Plenair Flierman bij voortzetting behandeling Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 15 maart 2016 (2015/2016 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Flierman i (CDA):

Voorzitter. Ik bedank namens mijn fractie in de eerste plaats de minister voor haar uitvoerige beantwoording. Ik wil nog een paar opmerkingen maken in haar richting, maar ik kan toch niet de verleiding weerstaan om ook in te gaan op een enkele opmerking van collega's in dit debat. Ik begreep van de minister min of meer dat de VNG en het IPO ook over onze schouder meekijken. Dat is niet verkeerd, want dan horen zij ook wat hier gezegd wordt.

Ik wil het in de eerste plaats nog even hebben over centraal versus decentraal. Ik vond het debat daarover bij vlagen een klein beetje dubbel. Iedereen is voor meer decentrale afwegingsruimte, althans ik heb niemand horen zeggen dat hij daartegen is. Zo nu en dan leek het er toch op dat collega's die decentrale afwegingsruimte wel graag stevig wil inkaderen, om vervolgens gemeenten of provincies vooral de ruimte te geven om beslissingen te nemen die wel in de door de betrokkene politiek gewenste richting gaan. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Als je die decentrale afwegingsruimte wilt geven, dan geldt die voor alles. Als je die gaat inkaderen in de ene richting, dan weet je nooit wanneer een volgende centrale overheid die weer in een andere richting gaat inkaderen. Het gaat nu om de inkadering van stikstofdepositie, de volgende keer gaat het om woningen op het platteland en bij de derde keer gaat het om de vestiging van moskeeën, om nog zottere voorstellen maar niet te noemen.

Wat de CDA-fractie betreft, zouden we dat niet moeten willen. Wij zijn er echt voor dat er ruimte komt voor provincies en gemeenten, gebaseerd op vertrouwen in de intelligentie, de wijsheid, de bestuurlijke overtuiging en de bestuurlijke redelijkheid van de bestuurders en de gekozenen op provinciaal en gemeentelijk niveau. Die ruimte kun je dan bijvoorbeeld ook benutten om wat meer flexibiliteit te krijgen in het aantal en de vormgeving van omgevingsplannen. Er moet ook flexibiliteit zijn om te spelen met omgevingswaarden en daarin een balans te zoeken, om daarmee reëel afwegingsruimte te creëren. Dat is wat ons betreft echt een essentiële verworvenheid van deze wet. Daarom vinden we het ook zo belangrijk dat het bestuursakkoord, waarover we het hebben gehad, niet eenzijdig gewijzigd kan worden. Als er nieuwe omstandigheden zijn waardoor alle partijen zeggen dat er aanpassingen nodig zijn, dan is dat uiteraard prima. Het moet echter wel een fundament blijven onder het hele stelsel. Vandaar dat we het ook belangrijk vinden dat de minister, of haar opvolger, daar op de een of andere manier bij betrokken blijft en erop kan toezien.

Ik heb nog een enkele vraag over het gelijkwaardige beschermingsniveau. Daar heb ik in mijn eerste termijn niet zo veel over gezegd. Ik snap dat de minister zegt: je moet nu die inhoudelijke discussie niet voeren, dat kun je beter op een ander moment doen. Ik vraag mij wel af wanneer dat andere moment dan komt. Kan zij daar nog wat over zeggen? Is voorzien dat er rond een aantal van die thema's de komende tijd — dat zal wel de komende paar jaar zijn — daadwerkelijk een discussie gevoerd gaat worden?

Ik kom op de implementatie en op alles wat daarmee samenhangt. De minister heeft, al ver in haar betoog, in hoog tempo antwoord gegeven op mijn vraag over de overgang van het huidige naar het nieuwe regime. Ik heb de verleiding weerstaan om daar bij interruptie op in te gaan. Wat mij betreft klopte hetgeen zij zei wel in theorie. Ook hierbij blijf ik mij echter afvragen hoe dat in een middelgrote of kleinere gemeente gaat wanneer ambtelijk medewerkers die de transitie van het oude naar het nieuwe stelsel moeten meemaken, te maken krijgen met een omgevingsplan dat wordt geconstrueerd uit bestaande bestemmingsplannen, terwijl zij tegelijkertijd moeten werken aan het nieuwe omgevingsplan dat die integrale visie omvat. Dat is de toets op de uitvoerbaarheid, om het zo maar even te zeggen. Dat lijkt mij voor zo'n kleinere gemeente een enorme klus. Ik vraag mij af of dat gaat lukken en welke ondersteuning daarbij wordt geboden. Ik begrijp dat er nog onderhandeld moet worden over het geld; over de budgetten die daarvoor beschikbaar zijn. Wat mij betreft is dat echt nog een punt dat aandacht behoeft.

Tot slot kom ik op de ICT. Het is mij duidelijk dat ook de minister daar veel aandacht en zorg voor heeft. Ze zegt terecht dat veel politici vinden dat dat iets is wat maar door de organisatie moet worden opgelost. Dit is echt een project van een dusdanige schaal, dat daar ook een bestuurlijke verantwoordelijkheid bij hoort. Die heeft zij ook erkend en onderkend en dat stelt mij gerust. Ik heb gezegd dat ik een terugval naar het minimumniveau — in het jargon "scenario 1" genoemd — niet acceptabel zou vinden. Ik heb gehoord wat de minister daarover zegt. Zij streeft daar bepaald niet naar, maar ze wil het op dit moment ook niet helemaal uitsluiten. Voor ons zou dat wel een "no go" zijn, om het maar even zo te zeggen. Om dat te voorkomen en om ervoor te zorgen dat het allemaal goed gaat werken, is standaardisatie van begrippen en techniek essentieel. Daarover hebben we het al gehad. Begrijp ik het goed wanneer ik zeg dat de minister, om dit af te dwingen, in de invoeringswet de bevoegdheid krijgt om standaarden vast te stellen? Mijn pleidooi was er op gericht dat zij, als het nodig is, die bevoegdheid zo nodig ook eerder verwerft. Bij voorkeur gaat het natuurlijk in goed overleg, dat geef ik onmiddellijk toe, maar er moeten knopen kunnen worden doorgehakt.

De ICT en de hele introductie en overgang van de wet, zijn wat ons betreft belangrijke aspecten bij de beoordeling van de invoeringswet, die we te zijner tijd hier zullen bespreken. Op dit moment zeg ik alvast tegen de minister dat ik mijn fractie zal adviseren om volgende week voor de Omgevingswet te stemmen.