Verslag van de vergadering van 5 juli 2016 (2015/2016 nr. 37)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 18.24 uur
Mevrouw Duthler i (VVD):
Voorzitter. Het was al niet gebruikelijk om een begrotingsdebat in de Eerste Kamer te voeren, maar het is nog ongebruikelijker om suppletoire begrotingsstaten, samenhangend met de Voorjaarsnota, te bespreken. Toch lijkt er reden om dat vandaag wel te doen.
Tijdens het debat in december vorig jaar zijn Kamerbreed zorgen geuit over de begroting van V en J. Deze zorgen betroffen de nationale politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de asielopvang. Er is Kamerbreed een motie aangenomen, die eerdere sprekers al hebben aangehaald. De minister heeft aan deze Kamer beloofd dat hij zich maximaal strijdbaar zal inzetten als in het voorjaar blijkt dat er extra geld nodig is voor de begroting van V en J. Hij zei letterlijk: "Als er extra middelen nodig blijken te zijn, zullen wij — lees de ministers van V en J en van Financiën — daarvoor een passende oplossing zoeken". Een vergelijkbare tekst heeft de minister uitgesproken in de Tweede Kamer.
Mijn fractie is het debat in december ingegaan met het uitspreken van waardering voor de extra financiële middelen die de minister had vrijgemaakt voor de begroting van V en J. De regering had positieve stappen gezet. Mijn fractie heeft toen ook aangegeven nog zorgen te houden over de nationale politie, de rechtspraak en de strafrechtketen. Met de door de minister toegezegde maximale strijdbaarheid was mijn fractie enigszins gerustgesteld.
En dan is het zo ver. Dan is daar de Voorjaarsnota met de daarmee samenhangende suppletoire begrotingsstaten. Dan blijkt dat die maximale strijdbaarheid 49 miljoen heeft opgeleverd. 49 miljoen die bestemd is voor de nationale politie om de toegenomen asielinstroom te kunnen bekostigen. De VVD-fractie telt haar zegeningen, laat dat voorop staan. De VVD-fractie kan echter haar zorgen niet negeren, zorgen over de aanpak van de, zoals de minister die tijdens het vorige debat noemde, uitdagingen voor het OM en de rechtspraak, de kwaliteit van de zittende en de staande magistratuur als ook de nationale politie.
Laat ik beginnen met de rechtspraak. De rechtspraak heeft de afgelopen jaren te maken gehad met veel bezuinigingsrondes. In eerdere debatten hebben wij al geconstateerd dat de rechtspraak soms piepend en krakend tot stilstand lijkt te komen. Niet letterlijk tot stilstand, want comparities en andere proceshandelingen gaan uiteindelijk wel door en vonnissen worden uiteindelijk wel gewezen, maar het duurt allemaal zo lang. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat rechters substantieel minder tijd hebben om zich inhoudelijk in dossiers te verdiepen.
In het begrotingsdebat in december heeft mijn fractie al gewezen op de brief van het Hof 's-Hertogenbosch, dat de Nederlandse orde van advocaten informeerde dat pleidooien die in het najaar van 2015 waren aangevraagd mogelijk pas in 2017 gehonoreerd zouden kunnen worden. Zelf ervoer ik onlangs tijdens een comparitie dat een rechter in een appelzaak zich in het geheel nog niet had verdiept in het dossier. Hij stelde geen vragen en wist niet waar het geschil over ging. Mijn cliënt vroeg zich na afloop van de zitting af waarvoor hij nu eigenlijk die €5.200 griffierechten had moeten betalen. Ik kon dat mijn cliënt niet uitleggen. Net als die keer dat de griffier alleen nog de namen van partijen op schrift stelde en de rechter zelf het proces-verbaal opmaakte, waarin nog niet de helft stond van wat er was gewisseld. Of die keer dat mijn cliënt voor de zesde keer een brief kreeg van het hof dat het vonnis met zes weken was uitgesteld. Het lijkt erop dat de rechtspraak het maximale doet om het minimale te realiseren. Hoewel wij ons sowieso moeten afvragen of dat het niveau van rechtspreken is dat wij willen in Nederland, zit er ook aan dat minimale een grens.
Mijn fractie realiseert zich dat het nu niet het moment is om het debat over de financiering van de rechtspraak te voeren. Er komt echter een nieuwe begroting aan. Wil de minister toezeggen dat hij zich opnieuw hard zal maken voor voldoende middelen voor de rechtspraak? Ik merk op dat het budget van de minister van V en J leidend is voor de bekostiging van de rechtspraak. De vraag is echter of dat past bij de zelfstandige en onafhankelijke rol die de rechtspraak in onze door macht en scheiding bepaalde rechtsstaat speelt en of dat past bij de uitgangspunten van de Wet op de rechterlijke organisatie en het daarop gebaseerde Besluit financiering rechtspraak. Passend bij de zelfstandige en onafhankelijke rol die de rechtspraak in onze rechtsstaat speelt, zou zijn dat deze los staat van de beschikbare budgetten van de uitvoering. De rechtspraak is immers geen uitvoerende dienst, maar een onafhankelijke staatsmacht. Hoe denkt de minister over het idee om van de begroting van de rechtspraak een niet-departementale begroting te maken, zodat de problemen op de departementale begroting van het ministerie van V en J geen invloed kunnen hebben op de begroting van de rechtspraak? Graag een reactie van de minister.
Ik kom bij het onderwerp nationale politie. De 49 miljoen extra gaat voor een groot deel daarheen. Daarover heeft mijn fractie dan ook niet zo veel te klagen. Wel zou zij graag willen weten hoe het zit met de ICT bij de politie. Tijdens de begrotingsbehandeling van december vorig jaar gaf de minister aan dat per jaar €600 miljoen wordt geïnvesteerd in de ICT. Mijn fractie schrok daar nogal van. Dat is waanzinnig veel en het lijkt, gelet op de stand van de techniek, niet echt nodig. Het zijn ook geen bedragen die je kunt vergelijken met de tekorten in de rechtspraak. Hoe staat het er nu voor met de ICT? Zijn alle ICT-systemen nu up to standard? Kunnen er al efficiencywinsten worden geboekt? Is de spaghetti van diverse programma's en systemen uit de boedel van de 25 opgeheven korpsen nu echt verleden tijd? Tijdens het begrotingsdebat van 15 december 2015 dacht de minister nog eens tussen de 60 miljoen en 130 miljoen extra nodig te hebben voor de ICT-investeringen voor de politie. De minister sprak toen over een pen-, potlood- en penseelbenadering. Bij dergelijke toverformules is mijn fractie altijd erg op haar hoede. Graag een update van de minister.
Tot slot een enkele opmerking over het OM. Uit een eerder uitgevoerde risicoanalyse op de begroting van V en J kwam naar voren dat de bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie niet haalbaar zijn zonder risico's voor het primaire proces. Collega Bikker wees daar ook al op. Het tempo van de bezuinigingen was te hoog, zo was de conclusie. Bij het Openbaar Ministerie blijkt er nu een tekort te zijn van 14 miljoen euro. In de suppletoire begrotingsstaten is daarmee geen rekening gehouden. In een derde extern onderzoeksrapport, dat tot stand kwam na de twee rapporten-Galan, wordt geconcludeerd dat de extra gelden uit 2020 terug moeten naar 2016 en verder. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Gaat hij deze conclusie overnemen? Hoe gaat hij hier in de begroting van 2017 rekening mee houden?
Ik kom tot een afronding. De algemeen aanvaarde motie-Engels en de toezeggingen die de minister heeft gedaan tijdens het begrotingsdebat van december 2015 kleuren het debat van vandaag in. De VVD-fractie telt weliswaar haar zegeningen, maar blijft zorgen houden over de kwaliteit van de rechtspraak, de nationale politie en het OM. Zij gaat ervan uit dat de minister deze zorgen deelt en dat ook hij ervan overtuigd is dat de kwaliteit van de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de nationale politie niet langer onder druk mag blijven staan. Mijn fractie vraagt de minister nadrukkelijk de door haar geuite zorgen mee te nemen naar de onderhandelingstafel voor de begroting van 2017, en ook voor de jaren daarna — uiteraard voor zover dat binnen zijn vermogen ligt — te zorgen voor structurele oplossingen. Wij zien uit naar zijn antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Duthler. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze.