Plenair Martens bij behandeling Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg



Verslag van de vergadering van 29 september 2015 (2015/2016 nr. 2)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 13.50 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Martens i (CDA):

Voorzitter. U zei het al, vandaag behandelen wij wetsvoorstel nr. 32402 dat gaat over regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg, kortweg de Wkkgz.

De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat het kabinet de verbetering van de kwaliteit van zorg centraal wil stellen en dat het zorg wil dragen voor goede, veilige, tijdig beschikbare, toegankelijke en betaalbare zorg voor alle cliënten, alsook dat het kabinet streeft naar meer samenhang en doelmatigheid. Ook ondersteunen de leden de wens om de zorg meer cliëntgericht te maken. Uiteraard hecht de CDA-fractie aan goede borging van de rechten van cliënten en een goede klachten- en geschillenprocedure. De leden ondersteunen dan ook de intentie van de minister om de kwaliteit van de zorg en de behandeling van klachten en geschillen te verbeteren.

Het wetsvoorstel heeft een moeizaam traject achter de rug. De wet is een voortzetting van het eerder ingediende wetsvoorstel Wet cliëntenrechten in de zorg (Wcz), dat ten doel had de rechten en plichten van de cliënt en de zorgaanbieder in één nieuwe wettelijke regeling samen te voegen. Dit wetsvoorstel riep zo veel vragen op dat het stokte in de Tweede Kamer. In april 2013 diende de minister de derde nota van wijziging in waarmee het oorspronkelijke wetsvoorstel werd beperkt tot alleen de onderdelen kwaliteit, klachten en geschillen. Sinds juli 2013 ligt het voor behandeling in de Eerste Kamer. Bij aanbieding bleek de tekst zo ingewikkeld en onoverzichtelijk dat de Kamer gevraagd heeft om een nieuwe integrale toelichting. De minister heeft daarop laten weten dat het herschrijven van een nieuwe memorie van toelichting na afronding van de behandeling in de Tweede Kamer eigenlijk niet meer mogelijk is, omdat tijdens de parlementaire behandeling gewisselde stukken, inclusief de Handelingen, betekenis verlenen aan de artikelen. Bij het samenstellen van een nieuwe tekst zou volgens de minister "geschiedvervalsing" kunnen optreden. Waar het ministerie met zo veel ambtenaren de toelichting niet anders dan als een opeenstapeling gebundeld kan aanbieden, worden instellingen, individuele zorgverleners en patiënten geacht deze bundeling van honderden pagina's teksten, commentaar op commentaar moeiteloos te begrijpen en te kunnen implementeren.

Zelden was er een wetsvoorstel waarbij de Raad van State zó expliciet fundamentele vragen heeft gesteld bij de aanleiding en de noodzaak. De Raad is ervan overtuigd dat cliëntenrechten in Nederland juridisch goed geborgd zijn en ziet geen noodzaak tot deze ingrijpende herziening. De Raad pleit voor het beter benutten van het beschikbare instrumentarium.

Zelden zagen wij een wetsvoorstel waarover wij van zo veel organisaties, op zo veel punten, zo veel fundamentele zorgen toegezonden kregen. Instellingen, individuele zorgverleners, patiëntenorganisaties en hun landelijke koepels formuleren serieuze bezwaren bij de vormgeving en uitwerking van het wetsvoorstel.

Eigenlijk zijn er alleen positief-kritische signalen van consumenten- en cliëntenorganisaties, al vinden ook zij dat de wet aanpassingen behoeft vanwege de onduidelijke definities, vanwege de onduidelijkheid die er ook met dit wetsvoorstel blijft bestaan over het klachtrecht in het gemeentelijk domein en de ketenzorg, vanwege de onduidelijkheid bij wie welke klacht ingediend moet worden alsook bij welke geschilleninstantie een klacht uiteindelijk eventueel aanhangig gemaakt kan, respectievelijk moet worden. Het blijft immers altijd mogelijk dat verschillende zorgverleners bij verschillende geschilleninstanties zijn aangesloten. Dat zijn toch vrij fundamentele zaken.

Het is te gemakkelijk om te zeggen dat de zorgverleners en organisaties die bezwaren uiten, alleen maar koudwatervrees hebben. De weerstand is niet gelegen in onwil om meer patiëntgericht te werken of om het functioneren van het klachtrecht te verbeteren. Het gaat ook niet om misverstanden, zoals de minister wil doen geloven. Het veld — daarmee bedoel ik onder andere de universitair medische centra, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Vereniging Gehandicaptenzorg, de KNMG, de Orde van Medisch Specialisten, het Verbond van verzekeraars, de Landelijke Huisartsenvereniging en alle andere eerstelijnsorganisaties, van tandartsen en mondhygiënisten tot verloskundigen, van fysiotherapeuten tot psychologen — heeft het wetsvoorstel gelezen en ziet wat het voor hen in de praktijk zal betekenen. Zij worden in deze visie gesteund door de Raad van State en Actal. De minister heeft een andere kijk op de werkelijkheid.

(vervolg) Mevrouw Martens (CDA):

Zelden zagen wij een wet waarop op zo veel fundamentele punten een verschil van visie bestaat tussen de minister en het veld. Laat ik drie punten noemen, al zijn er wel meer.

Ten eerste de regeldruk. De minister verwacht amper toename van regeldruk, maar het veld vreest ernstige toename en ook Actal. Actal schrijft dat bij de laatste berekeningen van het ministerie of Sira nog niet alle elementen van regeldruk zijn meegewogen. Actal houdt vragen bij de proportionaliteit van het wetsvoorstel voor de eerstelijn — deze krijgt dezelfde bureaucratische verplichtingen als grote instellingen — en stelt vragen bij de proportionaliteit van de uitvoeringsverplichtingen. Actal stelde zelfs voor om het wetsvoorstel te heroverwegen. Voorzitter. U zei het al, vandaag behandelen wij wetsvoorstel nr. 32402 dat gaat over regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg, kortweg de Wkkgz.

De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat het kabinet de verbetering van de kwaliteit van zorg centraal wil stellen en dat het zorg wil dragen voor goede, veilige, tijdig beschikbare, toegankelijke en betaalbare zorg voor alle cliënten, alsook dat het kabinet streeft naar meer samenhang en doelmatigheid. Ook ondersteunen de leden de wens om de zorg meer cliëntgericht te maken. Uiteraard hecht de CDA-fractie aan goede borging van de rechten van cliënten en een goede klachten- en geschillenprocedure. De leden ondersteunen dan ook de intentie van de minister om de kwaliteit van de zorg en de behandeling van klachten en geschillen te verbeteren.

Het wetsvoorstel heeft een moeizaam traject achter de rug. De wet is een voortzetting van het eerder ingediende wetsvoorstel Wet cliëntenrechten in de zorg (Wcz), dat ten doel had de rechten en plichten van de cliënt en de zorgaanbieder in één nieuwe wettelijke regeling samen te voegen. Dit wetsvoorstel riep zo veel vragen op dat het stokte in de Tweede Kamer. In april 2013 diende de minister de derde nota van wijziging in waarmee het oorspronkelijke wetsvoorstel werd beperkt tot alleen de onderdelen kwaliteit, klachten en geschillen. Sinds juli 2013 ligt het voor behandeling in de Eerste Kamer. Bij aanbieding bleek de tekst zo ingewikkeld en onoverzichtelijk dat de Kamer gevraagd heeft om een nieuwe integrale toelichting. De minister heeft daarop laten weten dat het herschrijven van een nieuwe memorie van toelichting na afronding van de behandeling in de Tweede Kamer eigenlijk niet meer mogelijk is, omdat tijdens de parlementaire behandeling gewisselde stukken, inclusief de Handelingen, betekenis verlenen aan de artikelen. Bij het samenstellen van een nieuwe tekst zou volgens de minister "geschiedvervalsing" kunnen optreden. Waar het ministerie met zo veel ambtenaren de toelichting niet anders dan als een opeenstapeling gebundeld kan aanbieden, worden instellingen, individuele zorgverleners en patiënten geacht deze bundeling van honderden pagina's teksten, commentaar op commentaar moeiteloos te begrijpen en te kunnen implementeren.

Zelden was er een wetsvoorstel waarbij de Raad van State zó expliciet fundamentele vragen heeft gesteld bij de aanleiding en de noodzaak. De Raad is ervan overtuigd dat cliëntenrechten in Nederland juridisch goed geborgd zijn en ziet geen noodzaak tot deze ingrijpende herziening. De Raad pleit voor het beter benutten van het beschikbare instrumentarium.

Zelden zagen wij een wetsvoorstel waarover wij van zo veel organisaties, op zo veel punten, zo veel fundamentele zorgen toegezonden kregen. Instellingen, individuele zorgverleners, patiëntenorganisaties en hun landelijke koepels formuleren serieuze bezwaren bij de vormgeving en uitwerking van het wetsvoorstel.

Eigenlijk zijn er alleen positief-kritische signalen van consumenten- en cliëntenorganisaties, al vinden ook zij dat de wet aanpassingen behoeft vanwege de onduidelijke definities, vanwege de onduidelijkheid die er ook met dit wetsvoorstel blijft bestaan over het klachtrecht in het gemeentelijk domein en de ketenzorg, vanwege de onduidelijkheid bij wie welke klacht ingediend moet worden alsook bij welke geschilleninstantie een klacht uiteindelijk eventueel aanhangig gemaakt kan, respectievelijk moet worden. Het blijft immers altijd mogelijk dat verschillende zorgverleners bij verschillende geschilleninstanties zijn aangesloten. Dat zijn toch vrij fundamentele zaken.

Het is té gemakkelijk om te zeggen dat de zorgverleners en organisaties die bezwaren uiten, alleen maar koudwatervrees hebben. De weerstand is niet gelegen in onwil om meer patiëntgericht te werken of om het functioneren van het klachtrecht te verbeteren. Het gaat ook niet om misverstanden, zoals de minister wil doen geloven. Het veld — daarmee bedoel ik onder andere de Universitair Medische Centra, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Vereniging Gehandicaptenzorg, de KNMG, de Orde van Medisch Specialisten, het Verbond van verzekeraars, de Landelijke Huisartsenvereniging en alle andere eerstelijnsorganisaties, van tandartsen en mondhygiënisten tot verloskundigen, van fysiotherapeuten tot psychologen — , het veld heeft het wetsvoorstel gelezen en ziet wat het voor hen in de praktijk zal betekenen. Zij worden in deze visie gesteund door de Raad van State en Actal. De minister heeft een andere kijk op de werkelijkheid.

Zelden zagen wij een wet waarop op zo veel fundamentele punten een verschil van visie bestaat tussen de minister en het veld. Laat ik drie punten noemen, al zijn er wel meer.

Ten eerste de regeldruk. De minister verwacht amper toename van regeldruk, het veld vreest ernstige toename en ook Actal. Actal schrijft dat bij de laatste berekeningen van het ministerie of Sira nog niet alle elementen van regeldruk zijn meegewogen. Actal houdt vragen bij de proportionaliteit van het wetsvoorstel voor de eerstelijn — deze krijgt dezelfde bureaucratische verplichtingen als grote instellingen — en stelt vragen bij de proportionaliteit van de uitvoeringsverplichtingen. Actal stelde zelfs voor om het wetsvoorstel te heroverwegen.

De heer Bruijn i (VVD):

Voorzitter. Ik heb een vraag. Mevrouw Martens noemt een groot aantal gremia uit het veld die brieven met zorgen en vragen hebben gestuurd. De andere gremia die in brieven steun hebben uitgesproken, noemt zij niet. Ik denk aan de Consumentenbond. Ik zal niet verder ingaan op al die gremia, maar het zijn er nogal wat. Voor de evenwichtigheid is het misschien goed om daar nota van te nemen.

Als je kijkt waar de bezwaren over gaan, dan betreffen die onder andere de inkadering door de wet. Als de wet op één punt echter niet inkadert, is dat de vrijheid om zelf te kiezen voor een geschillencommissie en om die ook zelf in te richten, bijvoorbeeld met regionale huisartsen. Ik vind het een beetje tegenstrijdig wat mevrouw Martens zegt. Enerzijds besteedt zij veel aandacht aan degenen die zich ingekaderd voelen, maar anderzijds maakt zij bezwaar tegen die punten waarop de wet juist vrijheid biedt.

Mevrouw Martens (CDA):

Ik kom later nog op terug op een aantal kwesties die de vrijheid betreffen, maar het is juist dat consumenten- en cliëntenorganisaties voor deze wet pleiten. Dat heb ik ook gezegd, al hebben die organisaties ook kritiek op de uitwerking van de wet en op wat erin staat. Die organisaties zijn ervan overtuigd dat hun positie wordt verbeterd.

De heer Bruijn (VVD):

Dat zijn er een groot aantal, maar mevrouw Martens noemt die niet allemaal. Voor het evenwicht is het misschien goed om dat even te zeggen.

Mevrouw Martens (CDA):

Dat is prima.

Dan kom ik bij het tweede punt, de geschillencommissie.

De geschillencommissies hebben in de Wkkgz de taak een bindend advies te geven over klacht en claim. Zowel het veld als de Raad van State waarschuwt voor de consequenties van de koppeling van beide, die bovendien nog eens heel verschillende expertises vragen. Zij vrezen juridisering en het bevorderen van een claimcultuur. Het veld vreest medicalisering en vindt dat de Wkkgz leidt tot defensieve geneeskunst, met als groot risico dat de kosten voor de gezondheidszorg verder oplopen. Als men na een mislukte bemiddeling meteen bij een geschilleninstantie terechtkomt die moet oordelen over zowel klacht als claim, gaat men eerder dingen voorschrijven om klachten en claims te voorkomen. Kan de minister nog eens aangeven of cliënten de klacht en de claim tegelijk moeten indienen of dat zij ook eerst het bindend advies over de klacht kunnen afwachten? Kunnen zij, als de klacht gegrond is verklaard, de geschillencommissie dan alsnogvragen om een bindend advies over de claim?

Het wetsvoorstel zegt alleen iets over de benoemingsprocedure van geschillencommissies. Er is niets geregeld over samenstelling, expertise, onafhankelijkheid, kwaliteit e.d. Vanuit de wereld van de geschillencommissies klinkt de vrees voor wildgroei en prijsopdrijving. Zij zien graag dat er goede randvoorwaarden worden gesteld, met name ten aanzien van de inrichting en de professionaliteit van de organisatie. Graag een reactie van de minister. Hebben wij de minister goed begrepen dat de geschillenbeslechting niet bij uitsluiting aan de SGC wordt opgedragen?

Dan het derde punt, de termijnen.

Met de Wkkgz wordt de termijn waarbinnen een klacht moet zijn behandeld verkort tot 6 weken. In de ogen van velen is deze termijn niet altijd haalbaar, zeker niet in vakantieperiodes en bij complexe gevallen. Afwijken mag in overleg. Dat leidt echter wel tot extra overleg en extra bureaucratie door en voor de zorgverleners en de cliënt wordt in zijn verwachtingen met betrekking tot de termijn teleurgesteld, terwijl er nauwelijks klachten zijn over de termijnen en cliënten een zorgvuldige behandeling meestal belangrijker vinden dan de termijn.

Over dit wetsvoorstel zijn drie schriftelijke vragenrondes geweest. De leden van de CDA-fractie danken de minister voor haar reacties. Helaas zijn de leden daarmee nog niet geheel gerustgesteld. Het veld ziet problemen, de minister niet. Het lijkt op een welles-nietesdiscussie. Zo'n discussie is hier niet erg vruchtbaar. Maar het onderstreept wel de zorgen over de uitwerking van de wet. Graag horen wij van de minister nog eens met welke argumenten zij de critici zou willen overtuigen.

Er is al klachtrecht, dat bovendien in veel gevallen naar tevredenheid werkt, zij het nog niet overal. Uit het feit dat er relatief weinig gevallen bij een geschillencommissie respectievelijk rechter terechtkomen, moge blijken dat — zoals ook de Raad van State schrijft — de huidige wet, de Wklcz, voldoende aanknopingsmogelijkheden biedt voor een goede klachtenafwikkeling. Ook de minister constateert dat de klachtenafhandeling bij veel zorgaanbieders al goed werkt. De klachtenafhandeling in de eerstelijnszorg is zelfs in 2013 nog door zorgverleners en patiënten geëvalueerd als ruim voldoende. Kan de minister aangeven waarom zij dan toch kiest voor een nieuwe wet, met nieuwe definities, nieuwe procedures en nieuwe verplichtingen, voor slechts een beperkt deel van de zorgsector, en met, ook voor degenen die al goed werken, veel lastenverzwaringen? Waarom volgt zij niet het advies van de Raad van State en de IGZ op om in te zetten op een beter gebruik van het bestaande instrumentarium, te meer daar de minister vooral laagdrempelige, informele bemiddelingsprocedures wil stimuleren?

Voorzitter: Backer

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook hier voor het evenwicht. Is mevrouw Martens ervan op de hoogte dat er evaluaties zijn van de reeds bestaande Kwaliteitswet zorginstellingen, onder andere door ZonMw, waarbij de wet negatief is geëvalueerd? Degenen die klaagden, vonden dat de klachten niet goed werden behandeld en dat het te lang duurde. Er waren twijfels over de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van klachtencommissies. Die evaluaties zijn er ook, naast de door mevrouw Martens genoemde.

Mevrouw Martens (CDA):

Ik heb al gezegd dat niet alles goed gaat. Dat heb ik iets korter samengevat, maar er zijn plekken waar het inderdaad niet goed gaat. Dat neemt niet weg dat het op heel veel plekken, zoals de minister ook schrijft, wel goed gaat. Het gaat er nu om of het bestaande instrumentarium, het wettelijk instrumentarium, voldoende aangrijpingspunten biedt voor een verbetering, of dat er, gelet op wat er niet goed gaat, alle aanleiding is voor een ingrijpende verandering, met nieuwe definities, nieuwe procedures en nieuwe verplichtingen voor een beperkt deel van de zorgsector.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Deze gedachtegang kwam ongeveer twaalf jaar geleden op rondom de evaluaties van toen. Ik noemde de ZonMw-evaluatie. Dat waren negatieve evaluaties van de vigerende wet. Dat is precies de reden om nu een wetswijziging in te zetten.

Mevrouw Martens (CDA):

Er is in 2008 begonnen met die wetswijziging. Dat neemt echter niet weg dat de minister nu, in 2015, zelf constateert dat er heel veel goed gaat. Er is tussen 2008 en nu ook wel wat gebeurd.

De heer Bruijn (VVD):

Dat klopt, maar als je kijkt naar de evaluaties, zie je dat het vooral goed gaat op die plaatsen waar al wordt gewerkt op de manier die in de voorliggende wet wordt voorgesteld, de manier waarop iedereen moet gaan werken.

Mevrouw Martens (CDA):

Dat kan al met de vigerende wetgeving. Dat is cruciaal. Daarom ben ik benieuwd naar het antwoord van de minister. Dat neemt niet weg dat degenen die nu al goed werken ook met nieuwe procedures, nieuwe definities en nieuwe lasten, worden belast. Dat is een van onze zorgen.

De heer Bruijn (VVD):

Het kan deels volgens de huidige wet, maar op dit moment kan er niet worden gewerkt zonder een klachtencommissie. Je kunt op dit moment dus niet helemaal volgens deze wet werken. Je moet nu een klachtencommissie hebben. Straks bestaat de vrijheid om die commissie wel of niet te hebben. De plekken waar het nu goed gaat, betreft plekken waar klachtenfunctionarissen aanwezig zijn. Deze wet reguleert juist dat wij geen klachtencommissie meer hoeven te hebben. In plaats daarvan krijgt men te maken met een klachtenfunctionaris, een mens van vlees en bloed die de patiënt kan aankijken en kan luisteren. Het gaat dus inderdaad op veel plekken goed, maar dat zijn de plekken waar het gebeurt volgens deze wet. Dat is dus een heel goede reden om deze wet te steunen.

Mevrouw Martens (CDA):

Om die reden ben ik benieuwd naar de reactie van de minister, want juist op dat punt hebben wij vragen. De huidige klachtencommissies zijn laagdrempelig, goedkoop en onafhankelijk — ik kom daar nog preciezer op terug — en weten in heel veel gevallen de gang naar de rechter of een geschillencommissie, waar veel instellingen inmiddels bij zijn aangesloten, te voorkomen. Het probleem is niet dat er een klachtenfunctionaris — ook daarover kom ik later nog te spreken — komt die kan bemiddelen; dat is een goede zaak. Laagdrempelige bemiddeling is een van de zaken die heel erg belangrijk zijn en aandacht verdienen.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bruijn, die straks nog spreekt. Misschien kan hij zijn interruptie in zijn betoog meenemen.

De heer Bruijn (VVD):

Ik zal het nu kort houden. De klachtenfunctionaris kan er straks niet komen, die móét er straks komen. Daarin voorziet de voorliggende wet. Waar het goed gaat, vindt een uitbreiding plaats.

Mevrouw Martens sprak over de bureaucratie. Zij haalde er één punt uit: als je zelf onder eigen verantwoordelijkheid de afgesproken termijn overschrijdt, moet je overleggen of je daar de ruimte voor krijgt. De wet geeft daar overigens alle ruimte voor. Als wij naar de bureaucratie willen kijken, moeten wij het totaal van deze wet na invoering vergelijken met het totaal van de huidige wetgeving. Daar is onderzoek naar gedaan door Sira. Daaruit komt naar voren dat de totale lastentoename €100 per zorgaanbieder bedraagt. Dat lijkt mij een acceptabele prijs, gezien de kwaliteit die daarvoor terugkomt. Hoe kijkt mevrouw Martens daartegenaan?

Mevrouw Martens (CDA):

Sira Consulting heeft een meting gedaan. Dat was de meting die ook in de Tweede Kamer aan de orde is geweest. Daarna zijn er twee updates geweest. Vervolgens heeft Actal ook de tweede update nog eens bekeken en geconstateerd dat niet alles is meegenomen. De inschatting is dat de lasten en de kosten veel hoger zullen uitvallen dan €100.

De heer Bruijn (VVD):

Toch niet zo veel hoger dat wij deze kwaliteitsverbetering op grond daarvan moeten weigeren?

Mevrouw Martens (CDA):

Ik ben benieuwd om van de minister te horen waar zij precies de kwaliteitsverbetering ziet als veel al goed gaat. Ik kom er later nog over te spreken wat de klachtencommissie nog meer doet. Men wil de wettelijke basis voor klachtenafhandeling, laagdrempelig, goedkoop en met een lerend vermogensaspect, afschaffen. Een geschillencommissie, die op grotere afstand staat, geeft weliswaar een bindend advies, maar een gang naar de rechter — daar kom ik ook nog over te spreken — wordt beperkt tot een louter procedurele.

De heer Bruijn (VVD):

Dus als het wel een kwaliteitsverbetering is, mag het ook wat meer kosten? Dat begrijp ik uit de woorden van mevrouw Martens.

Mevrouw Martens (CDA):

Afhankelijk van de verhoudingen.

Ik vervolg mijn betoog. De nieuwe wet leidt tot verplichtingen voor slechts een beperkt deel van de sector en zorgt voor veel lastenverzwaring voor degenen die al goed werken. De vraag is waarom een nieuwe wet nodiog is, als de minister vooral laagdrempelige informele bemiddelingsprocedures wil stimuleren.

Ook vernemen wij graag wat nu niet mogelijk is wat met het voorliggende wetsvoorstel wél mogelijk wordt gemaakt.

Kan de minister nog eens toelichten waarom zij het voorstel van de Landelijke Huisartsen Vereniging niet wil omarmen? Die stelt voor om eerst een verplicht traject van klachtenbemiddeling te volgen. Als de bemiddeling mislukt, volgt een gang naar een klachtencommissie, die bindend advies geeft over de zorgklacht. Als de klacht gegrond wordt verklaard, kan een gang naar de geschillencommissie volgen, die een bindende uitspraak doet over de claim. Daarna blijft volop de beroepsmogelijkheid richting rechter en tuchtcollege open. Daarnaast is er natuurlijk een onafhankelijke klachtenfunctionaris ter ondersteuning van cliënten. Gaarne ontvangen wij op dit punt een reactie van de minister.

Is de minister bereid een uitzondering te maken voor de eerstelijnszorg, nu de klachtenafhandeling daar in 2013 is geëvalueerd en ruim voldoende is bevonden, en ook Actal vragen heeft bij de proportionaliteit van de lastenverzwaring voor de eerstelijnszorg?

Voor twee punten willen wij graag nog aandacht vragen, te weten de effecten voor de cliënten en de samenhang van de regelgeving.

Eerst een opmerking over de effecten voor de cliënten. De Raad van State vindt dat de rechten van cliënten door de Wkkgz niet worden versterkt en dat de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt onder druk komt te staan. Wij ondersteunen de komst van een verplichte bemiddelaar. In het wetsvoorstel is dat de klachtenfunctionaris. Als deze echter tegelijkertijd gepresenteerd wordt als iemand die er vooral is om de cliënt bij te staan, vragen wij ons af of die bemiddelende taak daardoor niet bemoeilijkt wordt. Bemiddelaars worden immers geacht neutraal te zijn. Waarom is er niet voor gekozen dat cliënten aanspraak kunnen maken op een deskundige, onafhankelijke vertrouwenspersoon, zoals in de psychiatrie?

Hoe cliëntvriendelijk is het als een cliënt na een mislukte bemiddelingspoging alsnog alleen komt te staan? Daarna is de rol van de klachtenfunctionaris immers uitgespeeld, al kan hij misschien nog adviseren over de mogelijkheden voor een verdere procedure.

Hoe cliëntvriendelijk is het als een cliënt na een bindend advies de facto geen beroepsmogelijkheid meer heeft, omdat de rechter geacht wordt het bindend advies alleen procedureel te checken?

Hoe cliëntvriendelijk is het als met de Wkkgz de facto de huidige wettelijke basis vervalt voor een verplichte, laagdrempelige, goedkope, interne, onafhankelijke klachtenprocedure via de klachtencommissies, dichtbij zorgverlener en cliënt? Deze procedure blijkt in de praktijk vaak escalatie te voorkomen, hetgeen moge blijken uit het geringe aantal gevallen waarin nu de stap gemaakt wordt naar een geschillencommissie of de rechter. Waarom acht de minister externe, eventueel regionale geschillencommissies laagdrempeliger dan de huidige klachtencommissies? Daar komt nog bij dat de klachtencommissies nu aanbevelingen doen waarbij de zorgverlener wettelijk verplicht is binnen een maand aan te geven welke maatregelen hij heeft genomen. Met de Wkkgz vervalt deze wettelijke basis voor het lerend vermogen van een organisatie dan wel een zorgverlener. Geschilleninstanties doen immers geen aanbevelingen, terwijl cliënten graag gehoord willen worden en willen voorkomen dat anderen hetzelfde overkomt. Het wetsvoorstel wil een impuls zijn voor verbetering van de zorg, maar schrapt een wettelijke basis voor het lerend vermogen.

Het tweede punt waarvoor wij aandacht vragen, is de samenhang in wetgeving. Het wetsvoorstel wil meer samenhang in de wetgeving brengen, maar de leden van de CDA-fractie zien meer versnippering dan samenhang ontstaan. De Wkkgz geldt immers niet voor de hele zorgsector en in relatie met de ketenzorg blijft er nog veel onduidelijk. Met de Wkkgz gaan op de verschillende zorgterreinen verschillende definities gelden, bijvoorbeeld die voor "cliëntondersteuner" en "goede zorg". Met de Wkkgz wordt "goede zorg" niet langer alleen gebaseerd op de plichten van de zorgverlener, dan wel op de professionele standaard, maar worden de rechten van cliënt mede uitgangspunt. Goede zorg moet via de Wkkgz ook "aansluiten bij de reële behoefte van de cliënt". Dit is een subjectieve dimensie, die wellicht zelfs soms haaks kan staan op een professionele standaard. Het wetsvoorstel geeft ook geen duidelijkheid over de betekenis en definitie van dit begrip. Is de minister bereid om de definitie zo te formuleren dat deze te zijner tijd automatisch conform de definitie is die het Zorginstituut daarover ontwikkelt, zodat in de gehele zorgsector dezelfde definities gaan gelden? Kan de minister er daarnaast voor zorgen dat cliëntorganisaties betrokken worden bij de totstandkoming van toekomstige definities?

Met de Wkkgz komt er een verplichte klachtenfunctionaris. In andere wetgeving worden benamingen gebruikt als een "verplichte cliëntvertrouwenspersoon", een "klachtenbemiddelaar" en een "patiëntvertrouwenspersoon". De minister vindt dat deze functies gecombineerd kunnen worden. Vanuit patiëntenorganisaties wordt gezegd dat dit niet mogelijk en wenselijk is vanwege de verschillende belangen en de eisen die eraan gesteld worden. Met de Wkkgz komen diverse zorgaanbieders dus onder verschillende klachtrechtregimes te vallen. Hoezo méér samenhang?

De leden zijn overigens ook heel benieuwd hoe de minister het toezicht van de IGZ op de 40.000 nieuwe zorgverleners van zogeheten "andere zorg" ziet. Kan de IGZ maatregelen nemen bij wanpresterende alternatieve zorgverleners? Heeft de IGZ voldoende expertise en adequate toetsingscriteria op dit terrein? De verleners van "andere zorg" hoeven immers geen "goede zorg" te verlenen, maar alleen "zorg die geen schade toebrengt". Biedt deze definitie voldoende aangrijpingspunten voor een reële beoordeling? En krijgt de IGZ meer geld en middelen?

Er komt een register waarin alle zorgverleners, ook de verleners van de zogeheten "andere zorg", worden opgenomen. Het register is nadrukkelijk niet bedoeld als waarborg voor kwaliteit. Graag zouden de leden nog eens de functie van het register toegelicht zien.

Tot slot, voorzitter: zoals gezegd, ondersteunen de leden van de CDA-fractie de intentie van het wetsvoorstel van harte. Ook onze fractie ziet graag een cliëntgerichte zorg en een laagdrempelige, informele klachten- en geschillenbemiddeling. Ook steunen de leden de wens om de verbetering van de zorg te stimuleren. Een belangrijke tool daarvoor is het lerend vermogen. Wij hebben het wetsvoorstel, de antwoorden van de minister, alle reacties en stukken met aandacht gelezen en met veel betrokkenen gesproken.

Nu veel al goed gaat en er zo veel kritiek is op het wetsvoorstel, vragen de leden zich in gemoede af of met het wetsvoorstel het kind niet met het badwater wordt weggegooid. Wordt het middel niet erger dan de kwaal?

Voorzitter, ik ben ruim binnen mijn tijd, want mijn laatste zin is: de leden zien met belangstelling uit naar de reactie van de minister.

De heer Bruijn (VVD):

Mevrouw Martens zegt in haar inbreng dat de geschillencommissie niet laagdrempeliger is dan de klachtencommissie. Op onderdelen kan ik mij daar zeker goed in vinden en ik zal mij daarbij aansluiten. Ik vraag mij echter af of zij niet een beetje een drogbeeld schept, want er wordt nergens beweerd dat die geschillencommissie laagdrempeliger zou zijn dan de klachtencommissie. Dat zou hetzelfde zijn als zeggen: de rechter die wij nu hebben is ook niet laagdrempeliger dan de klachtencommissie. Dat is ook niet de stap die met dit wetsvoorstel wordt gezet, voor zover ik het begrijp. In plaats van de verplichte klachtencommissie krijgen wij een klachtenfunctionaris, die natuurlijk laagdrempeliger is dan de klachtencommissie. Behalve de gang naar de rechter, die altijd mogelijk blijft, krijgen wij een extra keuze voor de cliënt, de consument — ik noem hem altijd nog graag patiënt — namelijk de geschillencommissie, waarvan de patiënt zou kunnen vinden dat deze zijn voorkeur verdient, omdat er expertise achter de tafel zit. Als je dan zegt dat de geschillencommissie niet laagdrempeliger is dan de klachtencommissie, vind ik dat je deze wet verkeerd aanvliegt en eigenlijk ook een verkeerd beeld van de wet schept. Wat vindt mevrouw Martens daarvan?

Mevrouw Martens (CDA):

Deze wet is bedoeld voor een laagdrempeligere klachtenafwikkeling. Het kan niet anders dan dat de gang naar de geschillencommissie daarvoor is bedoeld. Zo valt het ook in de stukken te lezen. De minister kan dat misschien nog toelichten. De klachtenafwikkeling zoals die nu is, is in ieder geval laagdrempelig. Dat is ook iets heel goeds voor cliënten. Wat de klachtenfunctionaris betreft: veel klachtencommissies werken al met bemiddeling. Er zit al iemand tussen, dus dat is geen probleem. Maar de klachtencommissie zegt al iets meer over de klacht zelf. Het is niet dus niet alleen bemiddeling. Dat lijkt mij ook een goede zaak.

De voorzitter:

Mijnheer Bruijn, dit is uw laatste interruptie, neem ik aan.

De heer Bruijn (VVD):

Ja, voorzitter. Wij zijn het er in ieder geval over eens dat de klachtenfunctionaris laagdrempeliger is dan de klachtencommissie. Wij zijn het er ook over eens dat ten aanzien van de rechter de keuzemogelijkheden nu worden uitgebreid. Dit betreft de volgende stap. Er is niet alleen de mogelijkheid van de gang naar de rechter, maar daar bovenop nog de keuze om naar de geschillencommissie te stappen.

Mevrouw Martens (CDA):

Daarover verschillen wij van mening, want de stap naar de rechter wordt eigenlijk een wassen neus. De rechter mag namelijk alleen nog maar procedureel toetsen na een bindend advies. De gang naar de rechter blijft dus wel open, maar wat gaat de rechter toetsen? De procedure. Anders moet de minister het nog maar eens toelichten. Zo heb ik het echter begrepen.

De heer Bruijn (VVD):

Nee, de gang naar de rechter blijft volledig open, maar de consument kan er ook voor kiezen om niet naar de rechter te stappen, maar naar een geschillencommissie. Natuurlijk, als je er eenmaal voor kiest om naar een geschillencommissie te gaan, kun je niet dezelfde zaak ook inhoudelijk voorleggen aan de rechter. Dat is al lang zo in de hele rechtspraak. Dat is hier niet het issue. Het issue is dat je behalve de gang naar de rechter, wat nu de enige mogelijkheid is, nu ook de keuzemogelijkheid hebt van de gang naar de geschillencommissie. De zaak wordt als geheel laagdrempeliger, doordat je in plaats van een klachtencommissie een klachtenfunctionaris krijgt. Dat is de beweging.

Mevrouw Martens (CDA):

Ik hoor graag de antwoorden van de minister.

Mevrouw Nooren i (PvdA):

Ik wil hierbij aansluiten. Volgens mij is de klachtenbemiddelaar of -functionaris laagdrempeliger dan de klachtencommissie. De geschillencommissie is laagdrempeliger dan de rechter. Er sprake van het twee keer vereenvoudigen van de wetgeving, in plaats van dat er sprake is van het complexer maken van de wetgeving. Natuurlijk gaat het op veel plekken goed, maar het leidt ook tot eenduidigheid. Mevrouw Martens zegt dat het overal heel goed gaat, maar tegelijkertijd zeggen cliëntenorganisaties dat het niet altijd overal goed gaat. Zij willen graag een eenduidige regeling voor alle zorgverleners.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Nooren (PvdA):

Mijn vraag aan mevrouw Martens is: waarom vindt u het wetsvoorstel complexer?

Mevrouw Martens (CDA):

Het maakt de zaak complexer omdat het werkt met nieuwe definities en nieuwe procedures. Bovendien noem ik de combinatie van klacht en claim. Ook wordt het complexer wegens de regeldruk. Dat alles terwijl het in veel gevallen al goed gaat. De cruciale vraag is of het bestaande instrumentarium niet al voldoende aanknopingspunten biedt voor een goede, laagdrempelige klachtenbehandeling. Biedt het voldoende aanknopingspunten voor de verbetering van zorg? Het lerend vermogen en het terugdringen van de claimcultuur zijn belangrijke aspecten als het gaat om de kwaliteit van zorg.