Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 20.57 uur
De heer Ruers i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden en toelichting. Ik bedank met name de minister voor zijn uitgebreide, eloquente, welsprekende, gemotiveerde en enthousiaste antwoorden. Toen ik de minister hoorde spreken over de problemen die wij wel zien, maar die hij niet ziet, dacht ik: hoe is het toch mogelijk dat iemand ziet dat er zo veel problemen zijn en dan toch doet alsof het allemaal bijna gepiept is, alsof het allemaal rond is? Ik denk dat de minister de zaken toch een beetje onderschat, om het vriendelijk te zeggen. Mevrouw Duthler en anderen hebben erop gewezen dat er heel grote problemen zijn vastgesteld. Dat hoeft niet onderzocht te worden. Die problemen komen voornamelijk voort uit bezuinigingen. Dus er moet geld op tafel komen. De minister krijgt nu wel toestemming om zes maanden naar geld te zoeken, maar eigenlijk moet het geld er nu zijn. Wij schieten eigenlijk niet zo heel veel op met alle mooie woorden die de minister eraan besteedt. De problemen zijn nijpend. Ik heb ze in eerste termijn genoemd en ga ze niet herhalen. Anderen hebben het nog veel beter verteld. Het zijn grote problemen, maar de minister doet alsof het allemaal wel goed komt, terwijl het voor mij een grote zorg is of dat geld er over drie of zes maanden wel is. Het zijn veel centjes die er dan moeten komen: om de problemen op te lossen zijn honderden miljoenen nodig. Ik hoor graag van de minister dat dat geld er komt als het over drie of zes maanden nodig is. Uit de schriftelijke beantwoording heb ik begrepen dat hij bereid is om het geld ook buiten zijn eigen begroting te zoeken. Dat vind ik heel terecht, want dat hebben wij hier vorig jaar ook al afgesproken. In de motie-Franken stond toen al dat het geld niet meer in de begroting zit, maar elders gehaald moet worden.
Ik kom op de positie van de Raad voor de rechtspraak. In de schriftelijke beantwoording is de minister ingegaan op vragen van de VVD-fractie. De VVD-fractie was daar al niet blij mee, maar ik ben er helemaal niet blij mee. De minister schrijft: "De positie en taakopdracht van de Raad komen als zodanig niet aan de orde, omdat de Wet herziening gerechtelijke kaart daar geen verandering in heeft gebracht. De raad is immers niet ingesteld bij de Wet HGK, maar bij de Wet raad voor de rechtspraak. De evaluatie daarvan heeft al eerder plaatsgevonden en heeft geleid tot de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie in 2011. De signalen over bureaucratisering en de rol van de Raad voor de rechtspraak zal ik met de raad bespreken en de Kamer daarover informeren." Ik heb daar ook vragen over gesteld en daarop heeft de minister het iets anders toegelicht. Dit is niet het antwoord op mijn vragen en evenmin een reactie op het probleem. Ik dacht dat ik duidelijk gemaakt had dat er een gigantische kloof ligt tussen de raad en de mensen op de werkvloer. Als de minister met de raad gaat praten, zal hij missen wat er op de werkvloer gebeurt. De minister moet zich goed realiseren dat de situatie veel ernstiger is dan hij denkt. Ik houd hem de uitspraak van Tjeenk Willink voor dat de raad "het vuile werk voor de minister opknapt". Zo ernstig is het in de ogen van onze oud-voorzitter, toch niet de minste onder de juristen in Nederland. Kan de minister de mening van Tjeenk Willink onderschrijven en zo nee, waarom niet?
Ik heb de motie van de heer Engels medeondertekend, want er moet meer duidelijkheid komen over de financiën die op allerlei fronten heel hard nodig zijn. Over de hele linie is er te weinig geld. Er zijn grote problemen. Er vallen gaten. Met alle mooie, eloquente woorden van de minister worden die gaten niet gedicht. Ik hoor graag of de minister bereid is die gaten te dichten met concreet geld.
Ik heb een voorstel aan andere fracties gedaan om na te denken over de staat van de rechtsstaat, met name over de rechtspraak. Ik heb, voorzichtig geformuleerd, een parlementair onderzoek voorgesteld. Ik dank de leden voor de mooie woorden die daarover gesproken zijn. Het was een aanzetje voor een aanzetje, maar ik wil er wel over doordenken, ook als een vervolg op het mooie debat dat wij hier twee jaar geleden gevoerd hebben. Daar wil ik op voortborduren. Ik neem mij voor om over een maand met een kleine notitie te komen om te bezien of ik het een klein beetje verder kan helpen.