlijk, de procedures zijn anders, maar wie goeddeels aan het acquis voldoet, is toch al een heel eind op weg om aan de Kopenhagencriteria te voldoen, en dus om lid te worden.
Daar komt bij dat de drie landen zelf, Moldavië, Georgië en Oekraïne, dit zelf ook zo zien. Voor hen is associatie wel degelijk een voorportaal voor lidmaatschap. Als je door Tbilisi wandelt, zie je ook aanzienlijk meer Europese vlaggen dan hier rondom het Binnenhof. Begrijp me goed, mijn fractie is van dat lidmaatschap zeker geen voorstander, maar niemand heeft in enig verdrag grenzen van de Europese Unie getrokken. Artikel 49 van het Europese verdrag biedt alle Europese landen het recht zich te melden. Vergeet niet wat wij, Europeanen, in ons gemopper op Europa nog weleens vergeten. Europa is een aangename plek met rechtsstatelijkheid die beter is dan elders in de wereld, met minder corruptie dan elders in de wereld, met een betere onderwijstoegang dan elders in de wereld en met een redelijkere verhouding tussen rijk en arm dan elders in de wereld. Dat maakt voor deze drie landen een associatieverdrag bovenal een politieke keuze richting de Europese Unie en ze zullen zich, als het succesvol verloopt, dus ook melden. Heeft de regering hier denkbeelden over? Zou zij hierin wat verder willen gaan dan de onschuldige mededeling dat dit thans niet aan de orde is? We hebben gezien hoe het in het verleden is gegaan. Lidstaten hebben verschillende opvattingen, compromissen zijn soms geboden en voor je het weet, is een associatieverdrag niet een alternatief voor maar een voorportaal van lidmaatschap, worden er verwachtingen gewekt en zitten we in een rijdende trein.
Maar laten we eerlijk zijn. Het aloude idee van uitbreiden en verdiepen in de Europese Unie is maar zeer ten dele een succes geworden. De EU zoals we die nu dagelijks aantreffen, met 28 lidstaten en soms totaal andere verwachtingen, ontwikkelingsniveaus en mores, heeft ernstig aan bestuurbaarheid en slagkracht ingeboet. Ze zou onder verdere uitbreiding simpelweg bezwijken.
Dan is er een ander onderwerp: de geopolitiek. Daar houden wij in ons land over het algemeen niet zo van. Dat is begrijpelijk, want geopolitiek is oneerlijk, zeker voor de kleintjes. Bij geopolitiek gaat het om macht en onmacht en dat hangt af van grootte, van je toevallige plek op de aardbol of van wat er aan rijkdommen in je bodem zit. Dat zijn allemaal dingen van de realpolitik, niet van het normatieve vlechtwerk van volkenrechtelijke betrekkingen. Ook de Europese instellingen in Brussel zijn niet zo goed in geopolitiek. Het zijn daar allemaal knappe lui, daar niet van, maar ze hebben geen land en dus ook geen geopolitieke reflexen. Dat maakt de Europese Unie tegelijkertijd zo bekwaam in multilateralisme, maar ook wel een beetje blind voor de geopolitieke dimensies. Dat maakt het discours op de Brusselse burelen over associatieakkoorden soms zo technisch, zo operationeel, zo procedureel en zo weinig politiek. Voor anderen gaat het hier juist bij uitstek om geopolitiek. De vermaledijde voormalige president van Oekraïne, Janoekovitsj, weigerde zijn handtekening onder het associatieverdrag eind 2013 niet omdat hij problemen had met de landbouwparagraaf uit het verdrag. Nee, voor hem ging het om een keuze tussen Moskou of het Westen. De bevolking ging vervolgens niet het Maidanplein op vanwege saniteitsbepalingen in het associatieverdrag, maar vanwege de geopolitiek. De afloop is bekend. De drie landen kiezen met dit akkoord voor Europa en, of we dat nu willen of niet, tegen Rusland. Om diezelfde reden heeft Armenië trouwens, onder zware Russische druk, van de associatie afgezien.
Dan kom ik bij een ander punt. Laten we niet onderschatten wat er allemaal op ons afkomt als we deze drie landen in een vijandig geopolitiek umfeld op weg moeten helpen. Oekraïne heeft kenmerken van een fragiele staat. Rusland kan zonder al te veel moeite die toestand telkens weer verlengen, alle steun en assistentie van de Europese Unie en de Verenigde Staten ten spijt. Denkt de regering met dit akkoord ook adequate druk op Oekraïne te kunnen uitoefenen om het juiste te doen en het verkeerde te laten? Moldavië beleeft dezer dagen de zonderlinge wederopstanding van oligarchen over wie een donkere schaduw hangt. Het volk kiest ze als burgemeester en een pro-Europese premier heeft het veld alweer moeten ruimen, in zijn geval op beschuldiging van valsheid in geschrifte. Onze regering heeft het over wat dan heet conditionaliteit. Kan de regering zeggen wat deze fraaie term in het geval van Moldavië precies betekent?
Dat brengt me op het punt van de buren van de buren. Immers, ook voor Rusland gaat het bij deze akkoorden niet om een technisch economisch traject, maar om grote geopolitiek. Voor het Kremlin zijn al die revoluties als in Oekraïne of zelfs nu in Macedonië bedreigend. Voor president Poetin is verzet tegen de politieke trend in de drie associatiestaten ook ingegeven door angst dat zoiets zou kunnen overslaan naar zijn eigen land. Hij houdt niet van dit type revolutie met westerse waarden als democratie, rechtsstatelijkheid en transparantie. De politieke en mentale afstand tussen het westen en Rusland is snel toegenomen en president Poetin voedt het aloude chauvinisme. De treurnis om het verloren rijk, het klassieke omsingelingscomplex: president Poetin kan er naar believen in winkelen om het volk achter zijn agressieve en soms ronduit botte internationale optredens te krijgen. Met de annexatie van de Krim heeft Rusland het verdrag van 1994, waarin de Oekraïne zijn kernwapens heeft ingeleverd in ruil voor een soevereiniteitsgarantie, gewoon aan zijn laars gelapt. Het intrigante gedrag in het oosten van de Oekraïne is evenmin erg geruststellend, en dan hebben we het maar liever niet over het cynisme rondom het MH17-drama.
We mogen ons echter niet alleen door gevoelens, bijvoorbeeld over deze president, laten leiden. Hij staat voor een werkelijkheid. Hij symboliseert een nationale reflex van een land dat ook wij uiteindelijk nodig hebben en waar wij in het recente verleden weleens wat achteloos aan voorbij zijn gegaan. Daarom juichen wij met de regering het tweesporenbeleid toe: samenwerking met de associatielanden, maar tevens bereidheid om telkens weer ook met Rusland en Turkije over de consequenties te spreken en problemen op te lossen. En, zo zou ik daaraan willen toevoegen, oog te hebben voor de gevoeligheden en de geopolitieke dimensies.
Dat brengt mij tot slot op de vraag hoe de regering de rol van de NAVO ziet in de stabilisatie van de situatie aan de oostgrens. Wat mag en moet van de NAVO en wat van de Europese Unie worden verwacht? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Kan de regering daar haar licht over laten schijnen?
Wij zien uit naar de stellingnames van de regering.