Verslag van de vergadering van 2 februari 2016 (2015/2016 nr. 18)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 17.31 uur
Mevrouw Gerkens i (SP):
Tegen de heer Lintmeijer zeg ik eerst dat ze zeker niet "mediawijzer" maar wellicht wel "mediavaardiger" zijn dan hij is.
Voorzitter. Deze staatssecretaris was 14 jaar oud toen RTL-Véronique begon met uitzenden op de Nederlandse televisie. We hadden woelige jaren achter de rug voordat deze zender werd toegelaten op de Nederlandse tv. De tv-geschiedenis van de staatssecretaris is hiermee dan ook essentieel anders dan de mijne. Wij hadden thuis de luxe van een hoge antenne, zodat we naast Nederland 1 en Nederland 2 ook de drie Duitse zenders konden ontvangen, evenals bij de juiste weersomstandigheden — overigens was dat meestal: sneeuw — zelfs de Vlaamse televisiezenders. Mijn vader, ooit gemeenteraadslid voor de VVD, verafschuwde de komst van de kabel. Hij zei: dan gaat de overheid bepalen wat ik mag zien. Diezelfde overheid verkocht de kabel en op dit moment bepalen commerciële partijen wat wij mogen zien.
Als jong kind ging ik naar de Verenigde Staten. Ik weet nog goed hoe mijn broer en ik bijna juichend constateerden dat we daar wel de hele nacht door tv konden kijken. Er was heel veel Bonanza op tv. Maar er waren ook de hele tijd die irritante reclames, wat mij als jong kind geen fan van kijken naar commerciële televisie maakte. Er was te veel reclame. Dat was in 1979. Drie jaar later zong Pink Floyd: "Got thirteen channels of [peep] on the T.V. to choose from." Die "[peep]" is ook even een knipoog naar de PVV. Thirtheen, dertien zenders slechts. We zijn inmiddels al ver over dat aantal heen. Nederland 1, 2 en 3 vormen samen slechts een smaldeel van wat er in totaal is. Ik bedoel: van wat er in totaal op tv is. De nieuwe uitdaging ligt er namelijk allang. Tussen mij en de staatssecretaris zit al een halve generatie, maar de generatie erna groeit nagenoeg zonder tv op, maar wel met de tablet. Als we het hebben over de rol die de publieke omroep in het hele medialandschap speelt, dan kan en mag dit niet buiten beschouwing worden gelaten. Ik zei het al tijdens de hoorzitting: mijn kinderen kijken geen televisie meer, ze kijken het later wel terug. Heeft dit platform dan geen waarde meer voor onze doelgroep? Natuurlijk, die waarde is er ook voor die doelgroep nog. Die is er nu zelfs voor een grotere groep, de groep van mensen die niet alleen On Demand willen kijken maar ook nog voor de huidige generatie. We hebben het dan over live shows, spelseries, sportuitzendingen, kortom alles waarbij de actualiteit en het groepsgevoel een rol spelen. Voor al het overige — ik zeg het maar even zoals ik denk dat het is — spelen we hier gewoon een achterhoedegevecht.
Hieruit vloeit de vraag voort of de publieke omroep trendsetter, trendvolger of late trendvolger moet zijn. De publieke omroep wordt gemaakt met publiek geld. De staatssecretaris heeft het volgende over deze omroep gezegd: "De programma's van de publieke omroepen moeten ertoe doen, zodat kan worden gerechtvaardigd waarom het met publiek geld wordt gemaakt. De kracht van de publieke omroep is dat ze programma's maken die anders niet zouden worden gemaakt. Ze zijn er niet om dunnetjes over te doen wat je bij de commerciëlen ook al voorbij ziet komen." Hierin zitten een aantal premissen. De eerste is: commerciële omroepen maken programma's die er niet toe doen. Dat is een interessante uitspraak voor een VVD-staatssecretaris. Een andere premisse is dat een programma van de publieke omroep niet door andere — lees: commerciële — omroepen gemaakt mag worden. En: een programma van de publieke omroep moet ertoe doen. Dat is nogal een ruim begrip. Ik zou willen zeggen dat de winnaar van Eén tegen 100 best vindt dat die show ertoe doet. Of: dat 9 miljoen kijkers er ook toe doen. Daarvan zegt de staatssecretaris echter: ik zie liever een prachtig publiek programma met iets minder kijkers dat aan die publieke waarde voldoet, dan een programma zonder enige publieke waarde maar met enorme kijkcijfers. Dit is een heel interessante uitspraak.
Als eerste zegt de staatssecretaris dat een prachtig programma gemaakt door de publieke omroep niet per definitie dient te gaan om de kijkcijfers. Overigens vindt hij mij op dat punt van harte aan zijn zijde. Kijkcijfers alleen mogen geen reden zijn om wel of niet iets te doen. De staatssecretaris zegt echter nog iets wat hij niet nader duidt. Hij heeft het over "publieke waarden". Hij geeft echter niet aan wat die publieke waarden zijn. Uit de tekst valt echter op te maken dat in ieder geval kijkcijferknallers met commerciële aspecten geen publieke waarde kunnen hebben. Er zijn spelshows die weinig kijkers trekken. Hebben die dan wel publieke waarde? Klopt dit? Kan de staatssecretaris mij precies aangeven wat nu precies die publieke waarden zijn? Het lijkt er namelijk op dat de argumentatie van de staatssecretaris om de publieke omroep zo drastisch te wijzigen, zijn ingegeven door zijn eigen publieke waarden.
De publieke omroep is publiek: van ons allemaal. Ik ben nog van de generatie die in het weekend met de ouders voor de buis zat en keek naar, inderdaad, Fred Oster of Mies Bouwman. Hapje erbij, drankje erbij: echt heel gezellig. Maar het is ook verleden tijd. Ik vraag de staatssecretaris om zijn eigen waarden buiten beschouwing te laten, maar dan moet ik dat zelf ook doen. Arjen Lubach — daar is hij weer; hij is vandaag vaak geciteerd — legde het enkele weken geleden voortreffelijk uit op tv. Wat levert die man toch heerlijk lesmateriaal op! Hij zei: anekdotische redenen zijn drogredenen. Maar kan een publieke waarde ook niet zijn dat een oudere generatie heerlijk kan kijken naar ouderwetse programma's, zoals Dagboek van een herdershond of Swiebertje? Of moet de publieke omroep dan een flitsende, innovatieve omroep zijn? Is dat wat de staatssecretaris wil?
Ik ga naar de laatste quote van de staatssecretaris: "We willen in de praktijk zien dat de omroep anders wordt en dat de overlap met de commerciële omroep minder wordt." Oei, dat is een heel heldere uitspraak! Dus als de commerciële omroep een "Wie is de Mol?"-achtig programma gaat uitzenden, dient dat programma op de publieke zender te verdwijnen. En het nieuws kan eigenlijk ook wel weg, want dat doen de commerciële omroepen ook. Zij doen ook reisprogramma's en kookprogramma's. En wat is dan eigenlijk de educatieve waarde van Maestro? Wat kosten al die uitzendrechten voor sport de omroep eigenlijk? Dat kan dan toch ook wel naar de commerciëlen? Ik krijg hierover graag uitspraken van de staatssecretaris.
De macht van de verenigingen is al behoorlijk afgenomen in medialand. Dat proces is al door de staatssecretaris ingezet. Er zijn partijen die de legitimiteit van die verenigingen in twijfel trekken. Tientjeslid zijn? Tja, da's makkelijk. Vroeger was het: natuurlijk ben je lid, want anders heb je geen omroepblad. Een tientjeslid levert wellicht niet veel op in de kas, maar tientjeslid zijn, is en blijft een adhesiebetuiging. Ik vind de vergelijking met YouTube-kanalen dan ook eigenlijk niet helemaal gerechtvaardigd: op YouTube kun je je gratis abonneren, maar tientjeslid worden kost je toch nog wel een tientje. Mensen worden geen lid van een omroep omdat het maar een tientje kost, maar wel omdat ze die omroep graag willen steunen en dat maar een tientje kost. Feit is dat er nog steeds mensen zijn die graag lid worden van die verenigingen en dat dat aantal stijgende is. Het is vandaag al gezegd: er zijn zo'n 3,5 miljoen mensen lid van een omroep, tegen de 300.000 die lid zijn van een politieke partij. We hebben het hier dus over een serieus aantal leden, mensen die een stem hebben uitgebracht op het aanbod van een specifieke vereniging. Als de staatssecretaris zijn kijkcijfers niet leidend wil laten zijn, dan zijn alleen die verenigingen het kompas waarop hij kan varen. De ene belastingbetaler wil dat het geld wordt uitgegeven aan kwalitatieve programma's, terwijl de andere wil dat het wordt besteed aan leuke programma's. Die laatste groep wordt dan nu verbannen naar de commerciële omroep, en daarmee moet die dus eigenlijk dubbel betalen.
Ons systeem is ook uniek. De ons omringende landen hebben staatsomroepen en commerciële omroepen. Onze omroeporganisaties zijn uniek. Zij zeggen ook iets over onze geschiedenis. Het is dit jaar 50 jaar geleden dat de TROS van start ging. Die is nu de grootste familie van Nederland. Vier jaar later verscheen de EO. Het bleken beide blijvertjes. Tegelijkertijd hebben we ook nog de oude, vooroorlogse verenigingen VPRO, VARA, KRO, NCRV en AVRO, alsmede de nieuwe loten aan de stam BNN, WNL en PowNed. Het lijkt dus niet in beton gegoten. Het beweegt. Ons unieke bestel koppelt zendtijd niet alleen aan kijkcijfers maar ook aan ledenaantallen. Kijkerparticipatie, dat is nogal bijzonder in Europa. Mijn fractie is voorstander van deze mix, die jarenlang goed heeft gefunctioneerd, en gelooft niet dat de voorliggende stelselwijziging zal bijdragen aan het toekomstbestendig maken van de publieke omroep. Daar is heel wat meer voor nodig. Dan doel ik ook een beetje op het simpele verwijzen naar Koefnoen na het kijken van Lubach online, zoals de heer Hagoort suggereerde, of op het uitzenden van YouTubers op tv. Die opmerkingen tijdens de hoorzitting lieten zien dat deze heren er niets van hebben begrepen. Als deze structuurwijzigingen al een toekomstbestendige omroep zouden kunnen opleveren, dan is het zeker niet met deze heren.
Zoals ik al zei, is de discussie een achterhoedegevecht. Hoe vooruitstrevend de staatssecretaris nu ook denkt te zijn, hij richt zijn pijlen achter zich terwijl de discussie naar voren zou moeten gaan. Waarom pakt de staatssecretaris de rechtendiscussie niet aan? Hoe kan het dat niet alles wat de publieke omroep maakt gratis te bekijken is op het internet? Ook hiervoor geldt het adagium dat de belastingbetaler er al voor heeft betaald. Het dient dus publiek beschikbaar te zijn, maar de NPO weigert om omroepen materiaal op YouTube te laten zetten; we hebben het net gehoord. De publieke omroep maakt de fout die de platenmaatschappijen ook hebben gemaakt. De jongere kijker van vandaag gaat niet op zoek naar NPO 1, NPO Zapp, NPO Nieuws of NPO weet-ik-veel-wat-ik-allemaal-op-YouTube-aan-kanalen-kan-vinden, maar naar dé NPO. De kanalen zijn geen sterk merk. De verenigingen zijn dat juist. We zoeken bijvoorbeeld wel naar het kanaal van de VPRO, want daar is Arjen Lubach te zien.
YouTubers bieden wat de jeugd wil, in alle vormen: educatie, informatie en amusement. Overigens komt de onafhankelijkheid van die informatie enorm onder druk te staan. Wat YouTubers zeggen, wordt vandaag de dag echt voor waar aangenomen. Dat maakt dat zij inmiddels aardige inkomsten hebben. Die invloed is zorgwekkend en daar heeft de publieke omroep ook geen antwoord op. Daar zal hij in deze vorm overigens ook geen antwoord op krijgen, want net als voor Netflix geldt het adagium "anytime, anyplace, anywhere". Met genoegen keek ik naar een aflevering van Mr. Robot, maar de rest van de afleveringen staat op een opname bij mij thuis, want ik heb echt niet iedere woensdag de tijd om te kijken. Wanneer ik dat wel heb, wil ik daar de hele avond van kunnen genieten, bingekijken zoals dat heet. In tegenstelling tot wat de staatssecretaris denkt, zijn het niet de programma's waardoor de kijker afhaakt. Het komt door de manier waarop het aangeboden wordt. Wat is het antwoord van de staatssecretaris op deze publieke vraag?
Als laatste wil ingaan op de grootste waarde van onze publieke omroep, de vrijheid van programmering. Dat is een lastige spagaat, want we willen dat de diversiteit van het aanbod overeind blijft. "Publiek" betekent dat er aanbod moet zijn voor alle groepen in onze samenleving. Dat betekent dat de overheid kaders dient te stellen, zoals we dat in het verleden hebben gedaan. Dat betekent niet dat de overheid invloed mag hebben op de programma's, laat staan dat zij vorm en inhoud mag bepalen. Die waarde lijkt steeds meer vergeten te worden. Dat is op zich wel begrijpelijk, omdat de cultuur van de overheid er steeds meer eentje is van de spindoctors, in plaats van inhoudelijke overwegingen. Het aantal persvoorlichters stijgt, terwijl het aantal journalisten daalt. Dat is zorgwekkend. Ik kom hier straks nog op terug.
De macht van de politiek komt wel heel dichtbij — de politieke omroep — en daar is nu ook veel ophef over. Dat is niet onterecht. De staatssecretaris maakt het er ook niet beter op, door al dan niet indirect allerlei VVD'ers te benoemen voor de opengevallen vacatures. Kan de staatssecretaris ons nog eens uitleggen waarom de benoeming van de bestuursvoorzitter van het UWV niet tegen de regels van de wet is, noch van de statuten? Daarin wordt gesteld dat de voorzitter geen andere functie kan hebben die onder een minister sorteert.
De staatssecretaris zegt dat de rol van de NPO niet wezenlijk verandert. De NPO zal niet inhoudelijk toetsen en kan alleen maar het initiatief nemen tot het zelf tot stand laten komen van een programma van een externe producent. Dan kan de NPO overigens wél de inhoud medebepalen. Ook wat de financiën betreft, gaat de NPO nu sturen. Daar waar hij voorheen de doelmatigheid moest bevorderen, gaat hij die nu realiseren. Ik probeer dat te begrijpen. De NPO is er dus voor de coördinatie, de invulling van de programmering, het zorgen voor bezuinigen en het zelf initiëren van programma's, maar hij heeft geen inhoudelijke invloed. Ik vraag de staatssecretaris of dit klopt. Doet hij dit alleen omdat de nodige wijzigingen zo kunnen worden doorgevoerd? Ik lees namelijk in de beantwoording van de staatssecretaris de suggestie dat die vernieuwing nooit van de omroepen zal komen. Is dit inderdaad de mening van de staatssecretaris? Zo ja, waarom denkt hij dat de NPO dan wél met verandering zal komen? Graag krijg ik een toelichting daarop.
De staatssecretaris zegt ook dat de NPO alleen een coördinerende rol heeft bij de invulling van een programma, om zo tot een goed afgewogen aanbod te komen. De inhoudelijke invulling komt van de omroepen. Die gaan vervolgens in het dynamische spel met de zendercoördinatoren, de genrecoördinatoren en de NPO aan de slag om tot een goed afgewogen aanbod te komen. De crux van dit verhaal is de vraag wie de doorslaggevende stem heeft. Dat is en blijft toch de NPO? Als die zegt "wel dit programma maar niet die presentator", dan is hij toch per definitie met de inhoud bezig? Datzelfde geldt voor "wel dat interview maar niet met die gast". Dan komt de journalistieke onafhankelijkheid toch in het gedrang? Graag hoor ik de visie van de staatssecretaris hierop.
Het moge duidelijk zijn dat de rol van de NPO niet dezelfde blijft. De invloed van de NPO op de programmering neemt toe. Bij die toenemende rol past niet het systeem van benoemingen van de raad van bestuur en de raad van toezicht. De politieke invloed komt dan veel te dicht bij de publieke omroep. Zowel de concessies van de publieke omroep als de individuele erkenningen van de omroepverenigingen zijn beslissingen van de staatssecretaris. Hij moet adviezen inwinnen, maar uiteindelijk blijft het zijn beslissing. Over vergunningen voor commerciële omroepen beslist het Commissariaat voor de Media. De leden van deze toezichthouder worden eveneens door de politiek benoemd via een niet transparante procedure. De staatssecretaris heeft toegezegd het hele systeem van benoemingen in de media te willen doorlichten en transparanter te maken. Die stap juichen wij toe, maar vooraleer dit is gebeurd, heeft onze fractie grote moeite met nu instemmen met deze wijzigingen. De staatssecretaris heeft de schijn ook niet mee. Hij doet deze toezeggingen aan de Eerste Kamer terwijl hij dit proces allang in gang had kunnen zetten. De staatssecretaris heeft nogal wat stevige uitspraken gedaan in de afgelopen jaren.
Ik kom bij mijn laatste onderwerp: de regionale omroepen. ROOS heeft tijdens de hoorzitting een vlammend betoog gehouden over de "if you can't beat them, join them"-insteek. Vanuit de gedachte dat je maar beter zelf kunt beslissen waar gesneden wordt, stelt ROOS oplossingen voor waarvan eenieder weet dat het zo niet gaat. De omroepen zelf vrezen met grote vreze. Ook de plannen van ROOS dreigen de regionale omroepen diep in het hart te raken. De regionale media hebben bij uitstek een rol in de democratische controle, maar journalisten worden nu ook cameraman of -vrouw en editor. Dat betekent per definitie minder tijd voor hun journalistieke taak.
Ik ging dit weekend naar de indrukwekkende film Spotlight, over een team dat maanden aan een verhaal kan werken zonder aan productie-eisen te moeten voldoen. Deze film leert ons dat er soms een buitenstaander nodig is om de ogen te openen, en dat dit moet kunnen zonder de druk van de commercie. Goede journalistiek heeft tijd en lef nodig. In een tijd waarin een burgemeester een noodverordening afkondigt zodat er geen toegang is voor journalisten en waarin ministers geadviseerd wordt dat onterecht behandelde medewerkers vooral niet de media op zouden moeten zoeken, is er juist een versterking nodig van de journalistieke taak, geen verzwakking. De bezuinigingen die er nu liggen, kunnen niet plaatsvinden zonder dat redacties worden aangetast. Dat gezegd hebbende, weet ook mijn fractie dat die bezuinigingen een feit zijn. Ik wil de staatssecretaris echter wel vragen om de datum van 1 januari op te schorten, zodat de regionale omroepen de tijd krijgen om hun hervormingen op een verstandige wijze te kunnen doorvoeren.
Ik rond af. De voornaamste reden die deze staatssecretaris geeft voor de wetswijziging is dat hij van mening is dat de publieke omroep nu niet toekomstbestendig is. Tegelijkertijd staan er in het voorstel geen revolutionaire wijzigingen, maar wordt per saldo alleen de rol van de NPO en de RPO gewijzigd. Ik heb de wettekst er even op nagekeken: de enige verwijzing naar de nieuwe mediakanalen is de toevoeging van een catch-upkanaal, maar zelfs hiervoor staan dezelfde oubollige beperkingen nog genoemd. Deze wet gaat de publieke omroep helemaal niet toekomstbestendig maken. Hij haalt de omroep dichter bij de politiek en breekt de regionale omroep verder af. De staatssecretaris moet wel met een heel goed verhaal komen, wil mijn fractie enthousiast worden van deze wet. Daarom wacht ik zijn antwoord met grote belangstelling af.