Verslag van de vergadering van 8 maart 2016 (2015/2016 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.14 uur
De heer Schrijver i (PvdA):
Voorzitter. Europa is meer dan de naam van een werelddeel en meer dan de Griekse mythe over Zeus en zijn geliefde prinses Europa. Europa is een belangrijke bakermat van de westerse beschaving. Europa heeft vele gedeelde waarden en normen die typisch Europees zijn en die zich na het einde van de Koude Oorlog ook verspreid hebben naar de voormalige Oostbloklanden. Europa is groot. Het is veel groter dan het Europa van de 28 lidstaten van de Europese Unie. Het Europa waar wij vandaag over spreken kent verschillende belangrijke samenwerkingsverbanden: voorop de Europese Unie, maar ook de Raad van Europa met 47 lidstaten en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa met 56 lidstaten. Stuk voor stuk zijn dit belangrijke institutionele samenwerkingsvormen, maar belangrijker is dat het waardengemeenschappen zijn. De heer Schaap sprak hier ook al behartigenswaardige woorden over. Wat een koekoek één zang is dat in deze coalitie, althans in deze Kamer.
Artikel 3 van het Lissabonverdrag geeft de belangrijkste waarden van de EU goed weer: een democratische rechtsstaat, vrede en veiligheid, respect voor de rechten van de mens, solidariteit, wederzijds respect tussen de volken, vrije en eerlijke handel, uitbanning van armoede en duurzame ontwikkeling van de aarde. Artikel 21 vertaalt dat op inspirerende wijze in de doelstellingen voor internationale politiek. Als civiele supermacht met een breed scala aan bij uitstek niet-militaire middelen is de Unie potentieel goed in staat bij te dragen aan een vreedzamere en veiligere wereld. Een breed en geïntegreerd veiligheids- en ontwikkelingsbeleid van Europese landen is broodnodig, ook bij de aanpak van de vluchtelingencrisis. Dat vraagt eerder om meer dan minder Europese samenwerking. Geen enkel Europees land is nog langer in staat de grote bedreigingen van internationale veiligheid op eigen houtje effectief tegen te gaan. Een beter en meer doeltreffend buitenlands beleid van de Europese Unie is daarom dringend nodig. Met deze noodzaak tot intensieve samenwerking onderscheidt het internationale beleid zich van andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld van volkshuisvesting of gezondheidszorg. Deelt de regering dat algemene uitgangspunt met ons? Zo ja, op welke wijze zet zij zich in om dit te bevorderen?
De vluchtelingencrisis zorgt voor een van grootste uitdagingen waar de Europese samenwerking in de afgelopen jaren voor heeft gestaan. Slagen we erin de Europese waarden van rechtsstatelijkheid, van solidariteit en van gedeelde veiligheid, waar ik zojuist op doelde, hoog te houden en ons beleid mede hierdoor te laten bepalen? Gaan we als EU-landen schouder aan schouder of ieder voor zich? In deze Kamer hebben wij met de desbetreffende vakministers regelmatig contact gehad over de Europese migratie-agenda, over een gemeenschappelijke aanpak van de vluchtelingencrisis en over humane vluchtelingenopvang in nauwe samenwerking met de landen in de regio. Mijn fractie onderschat de omvang van de problemen waar ook wij ons in Europa voor gesteld zien niet. Om die reden is het belangrijk om, overigens geheel in de geest van het VN-Vluchtelingenverdrag, een nauwkeurig onderscheid te maken tussen politieke vluchtelingen die vaak na al heel lang aarzelen huis en haard hebben moeten ontvluchten uit vrees voor hun leven — denk aan de Syriërs — en economische migranten, bijvoorbeeld uit West-Afrika en Noord-Afrika, die vooral om sociaaleconomische redenen de oversteek naar Europa proberen te maken. Bij de opvang nu moeten we op de eerste groep inzetten. Onze vraag aan de regering is of dat beleid in Europees verband inmiddels beter gestalte krijgt.
Bepaalde landen van aankomst worden bestempeld als "veilige landen". Daartoe zou nu eigenlijk de gehele Balkan moeten behoren. Kan de regering een update geven van de voortgang in Europees verband bij het bepalen welke landen tot de "veilige landen" kunnen behoren? Er is nu in Brussel natuurlijk volop een onderhandelingsronde gaande, in het bijzonder met Turkije. Ik vraag toch wat naar de huidige stand van zaken het lot is van de zogenaamde relocatieplannen van de Europese Commissie. Daar is veel voor te zeggen, maar er schijnt toch bij nogal wat EU-lidstaten onvoldoende animo en steun te zijn.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Kan de heer Schrijver aangeven of hij ook Turkije als een veilig derde land beschouwt?
De heer Schrijver (PvdA):
Grotendeels wel. Ik denk dat we er, door de intensieve samenwerking met Turkije, waar mijn fractie volledig achterstaat, aan kunnen bijdragen dat grote delen van Turkije als een veilig gebied bestempeld kunnen worden. Voor bepaalde groepen kan dat nog wel eens iets genuanceerder liggen. Ik denk aan de Koerden die uit Syrië gevlucht zijn. Daar moet dan maatwerk geleverd worden.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De heer Schrijver is er, neem ik aan, van op de hoogte dat Turkije het Vluchtelingenverdrag niet heeft geratificeerd voor niet-Europeanen. Voor Syriërs is er een aparte regeling, maar Irakezen, Iraniërs en anderen kunnen geen bescherming krijgen op grond van het Vluchtelingenverdrag. Wat vindt de heer Schrijver daarvan?
De heer Schrijver (PvdA):
Daarom is het zo van belang dat we grote afspraken met Turkije proberen te maken en dat we Turkije toch via een wederzijds voordelige overeenkomst hierin proberen mee te trekken. Overigens denk ik dat het aantal Irakezen en Iraniërs dat zich in Turkije probeert te nestelen niet buitengewoon groot is.
De voorzitter:
Mevrouw Strik, tot slot.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
We komen er hier even niet uit of Turkije voor iedereen een veilig derde land is. Ik zou wel graag het volgende willen weten. We hoorden net de heer Schaap aangeven dat mensen wel asiel kunnen aanvragen in Turkije. Gaat de PvdA ook zo ver? Of vindt de heer Schrijver toch wel dat de mensen op Europees grondgebied een asielverzoek moeten kunnen indienen en dat hier dan beoordeeld wordt of Turkije een veilig derde land is of niet?
De heer Schrijver (PvdA):
Het recht op asiel is een heel fundamenteel recht. Het is tegelijkertijd ook een universeel recht. Dat is niet beperkt tot Europa. Mensen hebben het recht om in het land van binnenkomst asiel te vragen. Ik denk dat wij het recht hebben om te proberen daar met Turkije adequate afspraken over te maken.
De voorzitter:
Nu echt tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik vind het antwoord van de heer Schrijver heel erg onduidelijk. Als hij daarmee zou zeggen dat mensen maar in Turkije asiel moeten aanvragen, dan hebben we nu nog steeds de regel dat hier eerst moet worden beoordeeld of het daar wel veilig is. Er moet dus altijd een mogelijkheid zijn om die veronderstelde veiligheid voor een asielzoeker hier te weerleggen. Dat moet beoordeeld worden. Ik mag toch hopen dat de heer Schrijver deze norm, die neergelegd is in de procedurerichtlijn, niet onderuit wil halen.
De heer Schrijver (PvdA):
Ik bestrijd dat ik onduidelijk ben. Ik heb juist dit vraagstuk over wat wel en niet veilige landen zijn enkele momenten terug aan de orde gesteld. Ik heb ook gewezen op het feit dat we nu met Turkije namens de EU in heel serieuze onderhandelingen zijn. Laten wij de uitkomst daarvan afwachten. De basisnorm is echter dat het recht op het aanvragen van asiel een heel fundamenteel en ook universeel recht blijft.
Voorzitter. Het heeft natuurlijk allemaal te maken met de patstelling rondom Syrië. Het is hoog tijd dat Europa daarover met eigen ideeën komt. De 3D-benadering die wij in Nederland zo vaak profiel hebben weten te geven, zou zo'n eigen idee kunnen zijn. Er is diplomacy nodig: samenwerking met andere landen en organisaties, zonder het monopolie op moraliteit te claimen. Er is defence nodig, geen twijfel daarover, dus de inzet van militaire middelen om de burgerbevolking te beschermen, de commandocentra en de aanvoerlijnen van de Islamitische Staat uit te schakelen, humanitaire hulp ter plekke te brengen en bufferzones te creëren tussen de strijdende groepen vanuit een toekomstige VN-vredesoperatie. Ten slotte is er, heel belangrijk, development nodig: als het lukt om de situatie te stabiliseren, zal er een perspectief van wederopbouw en ontwikkeling moeten komen. Alleen dan kunnen de enorme migratiestromen stoppen. Deelt de regering dergelijke ideeën en, zo ja, welke rol ziet zij daarbij weggelegd voor Europa, in het bijzonder de Europese Unie? Is het juist dat in de huidige Syrische vredesbesprekingen in Genève de Hoge Vertegenwoordiger en EDEO, de diplomatieke dienst van de Unie, vrijwel buiten spel staan?
Naast een humaan Europa gaat het mijn fractie ook om een sociaal Europa. Ondanks het lichte economisch herstel in diverse lidstaten van de Europese Unie en het vooralsnog beheersen van de Griekse financiële crisis, zien we dat de werkgelegenheid maar mondjesmaat verbetert en arbeidsvoorwaarden onder druk staan. Wij waren ingenomen met het stimuleringspakket van 315 miljard euro dat de Commissie-Juncker bij haar aantreden in november 2014 lanceerde. Naast publieke middelen zou dit pakket deels, zelfs grotendeels, uit particuliere geldstromen gefinancierd moeten worden. Kan de regering ons nader berichten over de stand van zaken met betrekking tot dit financieringsprogramma? Wat is daarvan in het jaar 2015 terechtgekomen? Kan een inschatting worden gegeven van het effect op de bedrijvigheid en de werkgelegenheid, met name voor jongeren en voor ouderen in de categorie 50-plus? Naar onze indruk is de werkloosheid in die categorieën, met name ook in de zuidelijke delen van de Europese Unie, nog steeds schrikbarend hoog. Welke speciale Europese programma's bestaan er om werkloosheid onder jongeren en ouderen te bestrijden? Zijn deze effectief? Kan de regering ons daarover gegevens verschaffen?
Het bevorderen van economische groei en het scheppen van nieuwe banen is heel belangrijk, maar niet genoeg. Mijn fractie roept daarbij in herinnering dat de Commissie-Juncker bij haar aantreden in 2014 in het Europees Parlement aankondigde te willen inzetten op een triple A-status, zeg maar een tien met een griffel, op sociaal gebied. Dit in reactie op Eurostatcijfers over de enorme sociale ongelijkheid binnen de Unie en de constatering dat voor bijna 25% van de bevolking van de 28 EU-lidstaten sociale uitsluiting dreigt. Het gaat om het vormgeven van een pro-groeibeleid dat ook ongelijkheid vermindert — de heer Backer sprak er ook al over — toegang tot onderwijs verbetert en sociale zekerheid aan allen biedt. Met belangstelling noteren wij de doelstelling van de Europa 2020-strategie om ten minste 20 miljoen mensen uit armoede en sociale uitsluiting te tillen. Kan de regering een update over de uitvoering en eerste resultaten van deze strategie verschaffen? Welke prioriteit geeft het Nederlands voorzitterschap aan dit belangrijke onderwerp?
We spraken al even over de nieuwe Europese Commissie die najaar 2014 met veel flair is aangetreden. Juncker zette onder meer in op een drastische reorganisatie van de Commissie, met een eerste vicevoorzitter — dat werd de Nederlander Frans Timmermans — en de thematische indeling van de Commissarissen naar clusters, met steeds een vicepresident aan het hoofd van een cluster. Als we bij wijze van voorbeeld als vertrekpunt de internationale sector nemen, dan zien we dat de Commissarissen Europees Nabuurschap en Uitbreidingsonderhandelingen, Handel, Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, en Humanitaire Hulp en Crisismanagement allemaal vallen onder de leiding van de vicepresident en Hoge Vertegenwoordiger Frederica Morgherini, die daarnaast zelf Externe Betrekkingen van de EU behartigt.
Nu de Europese Commissie een kleine 500 dagen aan het roer staat, vragen wij de regering naar haar indruk van de effectiviteit van deze reorganisatie van de Commissie. En als we de nieuwe werkwijze dan eens vanuit het perspectief van de vluchtelingencrisis beoordelen: is deze
clustergroepering van Commissarissen in deze moeilijke tijd nuttig of eerder een sta-in-de-weg gebleken?
Sprekend over de Staat van de Europese Unie, kunnen we natuurlijk niet heen om de brexitdiscussie; andere sprekers roerden het ook aan. Er is ons veel aan gelegen het Verenigd Koninkrijk aan boord van de Europese Unie te houden. Vaak zijn Nederland en het VK bondgenoten, op Europees en mondiaal niveau. Het VK is ook belangrijk als tegenwicht tegen een al te zware Duits-Franse invloed. Zoals premier Rutte stelde: "Europa is beter af met Groot-Brittannië erbij." Het onlangs tussen Raadsvoorzitter Tusk en premier Cameron geïnitieerde akkoord roept uiteraard vragen op. Hoe beoordeelt Nederland, nu voorzitter van de EU, dat niet de Commissie maar de Raadsvoorzitter hier aanvankelijk in een vooruitgeschoven positie was? Naast de wijze van totstandkoming vraagt mijn fractie de regering ook om een inhoudelijke beoordeling van het akkoord. Kan het afstand nemen van de in de verdragen vastgelegde ever closer union door de beugel of draagt dit het gevaar in zich dat de inhoudelijke en institutionele ontwikkeling van de EU worden ondermijnd? Welke dimensies van het akkoord met het VK schuren met Nederlandse beleidsuitgangspunten? Hoe schat de regering de kansen in dat het Nederlandse voorzitterschap kan helpen om dit EU-Britse akkoord al dan niet na aanpassingen soepeltjes door de Raad, de Commissie en het Europees Parlement te loodsen, opdat in de Britse strijd om "brexit, ja of nee" geen misverstand kan bestaan dat de Europese Unie zelf het Verenigd Koninkrijk graag aan boord houdt?
Het is weliswaar niet zo groot als het onderwerp van de eventuele Britse uitstap, maar het referendum in Nederland over de associatieovereenkomst met Oekraïne is wel van belang. Ik herinner mij levendig het boeiende en ik denk ook zorgvuldige debat dat wij hierover in deze Kamer in juli 2015 hebben gevoerd. Het gaat bij dit referendum om meer stabiliteit, meer veiligheid, meer democratie én meer handel en investeringen. Dat is de inzet van het referendum. Ja, wij weten dat Oekraïne zich nog in een heel fragiele fase van zijn ontwikkeling naar een rechtsstaat en democratie bevindt. Het huidige Oekraïne kent vele gebreken. Het gaat er nu om, samen met de democratische krachten aldaar, het land de goede kant op te trekken via economische en rechtsstatelijke samenwerking en het land niet te laten terugvallen in instabiliteit, corruptie en eenzijdige afhankelijkheid van Rusland.
De heer Koffeman i (PvdD):
De heer Schrijver schetst een ontwikkeling in Oekraïne die misschien wel gewenst is, maar nog niet is geconstateerd. Transparency International stelt vast dat Oekraïne op dit moment het meest corrupte land van Europa is. Wie wel eens naar beelden kijkt uit het Oekraïense parlement zal zeggen: dit is geen prille ontwikkeling, dit is totale chaos in een volstrekt corrupt land. De vraag is of je je met zo'n corrupt land moet willen associëren of dat er andere manieren zijn om te werken aan verbetering van de situatie. Want daarover zijn wij het natuurlijk eens, niemand wil dat een corrupt land corrupt blijft. Je wilt graag dat het zich ontwikkelt tot een land waar democratische grondslagen een plek vinden. Hoe kijkt collega Schrijver aan tegen het feit dat er nu sprake is van grootschaliger corruptie dan waar ook in Europa? Moet je je daar op dit moment mee willen associëren?
De heer Schrijver (PvdA):
Ik dank de heer Koffeman voor zijn zeer pertinente vragen. Ik ben het voor een groot deel met hem eens. Het gaat nu inderdaad om samenwerking met de democratische krachten in Oekraïne om zodoende te helpen, het land naar een goede koers te trekken. Daar is de vorm van een overeenkomst voor gekozen. Het gaat niet om een lidmaatschap van de Europese Unie of iets wat heel ongebruikelijk is. De Europese Unie sluit om de haverklap associatieakkoorden, dit keer met Oekraïne. Wij hebben daar vorig jaar uitvoerig over gesproken, zoals wij eerder spraken over een associatieovereenkomst met zes Midden-Amerikaanse landen en met Chili en Peru.
Ik ken de cijfers van Transparency International niet, althans ik heb ze niet bij de hand. Het zou mij interesseren of die de laatste tijd zo hoog zijn in Oekraïne of dat het land altijd al koploper is geweest. Er zijn toch ook tekenen dat het wel de goede kant opgaat met Oekraïne. Er zijn wel een aantal keren eerlijke en vrije verkiezingen geweest. Er is door bemoeienis van de internationale gemeenschap op dit moment wel een staakt-het-vuren in grote delen van oost-Oekraïne. De zware wapens zijn voor een deel teruggetrokken. Dit fragiele proces naar verbetering dat ik in al mijn optimisme zie plaatsvinden, kunnen wij een steuntje in de rug geven via een geïnstitutionaliseerde samenwerking met de buren van Oekraïne.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik begrijp heel goed de wens die ligt achter de gedachte om een verdrag te sluiten met de democratische krachten, maar je sluit geen verdrag met democratische krachten. Je kunt immers geen onderscheid maken. Je sluit een verslag met wat op dit moment het meest corrupte land van Europa wordt genoemd. Dat er ook democratische krachten in dat land actief zijn, laat dat natuurlijk onverlet, maar je sluit geen verdrag met die democratische of democratisch gezinde krachten.
De heer Schrijver (PvdA):
We sluiten een verdrag met de regering van Oekraïne als de wettige vertegenwoordiger van het gebied en het volk, dat wil zeggen met president Porosjenko en de gekozen regering van Oekraïne die stoelt op een meerderheid in het vrijelijk gekozen parlement.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat vrijelijk gekozen parlement kenschetst zich door grootschalige en massale vechtpartijen die wij ook op televisie hebben kunnen zien. Dat kun je dus niet duiden als democratische krachten. Je kunt zeggen dat er democratische krachten actief zijn in Oekraïne, laten wij dat toejuichen, maar er zijn ook heel veel corrupte krachten actief in Oekraïne. De vraag is of je daarmee geassocieerd wil worden.
De heer Schrijver (PvdA):
Ik denk dat we ervoor moeten oppassen om een karikatuur te maken van het Oekraïense parlement. Er vallen stevige woorden en er is een enkele keer een klap gevallen, maar het is toch ook niet helemaal een Poolse landdag. Toegegeven het gaat er wat minder bedaagd aan toe dan hier in deze zaal.
Naar de opvatting van mijn partij kan dit referendum helpen te bereiken dat de Europese waarden, waarover zovelen in deze Kamer vandaag al hebben gesproken, kunnen gelden voor de gehele bevolking van Oekraïne die in haar geheel onderdeel uitmaakt van Europa. Laten wij er geen doekjes om winden: de bevolking en het parlement van Oekraïne hebben voor die samenwerking met Europa gekozen. Een "nee" betekent dat we hen laten vallen en dat wij president Poetin in zijn vuistje laten lachen.
Nu in de aanloop naar het referendum doet zich de vraag voor wat de regering, inclusief deze minister voor Europese Zaken, kan en wil bijdragen om de kiezers in Nederland goed te informeren opdat zij weloverwogen hun eigen keuze kunnen maken. Ik krijg graag een antwoord op deze vraag.
Ik rond af. Wij zijn ervan overtuigd dat een goed georganiseerd Europa het in potentie zich heeft om zelfs met elan de grote problemen waarvoor Europa zich gesteld ziet, aan te pakken. Zoals vandaag achtereenvolgens besproken, staat mijn fractie voor een humaan, een sociaal, een doeltreffend, een niet afbrokkelend en een naar de buren van de Unie open en op samenwerking gericht Europa. Europa, met zijn diverse instituties als de Raad van Europa, de OVSE en nog meer, moet een wenkend alternatief bieden voor de harde machtspolitiek van de grote mogendheden. Dat kan naar het oordeel van de PvdA-fractie alleen als wij ons daarbij, met de heer Knapen, steeds laten bezielen door de grote Europese waarden van de democratische rechtsstaat, versterking van de internationale rechtsorde, solidariteit tussen de lidstaten, het bieden van perspectief op werkgelegenheid en het uitbannen van armoede.
Ik wacht de beantwoording van de regering met belangstelling af.
De voorzitter:
Gezien het tijdstip schors ik thans de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze.
De beraadslaging wordt geschorst.