Plenair Don bij behandeling Goedkeuring en uitvoering Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap



Verslag van de vergadering van 12 april 2016 (2015/2016 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Don i (SP):

Voorzitter, senatoren, staatssecretaris en ander toehoorders op de publieke tribune van deze plenaire zaal. Het heeft even geduurd maar het lijkt er toch echt op dat het voorstel tot de Rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de uitvoering van dit verdrag vandaag tot een goede afronding gaat komen. Dat was de langste zin van mijn betoog. Dit is een mijlpaal waar veel burgers en belangenbehartigingsorganisaties naar uit hebben gekeken: een rijkswet met als doel het VN-verdrag te ratificeren. Het werd tijd dat eenieder met een beperking gelijke kansen en rechten heeft om als volwaardig burger aan onze samenleving te kunnen deelnemen. Het hebben van een beperking geeft een risico op achterstand. Om dit om te zetten in een ten minste gelijkwaardige positie, heb je anderen nodig. Het creëren van deze positie vergt veel eigen kracht van de betrokkene en een omgeving die de betrokkene ondersteunt in de vorm van familie, vrienden, mantelzorger, werkgever, hulphond et cetera, maar ook een overheid die faciliteert, stimuleert en voor draagvlak zorgt in de samenleving.

Maar goed, ik vertel niets nieuws, ook niet met de mededeling dat er werk aan de winkel is. Het ratificeren van dit verdrag is niets meer dan de daad bij het woord voegen. We zijn de staatssecretaris er dan ook erkentelijk voor dat hij deze stap heeft gezet, maar net als een aantal andere fracties in deze Kamer vragen wij ons af waarom dit zo lang heeft geduurd. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Een concreet plan van aanpak ligt er nog niet voor en er is ook nog geen zicht op concrete maatregelen. Ik verzoek de staatssecretaris om hierop antwoord te geven.

De vergezichten staan beschreven, maar hoe pakt dit uit voor de burger in kwestie? De invulling moet nog op gang komen. Veel vragen zullen nog beantwoord moeten worden. Gaat de burger in kwestie echt een volwaardige plek in onze samenleving krijgen? Hoe pakken de gemeenten hun rol? Maar bijvoorbeeld ook: hoe gaan de werkgevers, de sociale instituties en de beleidsmakers zich verhouden tot de uitgangspunten van het verdrag? In mijn betoog richt ik mij vooral op de praktische uitwerking van het verdrag vanuit de opvatting dat wat wij hier afspreken, ook moet gaan werken in de samenleving. Daarnaast zal ik kort stilstaan bij het facultatief protocol.

De ratificatie van het verdrag vereist een maatschappelijke beweging waarin rekening gehouden wordt met mensen met een beperking, een veranderproces, met daarbij — waar nodig — redelijke aanpassingen in concrete persoonlijke situaties. Deze invulling van het VN-verdrag kan niet los worden gezien van de decentralisatiebeweging die op dit moment gaande is: meer verantwoordelijkheid naar de burgers op verschillende leefdomeinen, met een ondersteunende rol voor 384 gemeenten. Deze beweging vraagt het nodige van burgers en hun vertegenwoordigers. Ik geef een voorbeeld uit de praktijk. Ik doe dat toch maar eventjes. Selim en Salma zijn boos, volgens het Algemeen Dagblad van 31 maart jl. Broer en zus hebben een klacht ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens, daarbij gesteund door het Meldpunt Discriminatie en de belangenvereniging Voorall. De aanleiding tot deze klacht is de weigering van HTM om beide rolstoelgebruikers toe te laten in haar bussen. Het is een actie die past in de geest van het verdrag dat wij vandaag bespreken. Deze actie vraagt echter nogal wat van Selim en Salma, zoals het tonen van kennis, communicatieve vaardigheden, kracht en durf. Daarnaast hebben zij ook steun gekregen van een belangenbehartigingsorganisatie, maar die moet je dan wel in je netwerk hebben zitten. De vraag is waarom Selim en Salma hun eigen strijd moeten voeren om in een HTM-bus te komen. HTM heeft ook trams. Daar passen volgens mij geen elektrische rolstoelen in. Moeten Selma en Selim nu ook met HTM aan de slag voor een redelijk vervoersalternatief voor de tram? Waarom niet een toegankelijkheidsnorm voor het ov? Voor burgers zonder wielen zijn er wel normen bedacht. Wordt er nu in elke ov-aanbesteding rekening gehouden met burgers met een beperking? Wat is in dezen de mening van de staatssecretaris vanuit zijn rol van systeemverantwoordelijke? Hoe beoordeelt hij of het met de implementatie van het VN-verdrag, bijvoorbeeld in het openbaar vervoer, goed gaat? Wat zijn zijn beoordelings- en toetsingscriteria voor dit implementatieproces?

In de discussies over de participatiesamenleving gaat het veel over de vergezichten. Zo ook in dit VN-verdrag. Maar burgers zijn mensen, met hun dagelijkse uitdagingen en beslommeringen, die soms al hun energie verbruiken. Dat geldt al helemaal als je een beperking hebt. Dan komt er van dat participeren soms niet zo veel terecht. De drie dames van het boekje "Wij Staan Op!", die bij ons in de Eerste Kamer op de koffie zijn geweest, hebben mij wederom een doorkijkje gegeven in hun dagelijkse beslommeringen en, plat gezegd, de extra kosten, mede door de eigen bijdrage, die zij moeten maken in verband met hun beperking. De leefsituatie van deze dames geeft in de kern de spanning aan die voor de SP voelbaar is rondom de ratificatie van het verdrag, de spanning tussen de intentie en de praktijk waarin mensen met een beperking zich bevinden.

Ik zoom even in op de financiële situatie en de maatschappelijke positionering van burgers met een beperking. In de inleiding van het rapport Armoede bij mensen met beperkingen, een rapport uit 2013 van onder andere Vilans, wordt het volgende geconcludeerd: "Ondanks de goede bedoelingen van het VN-Verdrag en de Wmo lijkt de kwaliteit van bestaan van mensen met beperkingen steeds meer onder druk te komen als gevolg van geldproblemen." Ik haal nog een rapport aan, nu van het Nibud: Koopkrachtveranderingen voor mensen met een beperking 2015-2016. Daarin staat dat een alleenstaande burger in de bijstand met extra zorgkosten via de algemene voorziening van de gemeente een extra koopkrachtdaling van 7% heeft. De staatssecretaris kent deze cijfers maar al te goed. Natuurlijk heeft de fractie van de SP de neiging om hem hierover aan de tand te voelen, maar ik denk zijn antwoorden te kennen en verwacht gezien het debat in de Tweede Kamer over dit onderwerp niets nieuws meer te horen, tenzij de staatssecretaris voor ons nog een verrassinkje heeft. Dat horen wij dan graag!

Armoede leidt tot sociale uitsluiting. Dat is een beweging die tegengesteld is aan de beweging die onze fractie voor ogen heeft. Het gaat over de inclusieve samenleving, dus ook over de inkomenspositie van de burger met een beperking. Wordt de inkomenspositie van de burger met een beperking een regeringsbreed onderwerp, bijvoorbeeld bij de bespreking van de begroting voor 2017? Wat zijn de plannen van de regering in dezen? Wellicht een aanpassing van de eigen bijdrages van mensen met een beperking? Ik zie het antwoord van de staatssecretaris graag tegemoet.

De staatssecretaris schrijft in de memorie van toelichting over een plan van aanpak, "in aanvulling op het reeds ingezette beleid": "Dit plan van aanpak voorziet er in dat er op structurele basis overleg is tussen alle betrokken partijen" en "Door structureel overleg wordt er dus een maatschappelijk proces in gang gezet dat er toe zal bijdragen dat er meer rekening wordt gehouden met mensen met beperkingen." We hebben naar de contouren van dit plan gekeken en er een soort beleving aan overgehouden van: je stopt je handen ergens in, maar je voelt zo weinig. De fractie van de SP wil graag iets voelen, iets tastbaars zien. Gelukkig is de motie-Van Dijk/Voortman aangenomen waarin de regering wordt verzocht om concrete doelstellingen en een tijdpad op te nemen in het plan van aanpak, hier tevens een stappenplan bij op te stellen en het vernieuwde plan van aanpak naar de Kamer toe te sturen. De vraag aan de staatssecretaris is natuurlijk: hoe staat het ermee? Hoe gaat het gefinancierd worden? De fractie van de SP mag toch aannemen dat over een langere periode van ondersteuning voor dit plan wordt nagedacht? De metafoor van een deltaplan is wellicht een hulpmiddel voor het ontwerp van dit plan, zo zeg ik tegen de staatssecretaris.

Het moet natuurlijk niet " ins Blaue hinein". Daarom heeft de fractie van de SP een aantal agendapunten voor het plan opgesteld. Het eerste is: handelingsbekwaamheid, ondersteunende besluitvorming en de erkenning daarvan. Het tweede is: zelfstandig wonen, meedoen aan de maatschappij en passend onderwijs. Het derde is: dwang en drang, binnen de ggz-instellingen. Het vierde is: betrokkenheid en inspraak van ervaringsdeskundige burgers en/of onafhankelijke vertegenwoordigers van hen in bijvoorbeeld de gemeenten. Een harde toezegging van de staatssecretaris op de agendering van bovenstaande punten zou de fractie van de SP op prijs stellen. Dat geldt natuurlijk ook voor de beantwoording van de vragen die daarvoor zijn gesteld.

De fractie van de SP waardeert de inzet van de staatssecretaris inzake de ratificatie van dit verdrag. In de Tweede Kamer is gesproken over een boegbeeld met mandaat die toezicht houdt op de implementatie. De staatssecretaris heeft dit initiatief niet opgepakt. Waarom niet? Pakt de staatssecretaris dan zelf zo'n actieve rol bij de uitrol van het verdrag? Gaat hij dan met schwung voor de troepen staan? Persoonlijke betrokkenheid is nodig, niet alleen van de staatssecretaris, maar ook van wethouders, de gezichten van de belangenbehartigingsorganisaties en voorbeeldburgers met ervaring.

Het plan van aanpak voorziet in een overleg op structurele basis tussen alle partijen: het polderoverleg. De fractie van de SP is altijd een voorstander van dialoog en samenspraak, maar af en toe moet de knuppel wel in het hoenderhok, niet om de ruzie maar wel om de creativiteit te stimuleren. Tegenspraak maakt je plannen scherper en vergroot de betrokkenheid. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris zijn maatschappelijke tegenspraak gaat organiseren. Hij mag van ons verwachten dat wij hem daarbij helpen, landelijk maar zeker ook lokaal.

Kort wil ik nog even stilstaan bij het facultatief protocol. In het debat in de Tweede Kamer is er veel over gesproken. In de aangenomen motie van Van Gerven wordt opgeroepen tot een spoedige ondertekening van het facultatief protocol door de regering. De staatssecretaris kon nog geen tijdpad aangeven. Ik heb een simpele vraag voor de staatssecretaris; het leven kan soms heel eenvoudig zijn. Gaat de staatssecretaris het facultatief protocol nog deze regeringsperiode ondertekenen? Ik hoor graag een ja of een nee. Eenvoudiger kan het niet.

Ik kom tot een afronding. Vergezichten, wenkende perspectieven, een stip op de horizon: de betekenis van deze begrippen is vast wel bekend. Dat gaat over een toekomst die op ons wacht. Maar nu gaat het over mensen met een beperking in het hier en nu. Er gebeuren goede zaken en er is veel eigen kracht, zoals bij Helma met haar hulphond, die ook nu weer op bezoek is. De fractie van de SP kijkt met een steunende blik naar de rijkswet en de uitvoering daarvan. Hij zal er echt moeten komen. Er zal echter ook een goed plan van aanpak dienen te komen. De positie en de betrokkenheid van de burger met een beperking zal beter moeten, het liefst nu.