Plenair Van de Ven bij behandeling Wet algemeen pensioenfonds



Verslag van de vergadering van 21 december 2015 (2015/2016 nr. 14)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 19.16 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van de Ven i (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag van 18 december jl. inzake de Wet apf en de novelle Wet apf.

De VVD-fractie heeft geconstateerd dat de staatssecretaris met een beroep op artikel 23 van de Pensioenwet niet wenst tegemoet te komen aan het verzoek van de fractie om door DNB terugwerkende kracht te laten verlenen bij een vergunningaanvraag door een apf tot uiterlijk de oprichtingsdatum van het apf. Dat artikel 23 schrijft voor dat een werkgever een pensioenovereenkomst onmiddellijk onderbrengt bij een pensioenuitvoerder vanaf het moment dat een werknemer pensioenaanspraken verwerft. Doel van deze bepaling is uiteraard de bescherming van de pensioenregeling van de werknemer.

De motivering van de staatssecretaris overtuigt mijn fractie nog niet. Daartoe geldt het volgende. Artikel 23 behelst een verplichting voor de werkgever en niet voor de pensioenuitvoerder of het apf. De belangen van de ex-werknemer of de werknemer bij zijn of haar pensioenregeling zijn in de periode tussen de overdracht door het pensioenfonds aan het apf in beginsel op geen moment in gevaar voor het geval de status van toegestane pensioenuitvoerder onder de DNB-vergunning met terugwerkende kracht aan het apf wordt verleend. Met een terugwerkende kracht van de DNB-vergunning om als toegestane pensioenuitvoerder te acteren, creëer je als het ware "één logische seconde" voor de overgang van de collectiviteit van de pensioenverplichtingen met bijbehorend weerstandsvermogen van het pensioenfonds naar het apf. Voor pensioenfondsen is een overgang per 1 januari 2016 onder een terugwerkende kracht van de DNB-vergunning naar het oordeel van mijn fractie vooral wenselijk wegens praktische aspecten. Kosten en fouten kunnen dan worden vermeden gelet op de peildatum van 1 januari, die pensioenuitvoerders in de regel hanteren voor hun administratie. De periode van terugwerkende kracht is dus naar het oordeel van mijn fractie in beginsel zonder bijzonder risico voor de pensioenregeling van de ex-werknemer of de werknemer. In de periode van 1 januari tot aan de datum van overdracht is namelijk het pensioenfonds, al dan niet in liquidatie, nog de pensioenuitvoerder en wordt dus volledig voldaan aan artikel 23 van de Pensioenwet.

De wetsgeschiedenis van de Pensioenwet schraagt naar de mening van mijn fractie het standpunt van de staatssecretaris overigens ook niet. Tijdens de behandeling van de Pensioenwet in 2006-2007 heeft de toenmalige bewindspersoon aangegeven dat het niet de bedoeling van de regering was om het onmogelijk te maken, een pensioenregeling met terugwerkende kracht overeen te komen of te wijzigen.

Ter voorkoming van onnodig misverstand merk ik op dat de VVD-fractie uiteraard van oordeel is dat op grond van artikel 23 van de Pensioenwet geen sprake mag zijn van een pensioenovereenkomst die niet steeds en volledig is ondergebracht bij een toegelaten pensioenuitvoerder. Er zijn echter diverse situaties denkbaar dat een uitvoeringsovereenkomst met terugwerkende kracht wordt afgesloten zonder dat hierdoor de onderbrengingsplicht van de werkgever niet wordt nagekomen, bijvoorbeeld in het geval van een nieuwe pensioenregeling, of in het geval dat de oude pensioenuitvoerder tot het moment waarop overeenstemming wordt bereikt met het apf nog optreedt als pensioenuitvoerder. De VVD-fractie vraagt om een toelichting van de staatssecretaris.

De VVD-fractie verzoekt de staatssecretaris om op genoemde gronden het verzoek van deze fractie opnieuw in overweging te nemen. De VVD hoopt dat de staatssecretaris op grond van de opgevoerde argumenten van zakelijke aard tot andere inzichten komt. Voor die situatie verzoekt de VVD de staatssecretaris het ernaar te leiden dat DNB in een voorkomend geval desgevraagd terugwerkende kracht verleent bij een vergunningaanvraag voor toegestane pensioenuitvoerder door een apf tot uiterlijk de oprichtingsdatum van het apf.