Verslag van de vergadering van 29 september 2015 (2015/2016 nr. 2)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 15.35 uur
De heer Diederik van Dijk i (SGP):
Voorzitter. Ook ik wil vanaf deze plaats graag de heer Don feliciteren met zijn maidenspeech, en inmiddels ook met zijn maideninterruptie. Na alle bezuinigingen op defensie is het Leger des Heils ongeveer het laatste nog functionerende leger in ons land. Ik vind dat we alleen daarom al zuinig moeten zijn op het Leger des Heils.
De SGP waardeert de intenties bij dit wetsvoorstel. Ik wil dit debat gebruiken om enkele vragen te stellen over thema's die in mijn ogen in de Tweede Kamer niet uitputtend aan de orde zijn geweest, en om nog wat vragen te stellen die rijzen als gevolg van aangenomen amendementen.
De SGP vindt het belangrijk dat zorgverleners van wie het functioneren in het verleden ernstig te wensen overliet niet bij een andere instelling aan de slag kunnen zonder dat de betreffende instelling daarvan op de hoogte is en eventueel maatregelen kan nemen. Hoewel de minister veel van de vergewisplicht verwacht, is de SGP er minder gerust op dat alle disfunctionerende zorgverleners door bijvoorbeeld het natrekken van referenties in beeld komen. Ook het opvragen van de verklaring omtrent het gedrag zorgt slechts voor gedeeltelijke zekerheid. Het gaat daarbij immers alleen om strafrechtelijk vervolgde medewerkers, en niet om medewerkers die vakinhoudelijk onbekwaam zijn. Ik vraag de minister daarom om werk te maken van een meer sluitend systeem waarop zorgaanbieders wel kunnen rekenen. Volgens mij biedt het amendement van de heer Van der Staaij op stuk nr. 58, op grond waarvan disfunctionerende zorgverleners kunnen worden opgespoord via de IGZ, daarvoor meer mogelijkheden dan de minister nu benut. Is de minister bereid om, als uitwerking van het zojuist genoemde amendement, een voor zorgaanbieders digitaal raadpleegbaar register te ontwikkelen, waarmee ontslagen werknemers bovendien de mogelijkheid krijgen zich te rehabiliteren? De boodschap uit de concept-AMvB, die de minister aan potentiële werkgevers wil geven, lijkt op dit ogenblik nog onvoldoende bruikbaar. Is de minister bereid om te regelen dat de IGZ klip-en-klaar meldt of iemand is ontslagen wegens disfunctioneren, wat de bevindingen van de IGZ zijn met betrekking tot de desbetreffende zorgverlener, en welke maatregelen de IGZ noodzakelijk acht om herhaling van disfunctioneren te voorkomen?
Ik kom dan op de vergewisplicht. Op dit moment is nog instemming van de sollicitant nodig met het inwinnen van referenties. Komt daar verandering in nu het wettelijk verplicht wordt om vorige werkgevers te raadplegen? Klopt die veronderstelling?
Met de nieuwe meldplicht na ontslag wegens ernstig disfunctioneren heeft de IGZ een nieuw middel in handen om onbekwame medewerkers uit de zorg te weren. Volgens mij heeft de IGZ echter nergens de wettelijke bevoegdheid om na het onderzoek toezicht te blijven houden op deze zorgverleners. Klopt deze veronderstelling? En zo ja, is het wenselijk om deze bevoegdheid alsnog te regelen? Zo blijft de meldplicht niet slechts een papieren tijger, maar wordt hij een leeuw met tanden.
De SGP vindt het een goede zaak dat de verplichte verklaring omtrent het gedrag voor alle zorgmedewerkers vervangen is door een regeling die meer op maat gemaakt is. Graag hoor ik nog wel een inhoudelijke argumentatie bij de keus van de minister om de vog nu verplicht te stellen voor zorgverleners die werken in een instelling waar ouderen, mensen met een handicap of mensen met een psychische stoornis wonen. De constatering die ik in de beantwoording las, namelijk dat deze keuze het midden houdt tussen de wens van brancheorganisaties en die van cliëntenorganisaties, vind ik wat mager. Kan de minister in haar antwoord op deze vraag ingaan op de door de Tweede Kamer gevraagde afweging van kosten en baten? Kan de minister aangeven hoeveel medewerkers voorkomen in de justitiële documentatie die wordt geraadpleegd bij het onderzoek ten behoeve van het afgeven van een vog? Pas als dat bekend is, kan een evenwichtige belangenafweging tussen kosten en baten gemaakt worden.
De SGP is er nog niet helemaal gerust op dat het intern melden van incidenten 100% veilig wordt. Ik vraag de minister hoe zij voorkomt dat zorgverleners minder bereid zijn om incidenten te melden omdat het Openbaar Ministerie mogelijk — hoewel slechts in bijzondere omstandigheden — informatie uit de incidentenregistratie gaat gebruiken bij de opsporing van strafbare feiten. Zou het niet verstandiger zijn om deze bevoegdheid van het OM te schrappen, omdat informatie over zware misdrijven altijd ook wel op andere manieren te achterhalen moet zijn?
Ik constateer dat de huidige meldplicht bij grensoverschrijdend seksueel gedrag waarbij sprake is van lichamelijk, geestelijk of relationeel overwicht voor wat betreft het ongewenst seksuele aspect meer omvat dan de nieuw voorgestelde meldplicht bij geweld in de zorgrelatie. Erkent de minister dat seksueel overschrijdend gedrag een ruimer begrip is dan het plegen van een van de zedenmisdrijven uit het Wetboek van Strafrecht? Het gaat dan bijvoorbeeld ook om seksueel getinte opmerkingen door hulpverleners. Ik neem aan dat het niet de bedoeling van de minister is om de meldplicht in te perken. Is dat inderdaad zo? En wil zij dat dan eventueel ook repareren?
Ik kom bij het deel van de wet dat gaat over klachten en geschillen. De SGP steunt de gedachte om klachten en geschillen in eerste instantie zo veel mogelijk tussen de zorgverlener en de patiënt onderling te laten oplossen. De nieuwe, bemiddelende rol van de verplichte klachtenfunctionaris kan daarbij goed uitpakken. Ik vraag de minister of zij nader wil toelichten waarom zij niet bang is dat dit wetsvoorstel leidt tot een vermenging van klachten en claims bij de geschillencommissie. Waarom is er niet voor gekozen om klachten en claims volgtijdelijk te laten behandelen? Kan de minister ingaan op de vrees van artsen dat het medisch handelen te veel bepaald zal worden door de angst voor een mogelijke claim, met defensief handelen tot gevolg?
Het wetsvoorstel introduceert ook een nieuw fenomeen, te weten de collectieve actie die ingesteld kan worden bij een geschillencommissie. Zou het niet in de rede liggen om de bepaling uit het BW te blijven volgen, waarin de belangengroep eerst moet proberen om met de gedaagde tot overeenstemming te komen? Dat staat in artikel 305a, lid 2. Dat sluit toch beter aan bij de tweetrapsraket die ook voor individuele klachten wordt gekozen?
Ik kom aan het einde van mijn betoog. Nadat de wetswijziging van artikel 13 over de vrije artsenkeuze in deze Kamer is gestrand, heeft de minister in de brief Kwaliteit loont aangegeven dat zij nadere eisen gaat stellen aan de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg. Ze wil daarbij gebruikmaken van de bevoegdheid die ze krijgt op basis van artikel 5, lid 2, van de Wkkgz. Is het mogelijk dat de Eerste Kamer nog voor de stemmingen inzicht krijgt in het concept voor de Algemene Maatregel van Bestuur, zodat we die kunnen betrekken bij ons eindoordeel over deze wet? Aangezien het de bedoeling is om die AMvB al per 1 januari 2016 te laten ingaan, lijkt mij dat er al een gerijpt stuk moet liggen.
Ik sluit af, maar niet dan nadat ik mevrouw Bredenoord alvast heel veel succes heb gewenst met haar maidenspeech.