Verslag van de vergadering van 1 november 2016 (2016/2017 nr. 5)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.58 uur
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ja, het lijkt erop dat dit kabinet straks afscheid kan nemen nadat het de volle termijn heeft voltooid. Dat is een prestatie die wij voor het laatst hebben gezien in de jaren 1994-1998; het is al gememoreerd. Dit is te meer bijzonder daar het kabinet niet kon rekenen op een meerderheid in deze Kamer en steeds wisselende steun moest vinden voor een stevig hervormingsbeleid. Wij hebben daar als ChristenUnie onze bijdrage aan geleverd, al hebben wij bij de aanvang van deze kabinetsperiode gevraagd waar de wijsheid was gebleven van de formulering dat een kabinet moest kunnen rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal. Wij zijn kritisch geweest op een door de Tweede Kamer behartigde formatie, ook met het oog op de verhouding tussen de beide Kamers. Toch heeft dit kabinet kunnen regeren en maatregelen kunnen treffen om de inkomsten en uitgaven van de overheid structureel in balans te brengen. Wij denken aan de ingrepen op het gebied van de woningmarkt, de AOW, de arbeidsmarkt en de langdurige zorg. De overheidsfinanciën zijn toekomstbestendiger en de kosten van de vergrijzing op het gebied van zorg en AOW zijn beheersbaar.
De ingrepen hebben ook hun prijs gekend. De lasten voor de burgers zijn toegenomen en de schuldenpositie van huishoudens is niet wezenlijk verbeterd. De economische groei is broos, zeker in een instabiele internationale situatie. De langdurige werkloosheid blijft relatief hoog.
Er heeft een zekere afwenteling plaatsgevonden. De inzet op strenge bezuinigingen heeft er helaas ook toe geleid dat de klassieke taken van de overheid onder druk zijn komen te staan. Het defensiebudget is onverantwoord laag. Wij hebben daar bij herhaling op gewezen, ook in moties. De operationele slagkracht van leger en politie is aangetast en het functioneren van de rechtspraak staat onder druk. Onze fractie is van mening dat de klassieke staatstaken op het gebied van veiligheid, de bescherming van burgers en het functioneren van de rechtsstaat op orde moeten zijn en, zoals de Raad van State het uitdrukt, bestendige betrouwbaarheid moeten vertonen. Alleen zo kunnen wij maatschappelijke veranderingen aan. De opgaven voor de komende periode liggen in de versterking van de rechtsstaat en de krijgsmacht, in de vergroting van werkgelegenheid en arbeidszekerheid, in het werkelijk verduurzamen van economische groei en last but not least in het vormgeven van de zeer noodzakelijke energietransitie.
Onze fractie is blij verrast met de transitiecoalitie die zich heeft gevormd onder aanvoering van het bedrijfsleven, met mensen als Pieter van Oord in de voorste linie. Deze coalitie mikt op een echt langetermijnperspectief. Er wordt gepleit voor een klimaatautoriteit en een klimaatwet die de doelstellingen voor 2050 bevat. Wat vindt de regering van het initiatief en denkt zij daarin mee?
Het kabinet durft het aan om te zeggen dat ons land sterker uit de crisis is gekomen, maar de paradox is dat ondanks de economische herstelbeweging de bevolking zich bezorgd toont over maatschappelijke spanningen en uiting geeft aan sociale onvrede. Het lijkt wel alsof wij 15 jaar geleden leven met overvloed en onbehagen. Er wordt gesproken over een kloof tussen de leefwerelden van autochtoon en allochtoon, tussen de belangen van jongeren en ouderen, tussen werkenden met een vaste baan en flexwerkers. Intussen moeten hitsers en splitsers worden weersproken, tot in dit huis aan toe.
Misschien is de paradox minder opzienbarend dan gedacht. Het kabinet heeft het belang van het eigen huishoudboekje behartigd, maar hoe zit het met de bestaanscondities van burgers? Heeft de grote crisis ons niet versterkt in het gevoel dat wij in een risicosamenleving leven? Huizen, banen, pensioenen zijn niet zeker. Er hangt voortdurend onzekerheid in de lucht, mede door de toegenomen internationale onveiligheid en grote maatschappelijke veranderingen. De ambivalente reacties op de komst van vluchtelingen maken dat duidelijk. Veel mensen zijn vooral bezig de opgaven in hun eigen bestaan te behartigen.
Het is niet vreemd dat het thema van morele verbinding en de kwaliteit van de samenleving weer op de agenda komt. Een samenleving wordt niet gelukkig van geld alleen, maar leeft van gedeelde idealen en onderlinge betrokkenheid. Hierin hebben burgers een opgave, maar de overheid ook. Die moet bestendig en betrouwbaar zijn en houvast kunnen bieden in tijden van grote verandering. Dat gaat verder dan het kloppend krijgen van de cijfers. Wat voor samenleving willen wij zijn? Waar spreken wij elkaar op aan? De overheid is geen geluksmachine, inderdaad, maar kan wel hoop bieden. Dat doet zij onder meer door ondersteuning te bieden aan een publieke moraal. Toen Barack Obama voor het eerste campagne voerde met het thema hoop, verbond hij dat met gemeenschappelijke waarden. Hij vond dat in een gepolariseerd land deze waarden weer moeten worden uitgegraven en teruggewonnen op krachten van globalisering, individualisering en economisering. Hij noemde er direct al twee: opofferingsgezindheid en plichtsbetrachting. Dat zijn waarden die het geheel ten goede komen. Daarmee bouw je aan een land en aan een samenleving. Het zijn niet het geld, de staatskas en de economie die ons hierin inspireren, maar onze manier van leven met elkaar, waarin wij onze idealen kunnen terugzien en waarin wij het opnemen voor elkaar, hoe verschillend wij ook zijn, waarbij wij ons gezien en geaccepteerd weten en voldoening scheppen uit werk dat positief ergens aan bijdraagt.
Onze tijd heeft behoefte aan gemeenschappelijke waarden. Mag een visie volgens de minister-president de olifant in de kamer zijn, deze gemeenschappelijke waarden zijn dat hopelijk niet. Ook hijzelf spreekt gelukkig meer over normen en waarden. Na het hervormingsbeleid van de afgelopen jaren is het tijd voor deze agenda. De WRR diende ons enkele jaren geleden met de publicatie Waarden, normen en de last van het gedrag. Die is nog steeds actueel en het lijkt mij nuttig om deze draad weer op te pakken in de komende periode.
De overheid heeft hierin een eigen taak. Normen en waarden komen mee in wetgeving en beleid en vragen in elk geval om een handhavende overheid. Wij kunnen lang en breed praten over normen en waarden die voor iedereen van betekenis moeten zijn, maar als de overheid niet optreedt tegen wetsovertreders en grijze zones laat bestaan, is dat spreken krachteloos. Toezicht en inspectie moeten van hoge kwaliteit zijn. Dit kabinet heeft al een eerste stap gezet met de versterking van de eerst uitgeklede Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, om maar een voorbeeld te noemen. Is de minister-president het met mij eens dat een volgend kabinet zo'n lijn zou moeten doortrekken, het accent zou moeten leggen op de naleving van wet- en regelgeving en van handhaving een prioriteit zou moeten maken?
Vervolgens is het belangrijk dat wij gemeenschappelijke waarden niet alleen benoemen — Obama sprak zelfs over "uitgraven"— maar ook daadwerkelijk bespreken, vooral in de samenleving en niet alleen in de politiek. Wij spreken tegenwoordig weer veel over de identiteit van Nederland en hebben het dan over waarden die voor iedereen van betekenis zouden moeten zijn, van ingezetenen tot nieuwkomers. Wij doen dan alsof die waarden evident zijn, maar dat zijn ze vaak niet. Die waarden kunnen alleen evident zijn als wij ze delen en bespreken en zuinig zijn op de instituties die ze uitdragen. Dat vraagt echt geen scherp geslepen debatten op de moral highgrounds van ieders overtuiging. Dat is nu juist de grondfout van het voorstel voor stervenshulp bij voltooid leven, met de sterke liberale inkleuring van het autonomiebegrip. Het vraagt om herkenning van morele inzichten die wij allen kunnen delen, over de waarde van opofferingsgezindheid en plichtsbetrachting bijvoorbeeld. Die inzichten worden verdiept door inroeping van ieders overtuiging, dat is waardevol en verbindend. Het is noodzakelijk dat wij dit type gesprek gaan voeren met elkaar. Collega Strik sprak net over een pakket aan maatregelen voor het bevorderen van integratie. Wat het meest helpt bij integratie, is het gesprek dat wij kunnen voeren over wat mensen ten diepste bezighoudt. Ik denk dat dat helpt bij integratie.
Bij wijze van voorbeeld noem ik twee gemeenschappelijke waarden, afkomstig uit de grondtekst van de participatieverklaring die nieuwkomers moeten ondertekenen: solidariteit en vrijheid. Ik denk dat ze de vicepremier bekend voorkomen. Ik neem aan dat wij deze inderdaad erkennen als gemeenschappelijke waarden. Beide waarden roepen om een gesprek over onderliggende morele houdingen. Solidariteit wil zeggen dat wij beloven elkaar niet in de steek te zullen laten. De samenleving is niet alleen een contract, maar ook een verbond van mensen. Laat de mensen er niet alleen voor staan als zij gebrek hebben aan veiligheid, gezondheid, mogelijkheden, kansen en middelen! Soms moet een overheid concreet helpen als schild voor de zwakken. Dat helpen gebeurt ook en juist in gezinnen, buurten en kerken. De decentralisatie van zorg veronderstelt deze moraliteit waarin wij het voor elkaar willen opnemen.
Tot de instituties die deze waarden van solidariteit ondersteunen, behoren inderdaad de kerken, waar rechtstreeks de boodschap klinkt dat wij ons in hebben te zetten voor het belang van anderen en dat onze naasten ertoe doen. Waardeer dus de rol die kerken in de samenleving spelen en maak het hen niet moeilijk met een beroep op de scheiding van Kerk en Staat! Tegen mevrouw Faber zeg ik dat een beroep op de scheiding van Kerk en Staat, zoals zij dat doet, zou betekenen dat je je diepste overtuiging achterhoudt, terwijl deze juist in het debat moet doorklinken. Als het op hulpverlening aankomt, blijkt die scheiding van Kerk en Staat helemaal niet zo absoluut, want de overheid doet geregeld een direct beroep op kerken en de kas van de kerken vloeit rijkelijk de samenleving in. Vorige week is uit een onderzoek gebleken dat kerken weer meer besteden aan armoedebestrijding, 36 miljoen. Vanuit de kerken wordt 1,25 miljoen uur aan vrijwilligerswerk aan de samenleving geleverd. Ik ken zo nog meer voorbeelden. Waarom werkt de overheid samen met bedrijven en kennisinstellingen maar niet met kerken? Juist voor de immateriële agenda zijn kerken onmisbaar. Wil de minister-president hierop reflecteren? Ik bedoel hiermee dat wij niet alleen met kerken spreken, maar kerken ook benutten als plekken waar kennis over de samenleving bestaat en concreet aan hulpverlening wordt gedaan.
De tweede waarde die gemeenschappelijk herkend wordt, is die van vrijheid. Wij stellen prijs op de vrijheid van onze levenswijze en onze samenleving waarin wij kunnen gaan en staan waar wij willen. Dat is een groot goed. Wij weten ook dat die waarde positief gekwalificeerd moet zijn. Een vrijheid die de ander niet ziet, is geen vrijheid. Deugden als opofferingsgezindheid en je plicht doen, kunnen dan niet onbesproken blijven. Waar en wanneer doen wij dat nu? Welke platforms of instituties pakken dit op? Nieuwkomers zien onze vrijheid nogal eens als een moreel vacuüm. Als wij de morele dimensie van burgerschap belangrijk vinden, moeten wij verder komen dan een handtekening onder een participatieverklaring, hoe belangrijk die ook is. Als onze waarden ons iets waard zijn, moeten wij ze bespreken en er handelingsperspectief aan verbinden. Alleen zo kunnen wij samen trots worden op onze vrijheid, omdat wij haar zien als de ruimte om goed te leven en iets goeds tot stand te brengen voor elkaar.
Zou het niet heel belangrijk zijn dat wij weer opnieuw komen tot een maatschappelijk gesprek over breed herkende gemeenschappelijke waarden, waarbij wij alle geestelijke stromingen in ons land betrekken? Dit gebeurt al lokaal, bijvoorbeeld via stadsgesprekken waarvoor in Den Haag al initiatieven bestaan, maar het kan ook nationaal. Zou het een idee zijn om opnieuw aan de WRR en aan de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling te vragen om hierin een rol te spelen? Ik vraag dit nu ook aan de minister-president.
Tot slot, in de Bergrede worden zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en de vredestichters geprezen. Dat zijn de mensen van de hoop. Zij zetten zich in voor anderen en voor de samenleving. Zij verwachten ook iets van de overheden als helper. Overheden kunnen houvast bieden, mensen niet in de steek laten en recht doen, dat is zelfs hun opdracht. De overheden moeten dan echter ook zuinig zijn op het morele kapitaal van de samenleving en de waarden die wij gemeenschappelijk hebben en ze, als het moet, weer opnieuw uitgraven. Wij wensen de regering daar Gods zegen bij, een sterk besef van de eigen verantwoordelijkheid hierin en danken haar voor al het werk voor ons land in de afgelopen kabinetsperiode.