Plenair Knapen bij behandeling Internationale veiligheidsstrategie



Verslag van de vergadering van 31 mei 2016 (2015/2016 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.37 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Knapen i (CDA):

Voorzitter. We leven op een kwetsbaar continent. Ga maar na. Alle lidstaten van de Europese Unie zijn naar mondiale maatstaven gemeten klein. De hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen is hier beperkt. Het grondgebied is over het algemeen lastig te verdedigen; grenzen zijn poreus. We zijn afhankelijk van een mondiale orde die we zelf niet kunnen garanderen. En last but not least, Europa wordt simpelweg kleiner omdat nieuwe opkomende staten buiten Europa groter en machtiger worden.

Daarom is het eigenlijk ook zo logisch dat een gezamenlijk buitenlands beleid een centraal thema was in het Verdrag van Maastricht in 1993 en meer nog een hervonden ambitie na het grote Europese schisma over de Amerikaanse inval in Irak in 2003. Krachten bundelen dus om die kwetsbaarheden het hoofd te bieden! Daar is weinig van terechtgekomen, want we kregen de gelegenheid onszelf voor de gek te houden. We deden dat vooral met behulp van illusies, die als kenmerk hebben dat ze hardnekkig zijn.

Ten eerste zijn enkele lidstaten in Europa oprecht van mening gebleven dat ze in de internationale wereld veel gewichtiger zijn dan feitelijk het geval is.

Ten tweede hebben we graag toegegeven aan de illusie dat de wereld voornamelijk welwillend en coöperatief in elkaar zit. In mening EU-land is men er van overtuigd dat Rusland vanzelf wel weer zal integreren in onze open, vrije architectuur van samenleven. Met zo'n welwillend optimisme kon jarenlang worden geschrapt in de defensiebegrotingen.

Ten derde heeft iedereen hardnekkig vastgehouden aan de illusie dat als puntje bij paaltje komt de Verenigde Staten wel zullen zorgen voor onze veiligheid, terwijl Amerika toch al diverse keren "nee, dank u" heeft gezegd, bijvoorbeeld in Libië en in Syrië.

Ten vierde koesteren we ons in de zonnestralen van de gedachte dat de Europese Unie een morele supermacht is. We benaderen de rest van de wereld met softpower en morele superioriteit in de zekerheid dat die rest uiteindelijk niet anders kan dan net zo worden als wij.

Een boeiende cocktail, kortom, van idealisme, naïviteit en illusies.

De laatste Europese veiligheidsstrategie is alweer van 2003 en is logischerwijs ook helemaal gefundeerd op zo'n optimistische en hier en daar ook wel zelfgenoegzame kijk op de wereld. Het is een en al multilateralisme wat de klok slaat. Om misverstanden te voorkomen: wij zijn een warm voorstander van multilateralisme en de Brusselse machinerie is daar ook goed in. Wij mogen echter niet de ogen sluiten voor een soms kille, geopolitieke werkelijkheid die helaas ook haar aandeel opeist in de internationale betrekkingen. Nu moet worden gezegd dat het lang goed is gegaan. We kunnen inmiddels wel vaststellen dat we hiervoor een prijs betalen. Die prijs is eigenlijk in zo'n situatie altijd dezelfde. De prijs van zwakte immers is een verminderde soevereiniteit over strategische beslissingen. De vluchtelingencrisis maakt het pregnant zichtbaar. Wie zijn grenzen niet goed kan verdedigen, wie geen macht heeft om in de brandende regio bij te dragen aan crisismanagement, safe havens, sociaaleconomische vooruitgang en stabiliteit, wordt gedwongen uit een positie van zwakte te handelen. De deal met Turkije is er, wat dit betreft, een uit het boekje: we betalen de prijs van de eigen zwakte. Ergo, de Europese Unie buigt voor de macht, betaalt en hoopt dat het goed afloopt.

Een volgende prijs die zich aftekent, bevindt zich in Afrika. Op een aantal plekken op de gordel van instabiliteit, net onder de Sahara, bevinden zich piepkleine EU-missies om bij te dragen aan stabilisatie en crisismanagement. Nederland heeft op bewonderenswaardige manier zijn nek uitgestoken in Mali en het engagement van deze minister hiermee is bekend en wordt gewaardeerd. Vanuit het bredere perspectief van de Unie is het allemaal ad hoc en zonder veel beleid.

De vorige keer heb ik de minister al gevraagd hoe het met de EU Battlegroups zit. Hij heeft er toen niet op geantwoord. Die battlegroups bestaan al bijna tien jaar, althans op papier, maar nog nooit is er iets mee gedaan. De ene keer had een land geen zin in de kosten, de andere keer wilde een land zich niet identificeren met Europa en de volgende keer hoopte iedereen de Fransen de kastanjes uit het vuur te laten halen. Ook gebeurde het een keer dat men zo lang over de besluitvorming treuzelde dat de feiten het allemaal hadden achterhaald. Het ging toen over Tsjaad. Hoe denkt de Nederlandse regering hierover? Ziet zij kansen om deze battlegroups vlot te trekken? Begrijp me goed: veiligheid is niet alleen en niet primair een kwestie van soldaten erop afsturen, maar kan soms wel een cruciale rol spelen.

Afrika is een sociaal-economische, ideologische en soms demografische tijdbom, zeker een aantal grote steden. We laten het nu gebeuren dat China daar voortaan de toon aangeeft. Van Europese diplomatie als een machtige entiteit is daar geen sprake. De derde D, die van development, biedt de aanblik van fragmentatie. Voor zover het de reusachtige Brusselse budgetten betreft gaat het om een aanpak die is losgekoppeld van een Europees belang. Dat kunnen we de Brusselse ontwikkelingsbureaucraten eigenlijk niet eens kwalijk nemen, want er is geen gedefinieerd Europees belang. Amerika heeft nationale belangen, vital interests, op grond waarvan de president kan handelen. Groot-Brittannië kent die ook, Frankrijk kent die ook, Italië kent die ook, en zo zou je nog een tijd kunnen doorgaan. Een Europees belang bestaat echter niet, simpelweg omdat Europa geen staat is.

Dat is natuurlijk niet zonder gevolgen. Neem de relatie met China. De Verenigde Staten volgen hierin een pragmatische, behoedzame koers. Zij geven met de "pivot to Asia" prioriteit aan die regio. Europa daarentegen heeft geen koers. Ieder voor zich reist af naar China en hoopt met handelsvoordeeltjes terug te komen. China speelt daar, terecht vanuit zijn perspectief, bekwaam op in. Het speelt lidstaten tegen elkaar uit. Het heeft zich bijvoorbeeld in Centraal Europa, via het investeringsforum 16+1, een prachtige economische voorkeurspositie verschaft. In Amerika gebeurt het nog weleens dat een machtig Chinees bedrijf er niet in komt, omdat Amerika zich dan beroept op zijn nationale belang. Europa doet dat nooit, want Europa heeft geen nationaal belang; het heeft alleen maar concurrerende lidstaten. Natuurlijk geeft het geen pas om dit alleen te bekritiseren. Het gaat erom dat we werken aan verbeteringen. Ziet dit kabinet mogelijkheden daartoe of moeten we ons er voorlopig maar bij neerleggen dat het is zoals het is? Onze fractie is nieuwsgierig naar de ideeën en plannen van dit kabinet.

Het zal ons kabinet bekend zijn dat China op het ogenblik de logistieke infrastructuur voor een basis in Djibouti opbouwt. China is ook actiever geworden met vredesoperaties in de regio. In een Chinese white paper staat dat het daarbij gaat om "effectief deelnemen aan veiligheidssamenwerking en het veiligstellen van Chinese belangen overzee". Daar heeft het natuurlijk groot gelijk in. Op zichzelf kan dit ook heel positief zijn. Het biedt immers ook kansen om samen te werken ter bevordering van stabiliteit in Afrika, maar het is opnieuw de vraag hoe zoiets moet werken als Europa wegens fragmentatie geen partij kan zijn en individuele lidstaten te klein zijn voor zoiets.

Na de aanslagen in Parijs in november jongstleden riep de Franse president niet de bijstand van de NAVO in, zoals Amerika dat deed na 9/11. Zoals bekend, verplicht artikel 5 van het NAVO-verdrag de bondgenoten de NAVO-partner te hulp te komen als het grondgebied wordt bedreigd. Nee, president Hollande beriep zich op het betrekkelijk obscure artikel 42, lid 7, van het Europese Verdrag van Lissabon. Hierin staat dat EU-lidstaten gehouden zijn elkaar hulp en alle mogelijke bijstand aan te bieden wanneer een van hen slachtoffer is van gewapende agressie op zijn grondgebied. De Hoge Vertegenwoordiger Mogherini was er als de kippen bij om te bezweren dat dit geen enkele EU-veiligheidsmissie zou impliceren. Wat vindt de Nederlandse regering hiervan? Zien deze minister het Franse verzoek als een embryonale stap op weg naar meer Europese veiligheidssamenwerking of misschien gewoon als iets typisch Frans? Ik zeg maar alvast dat mijn fractie positief is over deze Franse stap.

Deze vraag is ook relevant omdat hulp aan Frankrijk nogal wat impliceert. Het land is immers op veel plekken militair actief. Het is onder andere actief in Libanon, in de Hoorn van Afrika, in Mali en in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Is er geen plicht tot meer Europese lastenverdeling nu zelfs de Fransen inmiddels vaststellen dat het hun allemaal een beetje veel wordt? Neem Libanon. Frankrijk draagt daar nu al decennialang een stevige last. We weten allemaal hoe belangrijk dat is, want chaos in Libanon zal ook meteen miljoenen mensen op de vlucht jagen. Ik besef dat dit ongemakkelijke onderwerpen zijn, maar de situatie aan onze zuid- en onze oostgrenzen is nu eenmaal niet gemakkelijk. We moeten ons hierbij ook realiseren dat een Europees veiligheids- en defensiebeleid maar moeilijk met 28 lidstaten kan worden ingericht. Daarvoor lopen oriëntaties en belangen te ver uiteen. Ik neig echter naar optimisme wanneer een paar landen de handen ineenslaan en de richting aanwijzen. Het is denkbaar dat zich enkele kleine kernen vormen rondom lead nations zoals Frankrijk of Duitsland. We zouden initiatieven van het kabinet om dit vorm te geven en te stimuleren toejuichen. We zien kansen op dat gebied. Hoe ziet het kabinet dit?

Zo'n ontwikkeling vergt natuurlijk ook vergaande militaire afstemming. Taakspecialisatie is een gevoelig onderwerp, want die raakt de soevereiniteit van lidstaten. Maar het zal er toch van moeten komen dat het ene land zich meer richt op de ene specialisatie terwijl het andere land zich meer richt op de andere specialisatie. Zo niet, dan zijn extra middelen voor Defensie slechts extra bijdragen aan fragmentatie en niet aan samengebald vermogen, en dus weggegooid geld.

Amerika speelt voor onze veiligheid nog altijd een grote rol. De NAVO biedt daarvoor het kader. Sinds Rusland zijn geopolitieke ambitie zo assertief vormgeeft, is de NAVO voor veel lidstaten weer een centraal veiligheidsanker. Maar ook de Europese Unie moet hier van de partij zijn. De Russische strategie is er immers niet één van normale oorlogvoering. Nee, het werkt met speciale eenheden van binnenuit, het ondermijnt integriteit, het manipuleert minderheden en het gebruikt psychologische wapens en cyberaanvallen. Verdediging daartegen vereist investeringen in stabiliteit en ook in economische weerbaarheid. Het vereist investeringen in dingen die eerder op het Europese dan op het NAVO-terrein liggen. Laten we onszelf niets wijsmaken: in Amerika groeit de irritatie over het profiteursgedrag van Europese landen. Ook daarom is het goed dat Europa, en dus ook ons land, zich meer bekommert om een faire bijdrage aan de eigen veiligheid.

Veiligheid is meer dan militaire weerbaarheid. Onze lotsverbondenheid met en politieke cohesie in het Westen kunnen ook worden versterkt door nieuwe verbindingen, bijvoorbeeld door een nieuw handelsverdrag tussen Europa en Amerika. Allerlei groeperingen winden zich enorm op over TTIP, bijvoorbeeld als het gaat om de chloorkip, de mais en de handelsarbitrage. Dat mag allemaal en dat is soms ook buitengewoon verstandig, maar laten we daarbij toch vooral het geopolitieke perspectief niet uit het oog verliezen. Het gaat bij TTIP nauwelijks om handelsgoederen; het gaat om normen, regels voor contracten, sociaal-economische omgangsvormen, standaarden en eerlijke aanbestedingen. Het gaat au fond om een laatste kans voor Europeanen en Amerikanen samen om te bepalen hoe mensen op de mondiale marktplaats met elkaar omgaan. Lukt dat niet, dan zullen snel groeiende landen buiten het Westen straks hun eigen normen meer en meer gaan opleggen aan de internationale gemeenschap. In die zin is TTIP geopolitiek van de eerste orde, hoezeer het wel en wee van de kip ons ook ter harte mag gaan.

Op dit punt heb ik nog wel een vraag aan het kabinet. Kan het in Brussel eigenlijk nog wel serieus meeonderhandelen nu we in Nederland straks wellicht het hele zaakje per referendum zomaar kunnen laten afblazen door boze burgers? Hoe serieus nemen ze in Brussel en in Washington de Nederlandse inbreng nog nu ze daar doorkrijgen wat Nederlandse regeringsstandpunten en parlementaire besluiten eigenlijk waard zijn.

Een goed voorbeeld van gezamenlijk Europees buitenlands beleid is het pakket boycotmaatregelen tegen Rusland na de annexatie van de Krim en de ondermijning van de Minsk-akkoorden. De verdeeldheid erover tussen de lidstaten is groot, maar tot nu toe is het gelukt om één lijn te trekken, vooral met dank aan Duitsland. Mijn fractie waardeert deze eensgezindheid en de bijdragen daaraan van dit kabinet. Bij de effectiviteit van de boycot kun je vraagtekens zetten. Ik ben wel nieuwsgierig naar het oordeel van de regering. Bovendien valt op dat een kleine, plutocratische kring rondom Poetin in steden als Londen en Wenen ongehinderd blijft profiteren van de zekerheden en de rechtsbescherming van het Westen. Ze leven daar goed. Hun kinderen profiteren van goede universiteiten. Zij geven letterlijk en cynisch inhoud aan de uitdrukking "best of both worlds". De huidige boycot is wat dit betreft niet bepaald een toppunt van raffinement in een geglobaliseerd tijdperk. Hoe ziet het kabinet de effectiviteit en het perspectief voor deze boycot?

Tot slot. Wij spreken vandaag over veiligheid in Europa. Daar horen veilige grenzen bij. Wij hoeven hier niet het vluchtelingendebat over te doen, maar, zoals ik in het begin al zei, onze grenzen zijn poreus. Er was vorig jaar zomer haast bij een European Border and Coast Guard Agency. De Commissie legde een plan op tafel. Wij zijn nu driekwart jaar verder. Ik begrijp dat de triloog zou kunnen beginnen, maar vraag het kabinet hoe het ermee staat. Wanneer is deze Border and Coast Guard Agency werkelijkheid? Of blijven wij eigenlijk stiekem leunen op de botte bijl van Macedonië, die gewoon de doorgang voor iedereen heeft versperd? Dat zijn urgente vragen in een tijd waarin wij misschien niet zozeer verlegen zitten om een ever closer Union, maar des te meer om een stronger Union, die in staat is om zich te midden van internationale bedreigingen staande te houden, belangen en waarden te verdedigen en burgers bescherming te bieden. Onze fractie ziet uit naar de gedachtewisseling met het kabinet.