Verslag van de vergadering van 11 oktober 2016 (2016/2017 nr. 3)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.32 uur
Mevrouw Gerkens i (SP):
Voorzitter. Wij spreken vandaag over de wijziging van het publieke mediabestel en de Mediawet. Het wetsvoorstel moest met grote spoed door de Tweede Kamer en vervolgens door de Eerste Kamer worden aangenomen. Toen in dat debat bleek dat er voor een deel van de plannen van de staatssecretaris onvoldoende steun was, stelde hij voor om een deel daarvan meteen buiten werking te stellen, omdat de rest van die wet niet kon wachten. Ik moet constateren dat ook de rest van die wet nu door de staatssecretaris is stilgelegd. De heer Atsma zei het net ook al.
Ik geloof dat ik ook toen de term "broddelwerk" heb gebruikt. Mijn collega Van Dijk deed dat in de Tweede Kamer toen ook. Om het geheugen op te frissen: een broddelwerkje is een proeflapje dat je maakt wanneer je leert breien. Omdat je dan nog geen gelijkmatige steken kunt maken, krijg je een lapje met te grote steken, met grote gaten erin, maar ook met te nauwe steken, waar het te strak zit. De vorige keer sprak ik over het proces. Nu moet ik constateren dat ook het resultaat dat we hier vandaag zien broddelwerk is geworden, met onduidelijkheden in de wetgeving als gaten en wringende besluiten als te nauwe steken. Dat is het resultaat van een wet waarin bijna iedere fractie hier haar sporen heeft willen nalaten. Sommige zien dat als een goed behaald resultaat, maar de vraag blijft wat hier nou uiteindelijk mee bereikt is. Deze wet geeft namelijk nog steeds onduidelijkheid over de verhouding tussen de NPO en de omroepen en zet naast de ledenraden van de omroepen en de NPO nog een derde partij neer: de adviesraad. Hoe het met de regionale omroepen gaat, is compleet duister. Ik weet dat die vraag vandaag niet voorligt, maar ik wil hier wel stipuleren dat de staatssecretaris alles op alles heeft gezet omdat juist dat deel van de wet in werking moest treden. Misschien kan hij dan wel opheldering geven over de vraag hoe het zit met die 8,5 miljoen waarmee hij, vanwege de vertraging, de regionale omroepen zou helpen.
Hoewel er geen geschreven regels zijn over hoe de Eerste Kamer haar taak moet opvatten, is er een reden dat mijn partij de vorige keer heeft gezegd dat wij liever hadden gezien dat de staatssecretaris de koninklijke weg had gevolgd. Nu ligt er namelijk een wijziging op een wet die hoe dan ook door de Kamer moest, waar vele partijen hier aan hebben meegewerkt en waarvan het resultaat is dat een deel van de wet nooit in werking is getreden en een ander deel stilligt. Mij dunkt dat excuses hier misschien niet zouden misstaan. Maar ook zeg ik, met mijn collega, dat deze wijze van handelen ervoor gezorgd heeft dat deze Kamer de wet eigenlijk niet op zijn merites kan beoordelen, want de fracties hebben hun naam eraan verbonden. De facto ligt hier een wet die weliswaar een aantal problemen oplost en — de heer Atsma zei het al — een aantal bezwaren wegneemt die ook de SP-fractie had, maar in de kern hetzelfde is en ergens ook meer tegenstrijdigheid veroorzaakt.
Ik ben vannacht half twee Nederlandse tijd vertrokken uit Tbilisi, waar ik de indrukwekkende ervaring heb mogen meemaken van het deelnemen aan een verkiezingsmissie. Het observeren van de missie behelst, zoals sommigen in deze Kamer weten, meer dan enkel op de dag zelf het stemhokje observeren. Er wordt gekeken naar het hele verkiezingsproces. Georgië is een beginnende democratie. Daar moet men echt nog leren hoe dat democratische proces moet worden ingericht. Vanzelfsprekend gaat dat niet van een leien dakje. Dat hoorde ik van mensen die vertelden over hun observaties. Deze hadden kenmerken van onze democratie, maar dat terzijde. Van groot belang en van grote betekenis is de vrije meningsvorming, ofwel de onafhankelijkheid van de media. Vaak wordt hier in het debat de vergelijking gemaakt met de staatsomroep in Groot-Brittannië, als een prachtig voorbeeld van hoe het zou kunnen gaan. Zelden worden de ronduit slecht voorbeelden genoemd. We kennen bijvoorbeeld commerciële zenders die politieke belangen hebben. We zien dat nu bij de verkiezingen in de Verenigde Staten.
Mijn fractie maakt zich nog steeds grote zorgen over deze wet, juist op het punt van de vrije meningsuiting en de onafhankelijkheid. Ondanks de bewering van de staatssecretaris hebben we niet wettelijk geregeld dat er een vrijheid is in de keuze van presentatoren, de inhoudelijkheid van de programma's, de gasten of de onderwerpen. De staatssecretaris zegt dat dit naar voren zal komen in het coördinatiereglement, maar dat reglement is er niet en we weten ook niet of het daadwerkelijk daar geregeld gaat worden. Als het daar al geregeld zou worden, dan is er nog geen enkele wettelijke basis voor de omroepen om zich te beroepen op die afspraken. Of is die onafhankelijkheid ergens anders vastgelegd? Die essentiële omissie in de wet valt mijn fractie zwaar. We hadden gehoopt dat de staatssecretaris tot een verstandigere keuze zou zijn gekomen in de afgelopen maanden. In plaats daarvan gooit hij de principes van de onafhankelijke media overboord en zet daarmee meer op het spel dan de publieke omroep alleen. Deze staatssecretaris gaat niet pal staan voor de onafhankelijkheid van de publieke omroep. In plaats daarvan verkwanselt hij deze in onze ogen.
Mevrouw de voorzitter zal zich de heer G.B.J. Hiltermann nog herinneren. Ik doe dat ook. Hij was de man met de wekelijkse column "de wereld volgens G.B.J. Hiltermann". Hij sprak dat uit met bombastische stem. Hij bulderde over economische rampspoed door de linkse kabinetten. Daartegenover hadden we Sonja Barend, die de andere kant van het verhaal wilde zien en vaak wat opgewonden haar gasten het woord liet doen. Er was veelkleurigheid. Daar kan een democratie op groeien. Er waren vele meningen, vele kanten van één verhaal. Dat is de kracht van de diversiteit van de omroepen die wij kennen. Het zijn omroepen die gedragen worden door de leden. Zij kennen een ledenraad, ze kiezen een bestuur en ze stemmen met de voeten. Het is merkwaardig dat de politiek nu zegt dat deze vorm van democratie niet gewenst is, dat deze leden van de omroepen kennelijk niet in staat zijn om wijze keuzes te maken en dat er daarom ook nog een adviesraad moet komen. Onze fractie wil vragen wie er in die adviesraad gaat zitten en wie die adviesraad vertegenwoordigt. Hoe groot is die groep en wiens belangen worden daar vertegenwoordigd? Hoe staat die adviesraad in verhouding tot de leden van die omroepen? Hoe voorkomen we dat deze adviesraad een elitaire aangelegenheid gaat worden?
Er is nog steeds onduidelijkheid over de invloed van de NPO op de inhoud en de keuze van presentatoren. De staatssecretaris zegt dat dit niet kan, maar tijdens een behandeling in de Tweede Kamer zei hij ook dit: "Ik zie dat er goede afspraken zijn gemaakt tussen de NPO enerzijds en de omroepen anderzijds." Ik zeg erbij dat het om een deel van de omroepen gaat. De staatssecretaris zei verder: "Zij hebben ook aangegeven het te vertalen in hun eigen reglementen. Dat is dus geen wet en regelgeving die er komt, maar hun eigen operationalisering van de werkafspraken". Nu zou ik graag willen dat de staatssecretaris dit verduidelijkt. Kan het wettelijk nou absoluut niet? Zo ja, waar staat het dan in de wet? Of kan het niet omdat het zo afgesproken gaat worden? Als dat laatste het geval is, welke mogelijkheden heeft de staatssecretaris dan als deze afspraken geen stand houden of een van beide partijen zich niet aan de afspraken houdt?
De staatssecretaris is blij dat de taak van de publieke omroepen teruggaat naar een paar kerntaken. Daarmee wordt de omroep onaantrekkelijker voor het grote publiek. Zoals ik al eerder zei, is de kracht van het publieke bestel dat onze verenigingen een divers geluid kunnen laten horen. Het is de enige wijze waarop het publiek invloed kan uitoefenen op wat er op de televisie is. De staatssecretaris zegt dat het van belang is dat een deel van de bevolking, niet vertegenwoordigd door de leden, ook een kans krijgt, omdat dat deel zich niet herkent in de verenigingen. Ik wil hem er graag op wijzen dat nog maar een paar jaar geleden die mogelijkheden veel ruimer lagen dan nu. Coördineren, stroomlijnen, afstemmen, maar juist ook sturen: dat zijn allemaal woorden die aangeven dat de NPO invloed zal hebben op onze omroepen en daarmee ook eenheidsworst zou kunnen creëren. Eenheidsworst maken van de publieke omroep doet niet zozeer de publieke omroep geweld aan, maar de democratie, want het ontneemt de burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op wat zij op de televisie zien. De vervreemding van die publieke omroep zal eerder groter worden dan kleiner. Met deze adviesraad vreest mijn partij dan ook de komst van een eliteomroep.
Daarom maak ik me nog grote zorgen over dit wetsvoorstel. Ik hoop dat deze Kamer nog eens goed wil nadenken of alles wat wij zo graag wilden nu wel goed uitgewerkt in de wet staat en of de onafhankelijkheid van de media op deze wijze voldoende is geborgd. Ik kijk uit naar de reactie en de antwoorden van de staatssecretaris op mijn vragen hierover.