Plenair Wezel bij behandeling Recht op toegang tot advocaat in strafprocedures



Verslag van de vergadering van 15 november 2016 (2016/2017 nr. 7)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Wezel i (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister dat hij de tijd heeft gevonden voor een kort debat. Het debat mag dan wel kort zijn, maar het is niet minder belangrijk. Het is belangrijk dat de EU-richtlijn 2013/48/EU in de Nederlandse wetgeving wordt geïmplementeerd. Hier staat de SP-fractie zeker achter. Ik zou echter nog een aantal vragen willen stellen over de wijze waarop de implementatie wordt vormgegeven in de Nederlandse wetgeving. Ik zou vandaag graag drie onderwerpen met de minister bespreken. Het eerste onderwerp is de inhoud van de verhoorsbijstand, het tweede onderwerp betreft het verhaal van de kosten van de verhoorsbijstand en het derde onderwerp is de rechtsbijstand van minderjarigen.

Het eerste onderwerp dat ik met de minister zou willen bespreken, is de inhoud van de verhoorsbijstand. De huidige en beoogde praktijk is dat het de advocaat is toegestaan om voorafgaand aan en na het politieverhoor vragen te stellen. In de tekst is niet toegelicht of dit dan gaat om vragen aan de verdachte, aan de rechercheur of aan beide. Naar mijn inschatting wordt hiermee bedoeld dat aan de rechercheur en de verdachte vragen gesteld kunnen worden. Het kan in het belang van de waarheidsvinding en de efficiënte procesvoering van belang zijn dat ook de advocaat vragen stelt aan de verdachte tijdens het politieverhoor. Immers, daarmee kan mogelijk al in een vroeg stadium ook ontlastend bewijs worden verzameld waardoor strafzaken waar onvoldoende bewijs in zit al bij de ZSM-beoordeling door de officier van justitie kunnen worden geseponeerd. Dit is in lijn met de bedoeling van de herziening van het Wetboek van Strafvordering, waarin meer nadruk wordt gelegd op de onderzoeksfase. Zo kan een onnodig verhoor bij de rechter-commissaris worden voorkomen. Het voorkomt onnodige schadevergoedingsverzoeken wegens onterechte vrijheidsbeneming die de belastingbetaler moet opbrengen. Dit is ook in lijn met de EU-richtlijn die met dit wetsvoorstel wordt geïmplementeerd. In artikel 3, derde lid onder b, van de richtlijn is bepaald dat de raadsman bij het verhoor van de verdachte daadwerkelijk mag deelnemen. Is de minister het met mij eens dat de advocaat op grond van het huidige wetsvoorstel na de vragen van de rechercheur in het verhoor zijn vragen kan stellen aan de verdachte, zodat ook de vragen en de antwoorden worden opgenomen in het proces-verbaal van verhoor? Graag hoor ik hierop de reactie van de minister.

Het tweede onderwerp dat ik met de minister zou willen bespreken, is het verhaal van de kosten van verhoorsbijstand. Dit wetsvoorstel voorziet erin dat de kosten van rechtsbijstand die zijn gemoeid met de aanwijzing van een raadsman voor de verdachte wiens vrijheid is benomen, na een onherroepelijke veroordeling op hem kunnen worden verhaald indien hij voldoende draagkrachtig is. Graag zou ik van de minister vernemen waar en op welke wijze hij voornemens is dit te gaan uitwerken. Is hiervan al een kosten-batenanalyse gemaakt? Zo ja, dan zouden wij hiervan graag kennisnemen. Of zou de minister willen toezeggen deze aan ons te doen toekomen? Ook vernemen wij graag of er al onderzoek is gedaan naar de invloed van dit voorstel op het resocialisatieproces van de verdachte. Zo ja, kan de minister ons vertellen wat de resultaten hiervan zijn geweest? Zo nee, is de minister voornemens dit onderzoek alsnog te gaan uitvoeren?

Het derde en laatste onderwerp dat ik graag met de minister zou willen bespreken, is de advocatenbijstand van minderjarigen. Het wetsvoorstel houdt in dat een minderjarige straks geen recht meer heeft op toevoeging van een advocaat en dat hij — of zij — dan zelf zijn advocaat moet betalen, indien het Openbaar Ministerie hem een taakstraf wil opleggen van 32 uur of minder. De grens ligt nu bij twintig uur. Het gaat hier om minderjarigen die uren alleen in een politiecel hebben gezeten en die in de opening van de celdeur de vraag te horen krijgen of zij akkoord gaan met een taakstraf van bijvoorbeeld 32 uur ter voorkoming van verdere strafvervolging. Ze zijn moe en willen graag naar huis. Het gaat ook om minderjarigen die bij het OM worden uitgenodigd voor een taakstrafzitting en daar de vraag voorgelegd krijgen of zij akkoord willen gaan met een taakstrafaanbod van 32 uur. De minderjarigen kunnen niet inzien wat de gevolgen zijn van hun instemming en kunnen zonder het dossier te hebben gezien ook niet inschatten of er voldoende bewijs in het dossier aanwezig is. Is de minister het met mij eens dat een minderjarige hier het recht zou moeten hebben op bijstand van een advocaat bij de beoordeling of hij akkoord moet gaan met dit taakstrafaanbod en met de beoordeling of hij wellicht tegen de opgelegde werkstraf in verzet dient te gaan, in ieder geval bij onvermogen?

Ik zie uit naar de reactie van de minister.

De voorzitter:

Ik begrijp dat er iets mis is met de geluidsregistratie van de vergadering en schors de vergadering daarom vijf minuten.