Verslag van de vergadering van 8 september 2015 (2014/2015 nr. 39)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 15.44 uur
Mevrouw Prast i (D66):
Mevrouw de voorzitter. Er is heel veel over tafel gekomen. Laat ik allereerst zeggen dat ik blij ben dat de minister en ik het erover eens zijn dat de bandbreedte van de risicoweging beperkt is. We zitten in een EU-kader en daar hebben we mee te dealen. Ik ben ook erg blij dat de minister heeft toegezegd dat hij aandacht zal hebben voor de beleggingen van het fonds. Hij is niet ingegaan op mijn vraag of het niet mooi zou zijn om het fonds bij de ECB aan te houden. Ik laat dat nu verder lopen, maar het lijkt mij veiliger; het maakt het fonds minder vatbaar voor politieke inmenging en vergroot daarmee de geloofwaardigheid.
Een aantal andere punten. De minister heeft een paar keer de term "strafexercitie" genoemd. Dat vind ik een heel eigenaardige term als je probeert de kosten neer te leggen bij degene die de veroorzaker is van de ellende. Als ik een winkel inga en ik koop een ring, dan kost mij dat geld. Dat is een prijs, in ruil voor die ring. Als ik een juwelier beroof en ik word gepakt, dan krijg ik een boete. Dat zijn twee verschillende dingen en in mijn ogen is wat wij hier aan het doen zijn met dit fonds, mensen, banken, instellingen laten betalen voor iets wat zij daarvoor in ruil krijgen, namelijk dat zij, als het mis is, mede uit dat fonds afgewikkeld zullen worden.
De minister heeft ook de metaforen van het karretje en van het bouwwerk gebruikt. Hij zegt: wij hebben nu die kapitaalvereiste zo op orde, dat het eigenlijk wel genoeg is; dat fonds is een soort extraatje ter ontmoediging van het nemen van risico en ter bevordering van de geloofwaardigheid. Hij noemt cijfers uit 2012. We zijn nu al drie jaar verder. De tijd zal het leren. Dit zijn de meest recente cijfers die ter beschikking waren. Ik hoop van harte dat de minister gelijk krijgt en dat de impliciete subsidie die de overheid geeft aan de banken, kleiner wordt en misschien zelfs verdwijnt.
De heer Postema i (PvdA):
Ik wil toch een vraag stellen aan mevrouw Prast. Het is eenvoudig om steeds naar de risicokant te kijken in dit soort kwesties, maar hoe zou haar fractie zaken invullen als adequate buffers of een adequaat fonds als achtervang? Anders komen we ongewild in de situatie dat wij als parlement zeggen: "het is nooit genoeg", zonder zelf de gewenste omvang aan te geven.
Mevrouw Prast (D66):
Mijn opmerkingen en vragen zijn niet gegaan over de omvang van het fonds, maar over de eerlijkheid van de bijdrage en daarmee de geloofwaardigheid van het fonds. Het gaat mij meer om de risicoweging. Dat het fonds mogelijk te klein zou zijn, dat kan. Dan wordt dat opgelost met bijdragen achteraf van de banken. Mij heeft dat de indruk gegeven dat de vervuiler dan niet zou meebetalen, want die wordt afgewikkeld, maar misschien is dat niet zo. Dat zou mij een ongewenste situatie lijken.
Ik kom op de metaforen van het bouwwerk en het karretje. Bij een bouwwerk en bij een karretje moeten alle onderdelen het doen. De kracht van het geheel zit hem in de zwakste schakel. Dat wil ik nog even opmerken. En nogmaals, ik had gehoopt dat het antwoord zou zijn: "de kapitaaleisen zorgen ervoor dat banken zo weinig speelruimte hebben om risico te nemen, dat de een nooit veel meer risico zal nemen dan de ander", maar dat is blijkbaar niet zo.
Er is opgemerkt dat juist de mensen die blijven zeggen dat de bail-in niet geloofwaardig is, want kijk eens hoe groot die impliciete subsidie nog is, ervoor zorgen dat de beleggers het niet geloofwaardig vinden. Ik acht dat een enorme onderschatting van de slimheid van de belegger, maar nogmaals, de tijd zal het leren.
Ik denk eigenlijk dat ik het hierbij kan laten.