Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 20.25 uur
Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris allebei voor hun beantwoording van de vragen in eerste termijn. Voor mij was dat vooral de minister, omdat de vragen vooral aan hem gericht waren. Dit geldt zowel voor de mondelinge beantwoording als voor de schriftelijke beantwoording, al was het inderdaad af en toe een beetje lastig om goed naar die vragen te kijken en tegelijkertijd de aandacht bij het debat te houden. De verhoging van de begroting van Veiligheid en Justitie, die dankzij de Kamers is gerealiseerd, is eigenlijk een steun in de rug van de minister om zijn verantwoordelijkheden waar te maken. Ik heb het idee dat hij dat zelf ook zo ervaart. Het is ook belangrijk dat de minister die steun ook gaat benutten om de grote opgave waar hij voor staat, ook waar te maken. Strijdbaar — zijn eigen woorden — is de minister in zijn opstelling ten aanzien van de Voorjaarsnota wanneer het nodig is om de bedragen voor de begroting weer opnieuw te bekijken. Dat zal het waarschijnlijk ook wel zijn. Die geluiden klonken in ieder geval door in de woorden van de Kamer. Als we de minister goed hebben beluisterd, kon hij daar uiteraard formeel niet op vooruitlopen. Hij hield er echter wel enigszins rekening mee.
Het klinkt inderdaad allemaal heel goed. Aan de goede wil van de minister twijfelt mijn fractie ook absoluut niet. Ondanks die positieve opstelling en de optimistische woorden is mijn fractie echter nog niet helemaal gerust. De reden daarvan is dat wij behalve die goede intentie nog niet zo veel grond onder de voeten hebben om het effect van de goede intenties straks te beoordelen en op waarde te schatten. Dat betreft vooral de budgettaire kant, maar ook het bereiken van de belangrijke doelstellingen die de minister zichzelf heeft gesteld.
Waar ligt dat nu aan? Er zijn allerlei verbeterplannen in gang gezet en deels inderdaad ook al een tijdje op de rails. De minister heeft gezegd dat hij zich, indien nodig, wil inzetten voor verhoging van de begroting. Wij zijn alle belangrijke onderdelen van de justitieketen langsgelopen. Zo zijn er bij de politie stappen vooruit gezet en wordt over de keten twee keer per jaar gerapporteerd, komt er voor 1 mei een rapport over het OM en voor 1 februari voor het ministerie zelf en de onderhandelingen over het MJP van de Raad voor de rechtspraak krijgen natuurlijk ook snel hun beslag. Maar waarom zijn wij dan toch niet gerust? Dat komt, omdat wij behoefte hebben aan bepaalde ijkpunten en dan in hun onderlinge samenhang. Kan de minister toezeggen dat hij in het voorjaar, in ieder geval voor het indienen van de Voorjaarsnota, op die verschillende terreinen waar die rapportages toch al zullen komen, die rapportages gereed kan hebben en die ook naar onze Kamer sturen? Hetzelfde geldt eventueel voor de onderzoeken die nu in gang zijn gezet, maar waar de minister nog niet op vooruit wilde lopen, en voor de budgettaire consequenties daarvan, zodat we bij de Voorjaarsnota kunnen zien wat in onze ogen nodig is en we de strijdbaarheid van de minister ergens aan kunnen afmeten. Wil de minister dat toezeggen?
Ik wil nog een tweede toezegging van de minister vragen. Het is heel belangrijk en heel mooi dat die voortgangsrapportages op al die terreinen er inderdaad zijn, maar we zien ook dat de voortgang op sommige terreinen lang duurt. De politie is in dit verband al verschillende keren aan de orde geweest, evenals het project versterking prestatie strafrechtketen. Het is dus van belang om die voortgangsrapportages te hebben en om op een gegeven moment een zeker ijkpunt te hebben, zodat we weten wanneer de minister welke resultaten bereikt wil hebben. Dan kunnen we die voortgangsrapportages ook ergens aan afmeten. Anders kunnen we alleen maar zeggen dat het fijn is dat er wat voortgang is geboekt, maar kunnen we het niet in een bepaald perspectief van een einddoel stellen.
In eerste termijn hebben we het al even gehad over de mijlpalenplanning, of die nu in zwart op wit was of dat het uiteindelijk toch maar een dun potloodstreepje was. Mij was niet helemaal duidelijk of het uitsluitend over de politie ging of over al deze verschillende doelen. Het zou in ieder geval heel nuttig zijn om, al was het maar in potlood maar liefst in de strakste vorm, van de minister te horen wat de mijlpalen op deze terreinen zijn en wanneer zij bereikt worden. Dan kunnen we de verbeterplannen in een bepaalde tijdshorizon, een perspectief plaatsen. Misschien kan de minister van ons weer een steuntje in de rug krijgen voor het verwezenlijken van die verbeteringen, net als hij dat onlangs heeft gehad. Ik krijg graag een reactie op deze twee vragen om toezeggingen.
Ik wil nog twee concrete punten aan de orde stellen alvorens op de rechtsstaat als concept in te gaan. In eerste termijn hebben wij vrij uitgebreid gesproken over de meerjarenplanning en dan vooral het onderhandelingsproces dat daaraan ten grondslag lag. Het was mij toch nog niet helemaal duidelijk waarom nu precies die onderhandeling nodig was voordat we konden zeggen wat de budgettaire behoefte van de Raad voor de rechtspraak was. Ik heb het misschien zelf niet goed begrepen, maar graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
Het tweede punt betreft de afname van DNA. Er bestaat inderdaad een achterstand van 12.000 gevallen voor afname van DNA. Voor 2.000 gevallen, waarin de adressen bekend zijn van de personen van wie DNA moet worden afgenomen, komt voor het einde van dit jaar die inhaalslag. Dan blijven er nog 10.000 gevallen over, waarin het hoogst dubieus is dat het resultaat van 10.000 ook behaald zal worden. Hoe kan dat eigenlijk? Was het een kwestie van budget of van slechte organisatie? Waarom was dat ook niet heel erg tijdig bekend?
In mijn laatste punt komt mijn concrete vraag eigenlijk helemaal terug en dat gaat over de beschouwing van de rechtsstaat. In het begin heb ik voorgehouden dat het in de visie van mijn fractie van belang is dat de rechtsstaat niet alleen maar in theorie in termen van de trias wordt bekeken, maar zeker ook wordt bezien zoals de rechtsstaat vanuit de praktijk wordt beleefd. De effectieve uitvoering is erg belangrijk, evenals een ministerie dat daarop is toegesneden. De minister heeft daar zeer vriendelijke woorden over gesproken. Hij heeft er nog vriendelijker woorden over geschreven in de schriftelijke beantwoording. Natuurlijk begrijp ik dat ook wel een beetje, want men zou het daar moeilijk mee oneens kunnen zijn. Mijn punt is vooral dat er ook consequenties aan vastzitten wanneer men de rechtsstaat ook bekijkt vanuit het belang dat de burger daaraan hecht, dus vanuit de beleving van de burger. Dat betekent bijvoorbeeld dat …
De voorzitter:
Houdt u uw tijd in de gaten, mevrouw Van Bijsterveld?
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Dat zal ik zeker doen, want ik kom langzamerhand aan het einde van mijn verhaal. Dat betekent bijvoorbeeld dat we altijd moeten kijken naar aanscherpingen van de strafwetgeving als een heel indirect sturingsmechanisme en we misschien veel meer moeten kijken naar een reële verhoging van oplossingspercentages van misdrijven en de preventie van misdrijven.
Tot slot merk ik op dat ik aan het einde van mijn betoog heb gevraagd of de minister concrete resultaten kan toezeggen, het liefst natuurlijk zo vroeg mogelijk en voor het indienen van de Voorjaarsnota, maar in ieder geval ook op een termijn van een jaar. Dan kunnen we voorkomen dat wij weer precies hetzelfde debat opnieuw moeten voeren. Ik ben erg benieuwd naar de reactie van de minister op deze punten.