Plenair Wezel bij behandeling Aanvulling spreekrecht slachtoffers



Verslag van de vergadering van 5 april 2016 (2015/2016 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Wezel i (SP):

Voorzitter. De SP-fractie is blij met het voorstel van de minister om het spreekrecht van slachtoffers uit te breiden. Het is voor slachtoffers van belang dat zij zich kunnen uitlaten over wat het misdrijf met hen heeft gedaan. Slachtoffers willen kunnen reageren op wat op de zitting naar voren is gekomen. Dat slachtoffers ook ruimte krijgen in de zittingszaal en gehoord worden, draagt bij aan begrip en erkenning over en weer. De SP-fractie heeft zich al vele jaren ingezet voor de uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en is er blij om dat deze wens inmiddels breed gedeeld wordt. Zo pleitte in 2009 Tweede Kamerlid Gerkens er in een door de Tweede Kamer gesteunde motie voor dat het spreekrecht van slachtoffers zou worden uitgebreid naar vertegenwoordigers van kinderen en gehandicapte slachtoffers. Deze motie is door toenmalige staatssecretaris Teeven overgenomen. In 2012 is dit ingevoerd. In 2012 bracht de SP ook een notitie uit, "Het slachtoffer centraal", met voorstellen ter versterking van de positie van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces. Inmiddels is dit een van de kernthema's van het ministerie van Veiligheid en Justitie in het kabinet-Rutte/Asscher.

De SP-fractie spreekt haar complimenten uit aan de minister en alle andere betrokkenen voor de inzet die er is gepleegd om de positie van het slachtoffer te versterken. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Het kan echter nog beter. Ik zal dit toelichten aan de hand van vijf onderdelen. Ten eerste opsporing en vervolging van de daders; ten tweede de moties-Kooiman in de Tweede Kamer; ten derde de behandeling van de strafzitting met gesloten deuren; ten vierde de rechtmatigheid en ten vijfde wie beschermt de rechter.

Het eerste punt: de opsporing en vervolging van de daders. Het wetsvoorstel kan beter tot zijn recht komen als meer aangiften resulteren in opsporing en vervolging van daders. Ik licht dat toe. Veel aangiften resulteren helaas nog niet in de opsporing en vervolging van daders. In dat verband verwijs ik naar het bekende rapport van februari 2012 van de Algemene Rekenkamer inzake de prestaties in de strafrechtketen. Dat rapport liet zien dat om onverklaarbare redenen tussen de 18% en 50% van de 1 miljoen meldingen van gewelds- en vermogenscriminaliteit in de mist verdween. Slechts circa 9% van de meldingen werd doorgeleid naar het OM, zodat slechts 5% van de 1 miljoen meldingen in een vonnis resulteerde. De minister heeft toen beterschap beloofd. Wij vernemen dus graag wat de stand van zaken hierbij is, temeer de Algemene Rekenkamer per brief van 29 oktober 2015 aan de Tweede Kamer schreef dat er ruim drie jaar na het verschijnen van het voorgenoemde rapport op het punt van het formuleren van doelstellingen en een informatiestrategie nog relatief weinig voortgang is geboekt. In de voortgangsrapportage Versterking prestaties in de strafrechtketen van december 2015 werd hier beperkt gekwantificeerd op teruggekomen. Graag verneem ik van de minister hoeveel procent van de meldingen in 2015 is doorgeleid naar het OM en hoeveel procent van de meldingen in een vonnis resulteerde.

Het tweede punt betreft de moties van Tweede Kamerlid Kooiman. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in juni 2015 zijn twee moties van het SP-Tweede Kamerlid Kooiman aangenomen. De eerste motie betrof een verzoek aan de regering om in gesprek te gaan met de Raad voor de rechtspraak over het belang ervan dat rechters in hun motivering rekening kunnen houden met de verklaring van spreekgerechtigden. Heeft dit gesprek met de Raad voor de rechtspraak inmiddels plaatsgevonden en, zo ja, wat is de uitkomst van dit gesprek?

De tweede motie betrof een verzoek aan de regering om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het spreekrecht uit te breiden naar tbs-zittingen en de mogelijkheden om slachtoffers en nabestaanden beter te betrekken bij en te informeren over tbs-zittingen. Zou de minister ook over de voortgang van dit onderzoek kunnen berichten?

Mijn derde punt is de behandeling van de strafzitting met gesloten deuren. Het kan onder omstandigheden voor het slachtoffer en de nabestaanden een zware beproeving zijn om op zitting nog eens te moeten horen hoe en wat er heeft plaatsgevonden. Te denken valt aan verkrachting, een moord van een dierbare of seksueel misbruik van een minderjarig slachtoffer. De gevolgen en invloeden van de openbare zitting kunnen enorm schadelijk zijn; dit geldt in het bijzonder voor minderjarige betrokkenen. Deze impact wordt nog eens versterkt door de media-aandacht. Journalisten benaderen slachtoffers en nabestaanden voor en na de zitting. Bij binnenkomst in de zittingszaal staat er een tv-camera klaar die de opkomst van de rechters opneemt en de voordracht van de officier van justitie wordt gefilmd. Journalisten twitteren live wat er wordt besproken.

In artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering is geregeld dat het mogelijk is om de zitting achter gesloten deuren te laten plaatsvinden in het belang van het slachtoffer. Specifiek wordt in het wetsartikel ook nog genoemd een minderjarige, waarmee volgens de tekst en commentaar bij het wetsartikel het minderjarige slachtoffer en een minderjarige getuige wordt bedoeld. In de praktijk lopen slachtofferadvocaten ertegen aan dat als zij een minderjarig slachtoffer of een minderjarige nabestaande bijstaan en een beroep doen op deze bepaling, de rechters dit verzoek desondanks afwijzen omdat zij aangeven dat het de bedoeling van de wetgever is dat de zittingen in principe openbaar zijn.

Een verkrachting van een minderjarige, zo werd door de slachtofferadvocaat als voorbeeld gegeven, was onvoldoende grond om de behandeling met gesloten deuren te laten plaatsvinden. Dit was voor de rechter niet bijzonder genoeg om de zaak achter gesloten deuren te behandelen. Hoogstens wordt nog weleens het spreekrecht met gesloten deuren toegestaan, maar in de praktijk wordt ook dat vaak niet toegestaan. Het slachtoffer of de nabestaande kan tegen deze afwijzende beslissing van de rechter niet in beroep. Dit kan een overweging zijn voor slachtoffers of nabestaanden om niet naar de zitting te gaan. Dit kan naar mijn mening niet de bedoeling zijn van de wetgever.

Voor de minderjarige slachtoffers en nabestaanden zou het fijn zijn als de minister zich hierover wilde uitspreken. Dan hebben zij een handvat bij de rechter. Bedoelt de minister met artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering dat, als de minderjarige slachtoffers of minderjarige nabestaanden van ernstige geweldmisdrijven verzoeken om behandeling met gesloten deuren, dit in principe zo dient plaats te vinden, tenzij er zwaarwegende gronden tegen zijn?

Ik neem toch aan dat de minister het met ons eens is dat de behandeling met gesloten deuren bedoeld is om de anonimiteit van bijvoorbeeld minderjarige slachtoffers van seksuele misdrijven te waarborgen. Tevens kan langs die weg zorg ervoor worden gedragen dat de privacy van het slachtoffer en de nabestaanden wordt beschermd. Deelt de minister deze visie? Daarnaast kan het sluiten van de deuren zelfs de rechtspleging ten goede komen, omdat het slachtoffer, de nabestaande en daarmee ook de verdachte in vrijheid zich kunnen uitlaten over persoonlijke aangelegenheden zonder angst, publieke nieuwsgierigheid of commentaar.

In het voorgaande heb ik het specifiek over de minderjarige slachtoffers of minderjarige nabestaanden van ernstige geweldsmisdrijven gehad, maar dit geldt natuurlijk net zo goed voor meerderjarige slachtoffers en nabestaanden van ernstige geweldsmisdrijven. Bedoelt de minister met het artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering dat, als het slachtoffer of de nabestaanden van ernstige geweldmisdrijven verzoeken om behandeling met gesloten deuren, die behandeling in principe zo dient plaats te vinden, tenzij daar zwaarwegende gronden tegen zijn? Graag een reactie van de minister. En met gesloten deuren bedoel ik dan dat de slachtoffers en nabestaanden, met begeleiding natuurlijk, bij de strafzitting aanwezig zijn.

Dan kom ik op punt vier, de rechtmatigheid. Met betrekking tot de rechtmatigheid van het wetsvoorstel wil ik de minister het volgende voorhouden. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat het slachtoffer op zitting tijdens het spreekrecht zich kan uitlaten over de bewijsmiddelen. Dit kan aanleiding geven voor de advocaat van de verdachte of de officier van justitie om het slachtoffer alsnog als getuige te willen horen. Het slachtoffer heeft dan echter al kennis genomen van het strafdossier en heeft de volledige zitting bijgewoond. Dit kan reden zijn voor de advocaat van de verdachte of de officier van justitie om voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling de rechter te vragen om te bepalen dat het slachtoffer buiten de zittingszaal dient te blijven. Deze mogelijkheid biedt artikel 289 van het Wetboek van Strafvordering.

De minister en Slachtofferhulp Nederland hebben reeds onderstreept dat het belang dat slachtoffers hebben bij het bijwonen van de zitting in de rechtszaal vele malen groter is dan de mogelijkheid dat zij hun verklaring aanpassen naar aanleiding van wat zij daar waarnemen. Dat het belang van het bijwonen van de zitting zwaarder weegt dan het bepaalde in artikel 289 Wetboek van Strafvordering is echter nog niet geregeld in het Wetboek van Strafvordering en wordt niet in dit wetsvoorstel geregeld. Dit levert naar mijn mening een innerlijke tegenstrijdigheid op in het Wetboek van Strafvordering. Hoe denkt de minister dit spanningsveld op te gaan lossen?

Dan het vijfde en laatste punt. Wie voorkomt dat de rechter klappen krijgt? De heer Engels heeft er net ook al naar verwezen. Ook de minister zal kennis hebben genomen van het artikel van Jensma in het NRC van 26 maart jongstleden, met de titel Wie voorkomt dat de rechter klappen krijgt? Daarin werd gesteld dat er bij een bijeenkomst van strafrechters aan de orde kwam dat er bij de uitspraak steeds vaker emotionele incidenten zijn. Betrokkenen zouden zich niet kunnen beheersen. Als mogelijke oorzaak ziet men de oplopende verwachtingen van het strafproces. De indruk is dat dit mede wordt veroorzaakt door het Openbaar Ministerie dat zich, op wens van de politiek, meer als belangenbehartiger van het individu opstelt. Officieren bespreken voor de zitting de zaak met slachtoffers en leggen vaak uit welke eis hun passend voorkomt. Dat wekt verwachtingen over de uitkomst. Het strafproces wordt aldus steeds meer een transactie tussen individuen en veel minder een maatschappelijk proces waarin collectieve belangen als rechtsorde, preventie en rechtvaardigheid centraal staan.

Dat brengt mij tot de volgende vragen. Herkent de minister dat er steeds meer druk op het Openbaar Ministerie komt om als crimefighter en als belangenbehartiger van het slachtoffer op te treden? Hoe kan in de visie van de minister de magistratelijke rol van het OM worden beschermd tegen de druk als gevolg van een verruwing en verharding van de samenleving? Hoe kan de rechter fysiek en mentaal worden beschermd tegen de wellicht soms onevenredig hoge verwachtingen van het slachtoffer, de media en de samenleving?

Verder sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Engels met betrekking tot de financiering van het wetsvoorstel, temeer daar de Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat de rek er bij de begroting van de rechterlijke macht echt uit is.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Mevrouw Wezel begon haar betoog met het uitspreken van steun voor dit wetsvoorstel omdat het belangrijk is dat de slachtoffers kunnen vertellen over het leed dat hun is aangedaan en ook om als zodanig te worden erkend in hun slachtofferschap. Dat is nu natuurlijk ook al het geval; daarvoor hebben we het beperkt spreekrecht. Aan het eind van haar betoog gaat mevrouw Wezel in op een aantal risico's. Zij stelt daarover enkele vragen, met name over de druk op de officier van justitie en de verwachtingen die wellicht te hoog gespannen zullen zijn en de gevolgen daarvan. Mijn fractie heeft zorgen over het feit dat uitbreiding van het spreekrecht die risico's juist vergroot. Hoe kijkt mevrouw Wezel daartegenaan? Is het ook echt nodig voor de verwerking van het leed en de erkenning dat het spreekrecht wordt uitgebreid? Hoe ziet zij dat in verhouding tot de risico's van verwachtingen en verhoging van de druk?

Mevrouw Wezel (SP):

Er is een maatschappelijke wens dat slachtoffers zich willen kunnen uiten. Dat merk je ook in de zittingszaal. Anders is het alsof je achter een glazen deur zit: je kunt niets, maar je wilt je uiten. Dat geeft juist die agressie bij mensen: ze willen zich uiten en dat kan niet. In die zin meen ik dat het van belang is dat slachtoffers zich kunnen uiten. Maar ik heb daarbij wel een aantal kritische vragen gesteld. Zo moet er goed worden gekeken naar hoe je de balans in het strafproces houdt. Wat is het doel van het strafproces? Hoe bescherm je dat? Wat wil je bereiken met het strafproces? Vandaar dat ik die vragen aan de minister stelde. Hoe gaat hij dat borgen?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik wil nog even ingaan op die agressie. Mevrouw Wezel zegt dat mensen zich nu heel erg beperkt voelen, ondanks het feit dat ze kunnen verklaren over wat hun is aangedaan. Waarop baseert zij de veronderstelling dat hun gevoel van agressie zou afnemen als het spreekrecht wordt uitgebreid?

Mevrouw Wezel (SP):

In principe mogen ze zich nu alleen maar uitlaten over wat het met hen heeft gedaan. Maar als ze op zitting leugens horen, als iets niet is gegaan zoals wordt gezegd, als ze in een kwaad daglicht worden gesteld of als ze worden uitgemaakt voor iets waar ze veel moeite voor hebben … Ik noem maar even een verkrachting. Als een verdachte zegt dat ze die heeft uitgelokt omdat ze zo gekleed was, roept dat een reactie op. Nu kan men die niet kwijt.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat heb ik nog een laatste vraag ten aanzien van de strafmaat. Het gevaar zit hem er vooral in dat zij zich gaan uitspreken over wat zij denken dat als straf zou moeten worden opgelegd. Hoe ziet mevrouw Wezel dat in relatie tot het risico dat de druk op de officier van justitie nog groter wordt en het feit dat het ook verwachtingen met zich meebrengt als men zich mag uiten?

Mevrouw Wezel (SP):

Het is überhaupt verschrikkelijk wat ze hebben meegemaakt. Er is dus al een ontlading, maar het is nooit genoeg. Voor sommige slachtoffers is het misschien wel genoeg en kunnen ze het ook plaatsen, maar het is heel normaal dat je als slachtoffer teleurgesteld bent. Je ziet het nu ook gebeuren en rechters geven het ook aan. Het is het laatste moment voordat de verdachte naar de gevangenis gaat. Men heeft dan zoiets van: ik kan nu nog iets zeggen. Dan komt het eruit: dat opgekropte verdriet, bijvoorbeeld als je je kind bent kwijtgeraakt. Dan wil men zich uiten: verdomme, je hebt me alles afgenomen! Dat gaat gepaard met heel veel emotie.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Mijn vraag ging eigenlijk over het volgende: wat doet het met de verwachtingen van slachtoffers als zij een pleidooi mogen houden voor een bepaalde strafmaat en wat dat doet het met de druk op de officier van justitie en de rechter? Kan mevrouw Wezel daar nog even op ingaan, dus even los van de emoties?

Mevrouw Wezel (SP):

Ze hebben het in ieder geval kunnen uiten. Ik noem maar even: hang hem maar op! Ze hebben in ieder geval kunnen uiten wat ze willen dat er gebeurt. Het feit dat ze zich kunnen uiten, is heel belangrijk. In de reacties merk je dat ze natuurlijk wel weten dat ze in de top zitten van wat … Maar het gaat om het uiten van: doe iets met mijn gevoel! Rechter, begrijp dat wat mij is overkomen, erg is!

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Tot slot, ik constateer …

De voorzitter:

Nu echt tot slot, mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik constateer dat het zich kunnen uiten voor de SP-fractie belangrijker is dan de risico's die het met zich zou kunnen meebrengen.

Mevrouw Wezel (SP):

Daarom heb ik ook kritische vragen gesteld als: hoe houden we de balans in het strafproces?

De voorzitter:

De volgende keer graag wel via de voorzitter, mevrouw Wezel.