Verslag van de vergadering van 2 februari 2016 (2015/2016 nr. 18)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 17.15 uur
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Voorzitter. Ook namens mijn fractie mag ik mevrouw Krikke van harte feliciteren met haar boeiende maidenspeech. Deze zal in de tweede termijn zeker nog tot debat leiden, voorspel ik zomaar.
"Kijk maar even naar het linkje op mijn twitterbericht, dan kun je doorklikken op het YouTube-filmpje van Zondag met Lubach. Mijn eigen filmpje staat ook in de cloud, maar dan moet je even inloggen via het familie-account." Nog geen paar jaar geleden zou een dergelijk zinnetje voor de meesten van ons, inclusief mijzelf, abracadabra zijn geweest. Nu zou het zomaar een stukje kunnen zijn uit een mailtje van één van mijn jongvolwassen kinderen, een berichtje waar niemand meer heel verbaasd van opkijkt. Internet en online ontwikkelingen veranderen razendsnel ons taalgebruik, onze communicatie en ons gedrag, ook hier in dit huis. Vorige week zes jaar geleden presenteerde Steve Jobs de iPad. U en ik vermoedden op dat moment waarschijnlijk niet dat daarmee een ingrijpende verandering werd geïntroduceerd in de manier waarop we vandaag in dit huis onze "papieren" informatiestroom managen. En de gevolgen reiken natuurlijk veel verder. De tablet en de smartphone zijn de snelst groeiende apparaten voor mediagebruik. Via deze devices beleven we een explosie in aanbod en consumptie van online content, zoals het net genoemde YouTube, Twitter en talrijke andere commerciële en sociale media. De vijf meest bekeken Nederlandse YouTube-kanalen hebben binnen een tijdbestek van nog geen drie jaar meer abonnees gekregen dan de vijf grootste Nederlandse omroepen. Het medialandschap verandert en wij veranderen mee. Hand in hand met de technologische veranderingen zien we een schaalvergroting in de massamedia. Volgens de mediamonitor van het Commissariaat voor de Media kende ons land in 2006 nog 28 unieke aanbieders van dagbladen, radio en tv. Nu zijn dat er minder dan 23. Bijna de helft daarvan is in buitenlandse handen. Na de fusie van UPC en Ziggo is de kabelmarkt voor bijna 60% in handen van één speler: Liberty Global, een partij die zich, overigens net zoals KPN, nadrukkelijk ook gaat manifesteren als leverancier van content via onder andere een sportkanaal. Andere buitenlandse partijen met diepe zakken zoals Netflix en HBO proberen marktaandeel te veroveren. Ook de landelijke commerciële tv-netten zijn grotendeels in het bezit van kapitaalkrachtige buitenlandse spelers. Mede door het veilingbeleid van onze eigen overheid is er in het commerciële radiolandschap niet gestuurd op diversiteit van het aanbod, maar op opbrengstmaximalisatie. Dat leidt tot veel eenheidsworst, ook in de digitale ether. Door recente overnames komen de grootste stations Radio 538 en Sky Radio samen met wat kleinere in één hand. Ook hier zet de schaalvergroting door. Tegelijkertijd nemen de oplagen van dagbladen af, het meest in de regio, en verliest de regionale omroep marktaandeel. Dit zijn zomaar wat ontwikkelingen in het medialandschap waar de publieke omroep als belangrijke drager van maatschappelijke waarden een antwoord op moet vinden.
De leden van de fractie van GroenLinks behoren dan ook niet tot de mensen die zich afvragen of er eigenlijk wel een probleem is dat maakt dat er een nieuwe Mediawet moet komen. Als dat probleem er al niet is, dan vinden wij het in elk geval verstandig om niet te wachten tot er een onoplosbaar probleem is, maar om nu al te anticiperen en mee te ontwikkelen met wat er op mediagebied gebeurt.
De fractie van GroenLinks meent dat een goede onafhankelijke en niet door commerciële of politieke belangen gedreven omroep van grote waarde is voor de Nederlandse samenleving. In die zin vindt zij het verstandig dat er een Mediawet voorligt die de publieke omroep de kans geeft, een belangrijke speler te blijven. Een breed bereik, meebewegen met de kijker en luisteraar, inspelen op veranderend mediagebruik, herkenbaar zijn op vindplaatsen van jongeren: als de nieuwe Mediawet dat mogelijk maakt, dan is de fractie van GroenLinks voor die onderdelen. Ook de focus op informatie, educatie en cultuur vindt zij positief, mits er niet al te krampachtig wordt omgegaan met amusement. De publieke omroep is van iedereen. Daarom zijn ook laagdrempelige programma's nodig om kijkers en luisteraars te boeien en te binden zonder dat amusement en kijkcijfers een hoofddoel worden. Waar mijn fractie zich in algemene zin dus kan vinden in belangrijke onderdelen van de voorliggende wet, heeft zij ook zorgen, grote zorgen. Daarover zeg ik zo meer.
Wat onze fractie betreft vervult de publieke omroep een belangrijke taak. Hij bindt en verbindt, is de weerspiegeling van een veelkleurige samenleving, en biedt mensen van uiteenlopende opvattingen een venster op en een platform naar de wereld. Mijn fractie staat voor een publiek bestel waarin mensen zich herkennen en dat de mogelijkheid geeft hun blik te verruimen. De publieke omroep moet staan voor waarden als openbaarheid, toegankelijkheid, veelzijdigheid, verbondenheid, transparantie en democratie.
Sturen op marktaandeel en op kijk- en luistercijfers, zoals nu al gebeurt en straks wellicht niet minder, bevordert die waarden niet. De publieke omroep moet los van commerciële en politieke belangen zijn bijdrage blijven leveren. De mensen die in Nederland wonen en verblijven, maken deel uit van een open samenleving, waarin de vrijheid om je te bewegen en je te uiten een groot goed is. Een samenleving die veel ruimte moet geven aan ieders levensovertuiging en opvatting. De publieke omroep is daarvan een spiegel en daarvoor een platform. Vanuit dat perspectief beoordelen wij het bestel en de effecten van de nieuwe Mediawet.
Onze zorgen gaan vooral over onafhankelijkheid, toegankelijkheid en diversiteit. Een aantal van die zorgen zijn niet van vandaag of gisteren, maar zijn al langer manifest. Wat ons betreft biedt de nieuwe wet ook de mogelijkheid om de al langer sluipende praktijk van meer overheidsbemoeienis met de publieke omroep te keren. Met de afschaffing in 2000 van het kijk- en luistergeld, dat overigens in Frankrijk en Duitsland nog bestaat, lijkt de neiging van de politiek om zich met de omroep te bemoeien groter te worden. Ik zal een paar voorbeelden noemen. Als een minister-president uitspreekt dat het programma Lingo moet blijven, kun je dat met een knipoog afdoen. Van vragen door Kamerleden over de inhoud van programma's kijkt niemand meer op. Dat is zorgelijker. In 2011 ging de Tweede Kamer over de rand door een motie aan te nemen die voorschreef welke muziek op Radio 2 moest worden gedraaid. Even ter herinnering: VVD, PVV, CDA, SP en SGP steunden die motie. Ook parlementariërs moeten terughoudend zijn bij hun oordeel over de inhoud van de programmering van de omroep.
Een echt structureel probleem zit volgens mijn fractie bij de formele benoeming van toezichthouders en bestuurders bij de publieke omroep. Ook dat is niet nieuw. Na de Wet herziening organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep in november 1997 benoemde D66-staatssecretaris Nuis D66'er Wolffensperger tot voorzitter van de NOS. In 2003 stemde CDA-minister Van der Hoeven in met de benoeming van CDA-er Harm Bruins Slot tot voorzitter van het inmiddels gevormde college van bestuur van de NPO. De gelukkige uitzondering in het rijtje is de instemming met de benoeming van de huidige bestuursvoorzitter in 2008. Hoezeer dat de uitzondering is, zien we als we nog wat verder teruggaan in de tijd. Onder een voorgaande Mediawet in 1994 — de structuur was toen nog anders — werd PvdA-bestuurder Van der Louw voorzitter van de NOS; dat was in een periode dat het ministerie van OCW louter uit PvdA-bewindslieden bestond.
Uiteraard zegt dit alles niets over de kwaliteiten en de integriteit van de betreffende personen. We hebben hier echter met een patroon te maken waar mijn fractie van af wil, temeer omdat het in deze kabinetsperiode niet anders is gegaan. Deze VVD-staatssecretaris benoemde drie voorzitters van raden van toezicht bij NOS, NTR en recentelijk NPO. In elk geval twee ervan zijn in alle openbaarheid partijgenoten. Laat ik het zo zeggen: wij willen de kat niet langer op het Poolse spek binden. De nieuwe Mediawet is een goed moment om aan deze formele praktijk van benoemingen een einde te maken. Mijn fractie wil de banden tussen politiek, NPO en taakorganisaties in toezicht en bestuur helemaal doorknippen. Het door de staatssecretaris voorgestelde onderzoek is een goede stap, maar nog niet een voldoende stap, in de goede richting. Wij vragen van het kabinet een toezegging voor concrete stappen om deze benoemingen onafhankelijk te maken. Laat ik duidelijk zijn: het standpunt van de staatsecretaris in deze kwestie zal een grote rol spelen bij ons eindoordeel.
Voor onze fractie geldt als belangrijke waarde dat de publieke omroep een afspiegeling van de samenleving dient te zijn. De ledenomroepen zijn dat als vanouds en bieden daarvoor een belangrijk platform. Tegelijkertijd constateren wij met het kabinet dat de huidige omroepen ongeveer een derde van de samenleving representeren. Aan de staatssecretaris de vraag hoe hij voor zich ziet dat de nieuwe wet voor verbreding van de representativiteit gaat zorgen. Gaan de externe producenten dat doen? Gaat de NPO initiatieven nemen om andere doelgroepen te bereiken? Nu de NPO een sturende taak krijgt, vinden wij het in elk geval vanzelfsprekend dat de NPO ook de opdracht krijgt te sturen op diversiteit in de programmering, zowel in de kaderstellende rol voor de netten en zenders, als ook in de eigen organisatie. Wij horen graag hoe het kabinet dat voor zich ziet en hoe de NPO daar in de toekomst verantwoording over aflegt. Wel hebben we alvast wat suggesties. De huidige raad van toezicht is, evenals de vorige overigens, wel functioneel divers, maar de maatschappelijke diversificatie gaat niet verder dan een positieve man-vrouwverhouding. Op zich mooi, maar ook hiervoor geldt: niet genoeg. Wij willen in de toekomst meer variatie, ook in leeftijd en culturele achtergrond. Voor de duidelijkheid: we willen dus wel de criteria aanscherpen, maar niet als overheid zelf de poppetjes aanwijzen.
Ziet de staatssecretaris verder ook mogelijkheden om bij de NPO de diversiteit verder te borgen, bijvoorbeeld door het installeren van een breed samengesteld klantenpanel dat het bestuur van de NPO van advies kan dienen over de manier waarop de samenleving gerepresenteerd wordt in het publieke bestel? Ik krijg hierop graag een reactie.
In veel van de reacties die wij vanuit de omroepen op dit wetsvoorstel hebben gekregen wordt de sturende rol van de NPO als bestuursorgaan op de inhoud van de programmering als knellend ervaren. Veel fracties hebben daar al op gewezen. Het door Omroep MAX gevraagde juridische advies van Stibbe ziet, in combinatie met het benoemingsrecht van de minister, strijdigheid met artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Wij willen van de staatsecretaris graag heel precies horen waarom Stibbe ongelijk heeft en waarom de omroepen spoken zien. Voor ons is ook dat cruciaal voor de beoordeling van dit wetsvoorstel.
Mijn fractie trekt het vraagstuk daar nog iets breder. Ook als het handelen op basis van de nieuwe wet van de NPO binnen de kaders van de Grondwet en het EVRM blijft, willen wij gezonde checks-and-balances tussen NPO, omroepen en in hun kielzog de producenten. Kan de staatssecretaris nog eens heel helder aangeven hoe deze checks-and-balances in de wet geregeld zijn en op welke wijze omroepen c.q. producenten in bezwaar kunnen gaan? Wij vragen dit met name omdat wij niet willen dat de publieke omroep straks lam wordt gelegd doordat bij conflicten de enige gang die naar de rechter is. Dat lijkt ons een onwenselijke en onwerkbare situatie.
Ook vanuit de regionale omroepen bereiken ons veel zorgen over de redactionele onafhankelijkheid na de vorming van de RPO. Een stevig redactiestatuut voor de samenwerkende regionale omroepen lijkt ons een noodzaak. De redactionele onafhankelijkheid kan niet los worden gezien van de bezuiniging van 17 miljoen. Technische samenwerking en snijden in de overhead moeten dat bedrag opleveren. Wij delen de bezorgdheid van redacties dat een vanuit de techniek ingegeven opdracht om voortaan uitsluitend met camjo’s te werken, de inhoud en de kwaliteit van het werk kan beïnvloeden. Er ligt in onze ogen straks een grote verantwoordelijkheid bij het bestuur van de RPO om ook bij beperktere middelen de kwaliteit van de regionale journalistiek te borgen. Dat is immers in het geschetste veranderende mediaveld van groot belang voor onze democratie. Ook provinciebesturen en gemeentebesturen dienen democratisch gecontroleerd te kunnen worden door een onafhankelijke, voor het lokale publiek toegankelijke pers. Voor ons is dat een van de belangrijke waarden waar we het bestel aan afmeten.
Dat geldt overigens evenzeer voor de op veel plekken noodlijdende lokale omroep, zeker waar de markt het laat afweten. Nog meer dan bij landelijke dagbladen zien we immers dat regionale en lokale kranten de lezer niet meer weten te bereiken en dat het marktaandeel van de regionale omroepen daalt. Met name in kleinere gemeenten is er nauwelijks meer een dagblad te vinden dat zelfs maar de vergaderingen van de gemeenteraad volgt. Vanuit de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk voor de publieke omroep als geheel vragen we het kabinet een paar dingen. Allereerst vragen we om een soepele overgangsregeling voor de taakstelling van de regionale omroepen omdat we wat laat in het traject zijn, en een ruimhartige frictiekostenregeling. De lokale omroepen lijken helemaal buiten beeld, terwijl ook daar de zorgen over hun aandeel in de werking van de lokale democratie groot zijn. Kan de staatssecretaris ons beloven nog in deze regeerperiode voorstellen te presenteren om vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid in overleg met gemeenten tot een beter draagvlak voor lokale omroepen te komen? Mijn fractie denkt zelf in de richting van het stimuleren van kwaliteitsverbetering door samenwerking op streekniveau en het maken van meer dwingende afspraken met gemeenten over de financiële bijdragen voor de lokale omroep. We horen ook graag de ideeën van de staatssecretaris hierover.
Onze fractie staat niet negatief tegenover het wettelijk verankeren van de mogelijkheden om de helft van het programmabudget open te stellen voor onafhankelijke producenten. Dat zij moeten samenwerken met omroepen, vinden wij verstandig. Wel zouden wij het betreuren als alleen grote productiebedrijven, die veelal in buitenlandse handen zijn, de markt gaan domineren. Die manier van schaalvergroting wijzen wij af. Daarom vragen wij de staatssecretaris om een kleineproducentenregeling. Wij stellen voor om minimaal 20% van het beschikbare budget voor buitenproducenten te oormerken voor programmavoorstellen van kleine, onafhankelijke producenten met een aantoonbare affiniteit met maatschappelijke ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.
Onafhankelijkheid, toegankelijkheid, diversiteit en verbinding zijn belangrijke kernwaarden voor de publieke omroep in onze veelkleurige democratie. In een veranderend medialandschap onderkennen wij de noodzaak om de publieke omroep toekomstbestendig te houden, op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Dat linkje naar Zondag met Lubach wil ik straks ook kunnen vinden zonder die verwijzing van mijn veel mediawijzere nageslacht. Op veel gebieden hebben wij echter nog belangrijke vragen aan het kabinet. Die spitsen zich toe op de borging van de onafhankelijkheid en de zorg voor diversiteit. Wij willen graag weten hoe de staatssecretaris die duurzaam kan borgen. De antwoorden zullen bepalend zijn voor ons uiteindelijke oordeel.