Verslag van de vergadering van 30 juni 2015 (2014/2015 nr. 37)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 18.18 uur
De heer Knapen i (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de gestelde vragen. Ik denk dat wij het beeld delen van het glas dat halfvol is, van een gematigd positief beeld van de hervormingen in Oekraïne. Natuurlijk, het is dun ijs. Natalie Jaresko, de minister van Financiën, is een buitengewoon daadkrachtige vrouw, maar ze kreeg het Oekraïense paspoort een uur voor ze werd beëdigd als minister. Alvares Abromavicius, ook een daadkrachtige jonge dynamische minister van Handel in Oekraïne, kreeg het paspoort van Oekraïne een uur voordat hij werd beëdigd. Dat is verder niet zo erg, maar er zijn landen waarin dat niet het geval is omdat ze wat meer worteling, diepgang en stabiliteit hebben. Dit is het geval op heel veel terreinen. Heel veel mensen met een ander paspoort zijn in die ministeries binnengekomen en hopen daar de aansluiting bij het land te vinden.
Het is goed dat wij hen daarbij helpen. We zullen nog wel goed moeten letten op wat er op dit moment gebeurt in verband met het programma-akkoord met het IMF. Dat is er nog niet. Zolang dat akkoord er niet is, kan Oekraïne financieel niet verder. Het programma is een voorwaarde om veilig te kunnen investeren. Die investeringen zijn van groot belang om een beetje meer sociaal-economische stabiliteit te krijgen. Ik hoop dat ook de Nederlandse regering vervolgens actief zal bekijken hoe ze behulpzaam kan zijn bij die investeringen als dat programma er eenmaal is. Iedereen weet dat bijvoorbeeld voedselzekerheid in principe de grote groeidiamant is van de Oekraïense economie. Daarvan hebben wij verstand. Op dat terrein kunnen wij iets brengen. Dat kan allemaal pas wanneer investeringen veilig zijn. Ik roep de regering op om dan ook alert te zijn wanneer dat programma er is.
Tot slot onderstreep ik van harte wat de minister zegt over de balans. Het is goed om oog te hebben voor het feit dat we Rusland nodig hebben, wat we ook aan verwerpelijks kunnen vaststellen aan het gedrag van dat land. Natuurlijk is er terzijde even gesproken over de boycotmaatregelen vis-à-vis Rusland. Die zijn wat mij betreft een beetje uit het preglobaliseringstijdperk. In die zin valt er heel veel over te zeggen, maar dat is meer iets voor een andere gelegenheid. Los daarvan is het goed om te letten op wat wij kunnen doen met Rusland. Wij hebben het land nodig in verband met de bestrijding van ISIS en bij het maken van afspraken over de Mediterranean, over het reduceren van het aantal vluchtelingen, over Syrië en over Iran. Dat betekent simpelweg dat wij deze speler ondanks alles nu eenmaal nodig hebben op het speelveld van internationale betrekkingen. Het is goed om niet te spreken over mogelijkheden van een nieuwe Koude Oorlog, maar over mogelijkheden om via de stick en de carrot — de minister had er een Nederlandse vertaling voor — te bekijken wat wij op dat gebied maximaal kunnen betekenen.