Verslag van de vergadering van 22 november 2016 (2016/2017 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 23.23 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. De heer Van Kesteren constateerde zojuist in tweede termijn dat het ftk moeilijk houdbaar zou zijn, als ik hem goed begreep. Hij bedoelde in ieder geval dat het verzet van het kabinet voor het handhaven ervan ook moeilijk houdbaar is. Het is maar hoe je het formuleert. Ik constateer dat de heer Postema eigenlijk vindt dat het ftk moet worden aangepast, maar niet te snel. Het is wel rentegevoelig. Het ftk, ik had over het bijna sneven van het ftk 2014, precies twee jaar geleden. Ik heb dat vanuit een andere rol van nabij kunnen volgen. Ik had het niet over het ftk 2006. Overigens valt mij op dat de heer Postema in tweede termijn blijft stellen dat het ook met de veroudering te maken heeft. We hebben het hier over kapitaaldekking en daarbij spaart iedereen voor zijn eigen pensioen. Daar speelt veroudering, anders dan bij de AOW, dus geen rol. Voor zover de veroudering wel een rol speelt, is die verwerkt in de dekkingsgraad via de bijgestelde levensverwachting.
De heer Postema i (PvdA):
Het is goed dat de heer Van Rooijen nog even duidelijk maakt dat het wat hem betreft om het ftk 2014 ging. Dat had hij er niet bij gezegd, vandaar dat ik hem eraan herinnerde om geen verkeerde beelden op te wekken over wat dit kabinet wel en niet is aan te rekenen. Op het verouderingsvraagstuk is de heer Van Rooijen een groot expert. Hij zal het toch met mij eens zijn dat we het afgelopen jaar meerdere keren tot actuariële bijstellingen hebben moeten komen van onze pensioenverplichtingen en dat dit ook een grote zorg is geweest, en nog steeds is, van onze fondsen?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Die zorg deel ik, maar mijn punt is dat met die zorg zorgvuldig wordt omgegaan. Ieder jaar wordt het automatisch, bijna mathematisch, via de actuariële genootschap blindelings overgenomen. Die hebben dat een aantal jaren niet goed gedaan. Dat is met één grote klap bijgesteld, maar dat gebeurt nu ieder jaar. Daar zijn we het over eens.
Ik was bij de heer Van Strien. Hij was heel kort, maar heel duidelijk. Ik hoef er niets aan toe te voegen. Hij zei dat hij de inconsistentie niet begreep en vroeg zich af waarom er bij verplichtingen maar met 1% gerekend wordt, terwijl er zo'n hoog rendement is. Ik heb op de 10 miljard gewezen.
Ik heb een antwoord van de minister gemist op mijn vraag over de evaluatie van het ftk. Ik vroeg niet alleen om intrekking, maar in ieder geval ook of hij bereid is om aan het kabinet en zijn collega een evaluatie voor te leggen. Ik wijs erop dat het heel normaal is om wetten na enkele jaren te evalueren. Het is een beetje een standaardprocedure van drie jaar. Ik zou dat dus nog een keer willen vragen. Misschien moeten we ook maar de evaluatie van de Pensioenwet van 2006 meenemen, want er is een bepaling artikel 221 in de Pensioenwet. Bij de Wet verbeterde premieregeling is de evaluatiebepaling er een paar maanden geleden uitgehaald.
Ik zou ervoor willen pleiten om ook de Pensioenwet mee te nemen als wij het ftk gaan evalueren. Wij moeten bekijken wat wij achteraf daarvan vinden vergeleken met wat degenen die de wetten in 2006 en twee jaar geleden gemaakt hebben, dachten. Bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken in december — althans, normaal gesproken in december — zullen wij het pensioendebat voortzetten. De minister heeft mij niet overtuigd met zijn antwoorden over de pensioenen. Tot mijn verdriet moet ik constateren dat het kabinet op dit moment niet bereid is om enige stap te zetten voor het voorkomen van kortingen.
Dan ga ik in op de antwoorden van de staatssecretaris. Ik heb twee punten. In de eerste plaats komt het inkomensbeleid inderdaad binnen via een nota van de minister van Sociale Zaken voordat de begroting in de Tweede Kamer wordt behandeld. Ik begreep dat de minister van Sociale Zaken eigenlijk al heeft toegezegd dat die ook naar de Eerste Kamer wordt gestuurd. Dat moet ook wel, omdat heel veel vragen bij dit debat schriftelijk gesteld zijn en daarbij werd verwezen naar de nota die de minister schrijft. Misschien moeten wij de minister van Sociale Zaken er dan maar bij halen in plaats van de minister van Onderwijs, die wij inmiddels niet meer daarbij missen.
In het kader van de Wet DBA werd gezegd dat mensen zich niet meer herkenden in die wet. Ik zou daaraan toe willen voegen dat dit uiteraard ook geldt voor het ftk.
Ten slotte kom ik op de ouderenkorting. De staatssecretaris sprak over een klif. Een duidelijkere beeldspraak kan ik niet verzinnen. Ik wil nu even wijzen op de spiegelzijde van die klif. Als je €36.057 hebt en een korting krijgt van €10, wat volgend jaar zou kunnen als het kabinet dat niet voorkomt, betekent dit dat je €1221 belastingverlaging krijgt. Je inkomen gaat dus met €10 omlaag van €36.057 naar €36.047, maar je krijgt er wel €1221 bij. Dat is een astronomische, omgekeerde marginale lastenverlichting die, zo denk ik, nog nooit vertoond is. Als men zegt: die kortingen zijn er niet — dat hoop ik — dan hoef je maar een extra fiscaal aftrekbare gift van €10 of iets meer te doen, en je hebt ook €1221 verdiend. Dit is geen fiscale hygiëne meer. Dat wilde ik ten slotte zeggen. Ik hoop dat wij in december een vruchtbaar debat met de staatssecretaris hebben over het fiscale beleid bij de behandeling van het Belastingplan. Ik zie daarnaar uit.