Verslag van de vergadering van 27 oktober 2015 (2015/2016 nr. 5)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 20.24 uur
De heer Ruers i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank ik de indieners en de minister hartelijk voor hun bijdragen en hun commentaar. Het was tot nu toe een mooi debat. Ik hoop dat het dat ook blijft. Ik denk het wel. Het was zeer leerzaam.
Ik maak een paar opmerkingen. In de eerste plaats viel me op dat de heer Recourt helemaal aan het begin van zijn beantwoording naar het Europese Hof verwees. Dat vond ik volkomen terecht. Het valt me op dat met name de partijen die zich tot nu toe een tegenstander van dit wetsvoorstel hebben betoond, heel ver van het Europese Hof wegblijven. Er wordt niets over gezegd, terwijl uitspraken van het Hof rechtstreeks van toepassing zijn in ons rechtssysteem. Ik merk wel vaker dat er in ons land een aantal juristen zijn die nog niet echt in de gaten hebben dat we rekening moeten houden met de uitspraken van het Europese Hof en dat we die hebben toe te passen. Als je die niet toepast, dan is dit wetsvoorstel wel heel hard nodig. Ik nodig D66 en de VVD uit om daar eens op te reageren. Ze gaan er namelijk zo prettig omheen, dat ik denk: dan is er kennelijk iets aan de hand. Volgens mij durven ze het debat op dat punt niet aan.
In de tweede plaats is het niet of-of, maar en-en. Zo vatte mevrouw Strik het keurig samen en ik sluit me daarbij aan. Dat is precies waarom het hier gaat. Het is een aanvulling. Het is een verbetering. Het is geen wondermiddel voor alles, maar het strafrecht is nodig voor bijzondere, ernstige situaties. En daarvoor is dan weer opheffing van de immuniteit nodig. Wij denken dan ook dat als dat gebeurt, juist dit wetsvoorstel het vertrouwen van de burger in het democratische rechtssysteem versterkt. Daar zijn wij erg voor. Het heeft dus een toegevoegde waarde.
Daar komt bij dat men heel makkelijk denkt: als de Staat strafrechtelijk over de schreef gaat, lossen wij dat wel langs een andere weg op. Dat viel mij ook op in de reactie van de VVD-fractie. Ik denk dat dat juist niet kan. Dat heeft de praktijk van de laatste vijftien jaar ook bewezen. Er zijn situaties waarin het strafrecht nodig is om ernstige strafbare feiten die door de Staat zijn gepleegd, ook onder de strafrechter te brengen. Dat los je niet op met een politieke beoordeling of met het bestuursrecht. Daar heb je het strafrecht gewoon voor nodig. Er zijn nu eenmaal situaties waarin de Staat tekortschiet, ook nu nog. Ik weet dat er wettelijke bepalingen zijn die de Staat zou moeten uitvoeren maar waarbij de Staat grote lacunes laat vallen, om allerlei redenen waaronder een zich terugtrekkende of bezuinigende overheid. Dan is het goed dat de strafrechter ernaar kijkt, waar nodig en in bijzondere gevallen.
Ik denk dus dat dit al met al een heel goed wetsvoorstel is. Ik zeg dat ook zonder rancune tegen de heer Engels. Ik zal mijn fractie ernstig in overweging geven om voor dit wetsvoorstel te stemmen. Als volgende week mocht blijken dat ik het niet heb gered, dan heb ik een ernstige nederlaag geleden. Maar ik denk het niet.
De voorzitter:
Thans is het woord aan de indieners. Kunt u meteen antwoorden of wilt u heel eventjes overleggen?
De heer Recourt i:
Hebt u vijf minuten, voorzitter?
De voorzitter:
Ik schors tot 20.35 uur. Dat zijn zeven minuten.