Plenair Gerkens bij voortzetting behandeling Mediawet



Verslag van de vergadering van 8 maart 2016 (2015/2016 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Gerkens i (SP):

Voorzitter. Mijn derde termijn wil ik voornamelijk besteden aan de procedure, want mijn mening over de inhoud van deze wet heb ik in de eerdere twee termijnen al gegeven.

In mijn jeugd hoorde ik van mijn ouders steevast twee mantra's: "haastige spoed is zelden goed" en "eerst denken, dan pas doen". De Kamer hoort het al: ik was als kind al van de snelheid. Waarom morgen iets regelen als je dat vandaag al kunt doen? Ik heb menigmaal met mijn ogen gerold als ik deze mantra's weer hoorde, maar ze behoorden tot de goede waarschuwingen die mijn ouders mij hebben meegegeven. Ik zou de staatssecretaris willen meegeven om met dit wetsvoorstel geen haastige spoed, maar zorgvuldige spoed te betrachten. Het uitgangspunt van een wet is dat we iets landelijk moeten regelen, dan wel dat we vinden dat er een probleem ligt dat moet worden opgelost. Dit laatste is de reden waarom de staatssecretaris dit wetsvoorstel indient. In zijn ogen ligt er een probleem: de toekomstbestendigheid van de publieke omroep. Deze wet moet de oplossing daarvoor bieden. Of die dat al dan niet doet, is een politieke opvatting. De SP-fractie is van mening dat de wet juist niet bijdraagt aan het toekomstbestendig maken. Dat hebben wij ook betoogd in de eerste twee termijnen. Naast dit standpunt is mijn fractie ook van mening dat enkele zaken, in de geest van de wijze waarop de staatssecretaris de toekomst van de publieke omroep had gedacht, slecht worden geregeld. Wij staan daarin niet alleen; de meerderheid van de Kamer vindt dat ook. De staatssecretaris moet dus iets doen, want anders stemt deze Kamer tegen.

De staatssecretaris komt nu met een waslijst van wijzigingsvoorstellen. Deze zouden de wet inderdaad kunnen verbeteren. Het zou in ieder geval kunnen betekenen dat onze fractie het standpunt ten aanzien van de wet zou kunnen heroverwegen. De staatssecretaris moet dus met een wijziging komen en daartoe heeft hij een instrument voorhanden, te weten de novelle, die is gemaakt voor kleine reparaties. De staatssecretaris kiest er echter voor om dit middel niet te gebruiken. Ik begrijp dat wel, want de novelle is, zoals gezegd, de gebruikelijke manier om nog een puntje op de i te zetten. Een novelle is er eigenlijk niet om een wet te wijzigen.

Wat de staatssecretaris hier voorstelt, is een essentiële wijziging op belangrijke punten van deze wet. De wet wordt grotendeels herschreven. In deze wijzigingen komen nieuwe voorstellen, niet alleen op de algemene wensen van de Kamer, maar ook op individuele wensen van fracties. Ik noem een voorbeeld: zo komt er een maatschappelijke publieks- of adviesraad, een nieuw fenomeen. Maar we weten nog niet hoe bijvoorbeeld de Raad van State of de Tweede Kamer hierover denkt. Als deze wens van de GroenLinksfractie het bijvoorbeeld in de Tweede Kamer niet haalt, valt dan de steun van GroenLinks voor het wetsvoorstel ook weg? Dat geldt natuurlijk voor alle fracties die hier hun wensen hebben neergelegd: van kijkwijzer voor de reclame tot de vraag wat uiteindelijk de precieze rol van de NPO wordt.

De staatssecretaris zegt dat zijn woord, zijn woord is, ook als alles wordt vertraagd of als het kabinet mocht vallen. Maar de waarheid is dat deze Kamer geen enkele zekerheid heeft of een opvolger hier hetzelfde over denkt, noch of er zich niet een nog nijpendere situatie gaat voordoen waardoor de staatssecretaris alsnog delen van deze wet in werking gaat stellen. Ik breng bijvoorbeeld minister Van der Hoeven en de "splitsingswet" in herinnering, die uiteindelijk, na een aantal keren te zijn uitgesteld, alsnog door haar in werking werd gesteld. De garantie van de staatssecretaris is tot aan de deur van deze zaal. Zodra wij gestemd hebben, ligt het lot van ons besluit in handen van het kabinet, de Raad van State en de Tweede Kamer. Dan krijgen we de vreemde constellatie dat de Tweede Kamer gaat controleren wat wij in de Eerste Kamer hebben bedacht. Wat zal het oordeel van deze Kamer zijn als de wet aan de overzijde geamendeerd wordt op een wijze die deze Kamer niet had bedacht? Manoeuvreren wij ons nu niet in een positie die wij niet zouden moeten willen?

De staatssecretaris zegt dat dit alles moet, omdat anders de hervormingen bij de regionale omroepen niet kunnen doorgaan. Na een aantal interrupties zegt hij ook heel eerlijk dat dit door de bezuinigingen komt. Hij heeft een halve wet, maar hij gaat de RPO al inrichten op basis van een wet die nog niet eens door de Tweede Kamer is, op basis van, zeg maar, een idee, een plan. Een en ander heeft echter geen enkele wettelijke basis. Ondertussen wil de staatssecretaris doorgaan met de tweede fase van deze wet, terwijl de eerste fase nog niet eens is afgerond. Dat is merkwaardig, want als er geen eerste en tweede fase nodig zijn, waarom zijn ze er dan? Natuurlijk moet eerst de eerste fase zijn afgerond om zo de wettelijke basis te leggen voor de tweede fase.

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Ik wil nog even twee zinnen terug. Ik probeer te volgen wat mevrouw Gerkens zei. Zij zei dat er geen enkele wettelijke basis is om met de RPO aan de slag te gaan. Ik heb begrepen dat, als we deze wet aannemen, die wettelijke basis er juist wel is. In die zin volg ik de redenering van de SP niet helemaal.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik begrijp de verwarring. Ik had het misschien wat uitgebreider moeten toelichten. De staatssecretaris zegt toe de RPO te zullen inrichten overeenkomstig de wens en ook overeenkomstig de wijze waarop we dat bij de NPO willen. Hij zegt dat onverkort te zullen doortrekken naar de wijze waarop hij de RPO gaat inrichten. Maar dan gaat hij de RPO inrichten op basis van ideeën die wij in deze Kamer hebben geuit, terwijl de wettelijke grondslag daarvoor moet komen uit de wetswijziging die er dan dus nog niet is.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Ik ben niet de woordvoerder van de staatssecretaris, maar zoals ik het heb begrepen, wordt er nu een wettelijk kader geschapen. Daar wil de staatssecretaris mee voort zodat — door die wet verder in te vullen — zo snel mogelijk duidelijkheid kan worden gecreëerd. Dat vond en vindt mijn fractie een plausibele redenering. Zou de SP daarin niet kunnen meegaan?

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat is een andere vraag dan de eerste vraag die de heer Lintmeijer stelde. Over de inrichting van de RPO zegt de staatssecretaris: ik ga het model volgen overeenkomstig de wijze waarop ik dat, zoals ik de Eerste Kamer heb beloofd, in de toekomst ook bij de NPO zal doen. De heer Lintmeijer zegt dan: moeten wij dit allemaal zo snel inrichten? Mijn antwoord daarop is eigenlijk "nee". Juist ook voor de regionale omroepen zitten er heel veel haken en ogen aan dit wetsvoorstel. We hebben van de medezeggenschapsraad en de ondernemingsraad, maar ook van een aantal gedeputeerden gehoord dat dit nog niet goed in elkaar zit. Zij hebben de oproep gedaan om het geheel, de eerste en tweede fase tezamen, in stemming te brengen. Tot en met ROOS zelf is dat verzoek gedaan. Tegen de staatssecretaris zou ik willen zeggen dat dit een reden temeer is om alles tegelijkertijd in stemming te brengen.

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Lintmeijer, want we zitten in een tijdsklem.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Mijn conclusie is dat de SP op dit moment een wettelijk kader voor de RPO niet nodig acht. Mijn fractie zegt: dan laat je de onzekerheid daar nog langer voortduren. Dat lijkt ons niet wenselijk.

Mevrouw Gerkens (SP):

Er is een wettelijk kader voor een RPO dat niet gebruikt gaat worden, maar dat gebruikt gaat worden op een manier zoals wenselijk wordt geacht. Dat geeft al aan hoe rommelig dit hele verhaal is.

De tweede fase van de Mediawet moet de journalistieke waarborgen geven. Het zijn de waarborgen waarover mijn fractie zich nog steeds grote zorgen maakt, of liever gezegd: mijn fractie is ervan overtuigd dat deze wet aan de journalistieke kwaliteit van de regionale omroepen gaat tornen. Zoals ik al zei, heeft zelfs ROOS aan de staatssecretaris gevraagd om eerst de tweede fase af te ronden alvorens de RPO in te richten. Anders bestaat de mogelijkheid een RPO te hebben zonder wettelijke basis, die vervolgens een concessie moet gaan aanvragen waarvoor ook geen wettelijke basis is als de wetswijzigingen van de staatssecretaris niet snel door de Kamers gaan, dan wel daar stranden. De staatssecretaris staat niet onwelwillend tegenover de motie van de heer Ten Hoeve, hoewel hij het oordeel hierover aan de Kamer laat. Terecht wijzen twee gedeputeerden op het feit dat Friesland niet uniek is in ons land. Zij pleiten ervoor om deze motie niet alleen voor Omrop Fryslân te laten gelden, maar voor alle regionale omroepen, om zo de regionale taal of de regionale cultuur te kunnen bewaken en bewaren. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij hiertegenover staat. Ik hoor ook graag of de heer Ten Hoeve bereid is om zijn motie over het instemmingsrecht en met betrekking tot de benoeming van de hoofdredacteur met zwaarwegend adviesrecht bij de middelenverstrekking ten behoeve van de programmering uit te breiden. Ik meen dat hij daarover al iets heeft gezegd in zijn termijn.

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Ik heb daarover al iets gezegd in mijn termijn.

Mevrouw Gerkens (SP):

Haastige spoed is zelden goed, zo zeiden mijn ouders. Eerst denken, dan pas doen! Een bezuiniging van slechts 17 miljoen zorgt ervoor dat hier een wet ligt die aan alle kanten rammelt. De weerstand van de Eerste Kamer was geen nieuws voor de staatssecretaris; de Tweede Kamer heeft hem hier al op gewezen. Hij wuifde dat weg. Vervolgens benoemde hij een VVD-collega op een uiterst gevoelig moment. Hij heeft mij nog steeds niet verteld waarom deze man toevallig zo onmisbaar is op deze positie. Met hem aan het hoofd, kan hij nu gemakkelijk de benoemingen wijzigen. De komende jaren is de politieke invloed al verzekerd; iets met een put en een kalf. Vervolgens heeft hij het erop aan laten komen dat de druk zo hoog is dat hij een krakkemikkige wet door de Eerste Kamer moet loodsen. Onze zeer gewaardeerde, overleden oud-collega de heer Witteveen schreef een prachtig boek: De wet als kunstwerk. Het lijkt alsof hier een nieuw boek in de maak is: de wet als prutswerk.

Ik weet eerlijk gezegd niet meer aan wie ik mijn betoog moet richten. Moet ik mij richten tot deze staatssecretaris, die kennelijk niet begrijpt hoe gedegen wetgeving werkt? Of moet ik mij richten tot mijn collega's, om de rechtsstatelijkheid van deze Kamer hoog te houden en te doen waartoe wij op aard zijn? Het oordeel van deze Kamer is voor iedereen duidelijk: het is onvoldoende. Vervolgens is de staatssecretaris aan zet. Dan is het een novum om op grond van een bezuinigingsmaatregel met zo veel knip-en-plakwerk in te stemmen. Wanneer we dat wel doen, scheppen we een precedent waar dit kabinet gretig gebruik van zal maken. In dat kader maak ik mij er grote zorgen over dat de PvdA-fractie nu al zegt dat zoiets gebruikelijk is. Zij heeft het dan bijvoorbeeld over de Telecommunicatiewet, waarbij de buitenwerkingtreding door de Tweede Kamer bij amendement werd geregeld. Dat is toch heel wat anders dan hier in de Eerste Kamer.

Ik heb gezegd dat wij de wet na wijziging zouden moeten heroverwegen. Zo veel wijzigingen vragen namelijk om bezinning over het geheel. Mijn fractie kan zich niet bezinnen op een wet die er nog moet komen. Mijn fractie kan alleen een oordeel geven over het wetsvoorstel dat hier nu voorligt. Dat oordeel is en blijft negatief. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals dringend om het wetsvoorstel aan te houden en met spoed de reparatiewet naar de Kamer te sturen. Ik heb hiertoe de motie van de heer Atsma mede ondertekend. Het kan binnen twee maanden geregeld zijn. Dan kunnen wij de koninklijke weg volgen, zoals we behoren te doen. Dan kan mijn fractie een oordeel geven over het geheel van de wet. Wij zijn en blijven de Eerste Kamer. Wij horen geen wetten te maken, maar wij horen ze te beoordelen.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Naar aanleiding van een opmerking van mevrouw Gerkens heb ik gezocht in de brieven die in mijn postbus zitten. In de laatste brief van ROOS die ik kan vinden, wordt juist aangedrongen op het zo snel mogelijk aannemen van het wetsvoorstel. Iets anders vind ik niet.

Mevrouw Gerkens (SP):

De heer Ten Hoeve zit naast mij. Ik zal zo mijn mailtjes aan hem voorleggen.