Verslag van de vergadering van 1 maart 2016 (2015/2016 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.31 uur
Mevrouw Van Weerdenburg i (PVV):
Voorzitter. Drie weken geleden hadden wij in dit huis een lang debat over de Wet Huis voor klokkenluiders. Ik noemde dat toen een bijzonder debat, omdat alle partijen het eens leken te zijn over de noodzaak van deze wet en over de noodzaak van een goede ondersteuning en begeleiding van klokkenluiders. Alle partijen memoreerden ook het lange traject dat dit initiatiefvoorstel heeft afgelegd: inmiddels tien jaar. Ook kregen de indieners terecht veel complimenten, omdat ze de berg huiswerk die de Eerste Kamer hen in mei 2014 had meegegeven zo goed hadden verwerkt in het voorstel. We waren het er allemaal over eens: het gewijzigde initiatiefvoorstel was een stuk beter dan hetgeen in 2014 voorlag. Kortom, het debat had er lange tijd alle schijn van dat het een probleemloze afhandeling zou zijn en dat de kwartiermakers van het Huis voor klokkenluiders snel aan de slag zouden kunnen om de invoering per 1 juli aanstaande mogelijk te maken.
Gaandeweg nam het debat echter een vreemde wending. Enkele partijen bleven hameren op het benadelingsverbod, dat volgens hen ook moest gelden voor vrijwilligers en stagiaires. De indieners maakten duidelijk dat alle categorieën werkenden, dus ook vrijwilligers en stagiaires, terechtkonden bij het Huis voor klokkenluiders om een misstand te melden. Maar het benadelingsverbod vloeit nu eenmaal voort uit een dienstbetrekking. Het is bij vrijwilligers en stagiaires anders, simpelweg omdat er in hun geval geen sprake is van grote financiële gevolgen als ze na melding van een misstand niet meer bij het bedrijf of de instelling kunnen blijven. Maar het ging de collega-Kamerleden niet per se om financiële gevolgen. Vrijwilligers kunnen volgens hen wel degelijk worden benadeeld, want het verlies van vrijwilligerswerk dat iemands lust en leven is, kan heel ingrijpend zijn, zei de collega van de PvdA. Dat de nieuwe wet helemaal niet is ingericht op deze invulling van benadeling, namelijk emotionele schade, moest de minister maar even rechtzetten in een reparatiewetje. Ze deden voorkomen alsof het een louter tekstuele wijziging was, maar indieners en minister zijn heel helder geweest: een dergelijke invulling zou niet passen in de huidige Wet Huis voor klokkenluiders, zoals deze voorligt. Dat hebben zij tijdens het debat duidelijk gemaakt, en nadien ook nog eens in een brief.
Omdat ze hun zin niet kregen, stuurden enkele partijen aan op een derde termijn, zodat de stemming werd uitgesteld. Dat ze met deze twee weken uitstel de inwerkingtreding op 1 juli van het nieuwe Huis in gevaar brengen, wuifden ze weg met de achteloze opmerking dat het Huis dan maar twee weken later moet beginnen. Potentiële klokkenluiders kunnen wel even wachten. Dat is een opstelling die mijn partij onbegrijpelijk vindt. Aan de PVV zal het niet liggen. Wij zullen voor stemmen en wij zijn verheugd om te horen dat de meeste andere partijen dat ook zullen doen, zodat het Huis voor klokkenluiders zijn deuren op 1 juli aanstaande kan openen, en deskundig advies en onmisbare ondersteuning kan gaan bieden aan al die moedige mensen die in de toekomst klokkenluider zullen zijn en de samenleving daardoor een beetje beter maken voor ons allemaal.
De voorzitter:
Wenst een van de leden in derde termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Zijn de initiatiefnemers in staat om meteen te antwoorden? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de heer Van Raak,