Plenair Van de Ven bij behandeling Opzegging Algemeen Verdrag met Marokko inzake sociale zekerheid



Verslag van de vergadering van 16 februari 2016 (2015/2016 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van de Ven i (VVD):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel heeft een te lange voorgeschiedenis. Het eerste kabinet-Rutte had als inzet de beperking van het exporteren van uitkeringen. Inmiddels zijn op nationaal niveau een aantal wetten ingevoerd om invulling te geven aan dat beleidsvoornemen. Ik noem de Wet woonlandbeginsel, de Wet beperking export kinderbijslag en kindgebonden budget, en de beëindiging van de werelddekking bij tijdelijk verblijf in de Zorgverzekeringswet. Mijn fractie is nog steeds van oordeel dat dit een uitstekend initiatief van Rutte I was.

Het beginsel dat aan het beperken van de export van uitkeringen ten grondslag ligt, is ook eenvoudig en begrijpelijk te formuleren. Uitkeringen dienen als vangnet voor de voorziening in het levensonderhoud. Bij uitkeringen aan Nederlandse ingezetenen is het Nederlandse welvaartsniveau bepalend voor de hoogte van de uitkeringen. Bij emigratie of remigratie van de uitkeringsgerechtigde naar een ander land dwingt de logica tot een correctie voor het verschil in welvaartsniveau tussen Nederland en dat andere land. De hoogte van de Nederlandse uitkeringen is daarbij het uitgangspunt als maximale uitkering.

In Marokko zijn de kosten van levensonderhoud circa 40% lager dan in Nederland. Nederland geeft onder het huidige socialezekerheidsverdrag met Marokko aan uitkeringsgerechtigden in Marokko een uitkering die voor het levensonderhoud daar veel hoger ligt dan de uitkering die in Nederland woonachtige uitkeringsgerechtigden genieten voor hun levensonderhoud. Socialezekerheidsuitkeringen dienen niet tot vermogensvorming.

Uitgangspunt is dat Nederland is gebonden aan zijn internationale verdragen. "Pacta sunt servanda". Nederland heeft internationaal zijn traditie en reputatie hoog te houden als hoeder van de internationale rechtsorde. Ik denk aan de vele en belangrijke internationale gerechtshoven die in Den Haag hun zetel hebben. Mijn fractie waakt daarvoor. Dat geldt ook voor het socialezekerheidsverdrag met Marokko. Maar Nederland dient naar het oordeel van mijn fractie een misstand in dat oude verdrag uit 1972 te corrigeren. Let wel, te corrigeren overeenkomstig het internationale verdragsrecht zoals neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht.

Nederland kan zich dus op grond van gewijzigde nationale inzichten over de export van uitkeringen inzetten om het huidige socialezekerheidsverdrag met Marokko te wijzigen. Naar het oordeel van mijn fractie heeft Nederland zich met meer dan de benodigde internationale courtoisie ingezet om te komen tot een aanpassing van dit verdrag met Marokko. Het siert minister Asscher dat hij zich heeft ingespannen voor een voortzetting van het socialezekerheidsverdrag met Marokko onder gewijzigde voorwaarden en met op onderdelen een lange overgangstermijn van vier jaren.

Wat ik toch wel de "lijdensweg van Asscher" wil noemen, is opgetekend in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede kamer van 8 mei 2015 en in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Eerste Kamer van afgelopen vrijdag 12 februari 2016. Collega Ester verwees er al naar, waaruit blijkt dat we een zekere gelijke insteek hebben. Uit beide nota's komt het beeld naar voren van de verdragspartij Marokko die ook maar geen begin van begrip heeft voor het Nederlandse woonlandbeginsel. Ik zie ervan af om de feiten van het onderhandelingsparcours te herhalen. Kortheidshalve verwijs ik.

En nadat minister Asscher met gepaste trots namens de ministers van Buitenlandse Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief van 26 oktober 2015 aan de Eerste Kamer had meegedeeld dat Nederland en Marokko, onder verdere royale concessies van Nederland, een akkoord hadden bereikt, was hij alweer gedwongen bij zijn brief van 15 december 2015 de Tweede Kamer te informeren dat Marokko een nieuwe eis had neergelegd, namelijk om het te wijzigen socialezekerheidsverdrag van toepassing te laten zijn op de Westelijke Sahara. Op grond van het internationale recht was dat een voor Nederland onmogelijk in te willigen eis.

De VVD-fractie beschouwt de handelwijze van Marokko als "chicaneren". Het bestaan van het socialezekerheidsverdrag met Marokko wordt door dit land misbruikt om de toepassing van nationale wetten van Nederland op het terrein van de export van uitkeringen te negeren. Dat is voor de VVD-fractie onaanvaardbaar. Het chicaneren van Marokko bestaat erin dat Marokko in het geheel niet wenst mee te werken aan een wijziging van het socialezekerheidsverdrag. Dat is in strijd met de "goede verdragstrouw" die staten, partijen bij een verdrag tegenover elkaar hebben in te nemen.

De VVD-fractie stemt in met dit wetsvoorstel tot opzegging van het socialezekerheidsverdrag met Marokko. Mijn fractie benut de behandeling van de opzegging van het socialezekerheidsverdrag met Marokko echter om een weeffout in de Wet raadgevend referendum aan de orde te stellen. Daartoe geldt het volgende.

Mijn fractie stelde in het verslag naar aanleiding van dit wetsvoorstel de minister de vraag wanneer, uitgaande van de termijnen in de Wet raadgevend referendum, het gehele traject van een, uiteindelijk negatief, raadgevend referendum is afgerond en zou kunnen worden overgegaan tot de opzegging van het socialezekerheidsverdrag met Marokko. Tot een opzegging van dit verdrag kan in het geval van een tussenkomend raadgevend referendum namelijk pas worden overgegaan nadat het referendum is gehouden. De minister beantwoordde deze vraag van de VVD-fractie op pagina 11 van de nota naar aanleiding van het verslag. Uitgaande van de termijnen in de Wet raadgevend referendum, zo deelt de minister mede, zou een referendum tussen november 2016 en januari 2017 kunnen worden gehouden. De minister bevestigt daarmee dat een compleet referendum over de opzegging van het socialezekerheidsverdrag met Marokko ertoe leidt dat kennisgeving van de opzegging aan Marokko voor 1 juli 2016 niet meer mogelijk is. De vroegste datum waarop de opzegging van het socialezekerheidsverdrag met Marokko voor die situatie mogelijk is, is dan 1 januari 2018. Dat is een verdere vertraging met een jaar.

Het socialezekerheidsverdrag met Marokko kent al een afkoelingsperiode van een half jaar. Het is gebruikelijk om in internationale verdragen een afkoelingsperiode op te nemen. Daar heeft mijn fractie geen probleem mee. De VVD is er evenwel op tegen dat de termijnen van de Wet raadgevend referendum en de opzeggingstermijn in een internationaal verdrag waarbij Nederland partij is, cumuleren.

De Wet raadgevend referendum sluit in artikel 5 een aantal wetten uit om aan een referendum te onderwerpen. Ik noem wetten over de jaarlijkse begroting, wetten tot verandering van de Grondwet en wetten die strekken tot uitvoering van verdragen. Het ligt in de lijn om wetten over verdragen ook uit te sluiten van het houden van een referendum. Naar het oordeel van mijn fractie is bij de totstandkoming van de Wet raadgevend referendum nagelaten om in artikel 5 de ratificatie en opzegging van internationale verdragen ook uit te sluiten van het raadgevend referendum.