Verslag van de vergadering van 6 december 2016 (2016/2017 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.43 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. De minister was heel helder en ik dank hem daarvoor. Hij was ook helder over zijn eigen standpunt en dat van het kabinet, dat een positieve grondhouding behelst. Ik ben niet de eerste die het constateert, maar ik had het gevoel dat de discussie van vanmiddag inderdaad bemoedigend voor de minister moet zijn geweest. Er komt waarschijnlijk wat uitstel, in die zin dat donderdag het eindresultaat nog niet helemaal bereikt wordt. Dat betekent dat er mogelijk nog ruimte is voor zendingsarbeid en bekering, als ik dat zo mag uitdrukken, in de Tweede Kamer.
Ik ben het eens met de strekking van de motie van de heer Schrijver, maar ik zou wel graag van de minister willen horen of hij het opportuun acht dat er op dit moment moties in behandeling komen. Ik verwacht in ieder geval van de minister dat hij donderdag bij de behandeling in de Raad op een positieve wijze zal willen meewerken aan het bereiken van een zo goed mogelijke verordening. Het lijkt mij dat we dat na deze discussie van hem mogen verwachten. Ik denk hij daar onmiddellijk mee aan de slag gaat.
Ik heb nog één concrete vraag. Ik denk dat de minister terecht heeft geconstateerd dat het oorspronkelijke voorstel van de Commissie waarschijnlijk het meeste opgeleverd zou hebben voor de justitieel zwakke staten in het zuiden en het oosten. Is het inderdaad zo dat die staten in meerderheid voor het oorspronkelijke voorstel waren en dat de sterke staten, die zichzelf eigenlijk best kunnen redden, ervoor gezorgd hebben dat het voorstel minder ver gaat? Die vraag lijkt mij heel belangrijk om te beoordelen wat er aan de hand is. Ik heb het dossier onvoldoende gevolgd om dat zelf te kunnen beoordelen.
De voorzitter:
Ik heb van de minister het verzoek gekregen om de vergadering vijf minuten te schorsen voor overleg, voordat hij begint aan zijn beantwoording in tweede termijn. Ik heb begrepen dat vijf minuten voldoende is daarvoor.
Maar, maar, maar, maar, voordat we gaan schorsen wil ik het volgende zeggen. Meerdere keren is er gezegd "we gaan niet stemmen, althans in de JBZ-Raad wordt er niet gestemd" en "we zouden in de Kamer niet stemmen", maar vanochtend is in het College van Senioren gezegd dat er meteen een stemming over de moties zou plaatsvinden, met het oog op de JBZ-Raad van deze week. Nu zijn er twee moties ingediend. De een zegt dit en de ander zegt dat, maar er is in deze Kamer officieel nog geen enkel besluit gevallen met betrekking tot de vraag of wij nu over moties gaan stemmen of niet. De minister heeft nu een richtlijn meegekregen van deze Kamer, maar ik wil graag even met de Kamer overleggen over het besluit van het College van Senioren om meteen na afloop van het debat van vanmiddag te stemmen over de ingediende moties. Gaan we dat wel of niet doen? Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Duthler. Spreekt u maar aan de interruptiemicrofoon.
Mevrouw Duthler i (VVD):
Nu de besluitvorming aanstaande donderdag en vrijdag uitgesteld wordt, lijkt het mijn fractie niet nodig om te stemmen over moties.
De heer Schrijver i (PvdA):
Ik wil graag iets meer informatie. Wordt de besluitvorming inderdaad uitgesteld? Heel kort geleden nog zou er wel besluitvorming plaatshebben. Het is in ieder geval van belang om te weten wat de regering gaat doen. Zoals bijna altijd is mijn motie alleen maar bedoeld om de minister een steuntje in de rug te geven. Ik wil graag van hem horen of dat inderdaad het geval is. Omdat er staat "aanstaande JBZ-Raden", kan ik mij voorstellen dat wij er volgende week over stemmen. Als de minister zegt dat dit helemaal niet helpt, heb ik er geen enkele behoefte aan om die motie in stemming te brengen.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Wat mij betreft, zouden de stemmingen ook volgende week dinsdag kunnen plaatsvinden.
De heer Markuszower i (PVV):
Onze fractie is speciaal gebleven om het debat af te wachten en om te stemmen.
De voorzitter:
U neemt toch ook deel aan het debat?
De heer Markuszower (PVV):
Van uitstel komt afstel. Wat ons betreft, kunnen wij niet snel genoeg dit EOM van tafel vegen. Wij willen graag tot stemming overgaan.
De heer Rombouts i (CDA):
Er gebeurt nu iets wonderlijks. Ik acht het College van Senioren heel hoog, maar ook dat heeft geen voorspellende kracht. Het college heeft gedacht dat er vandaag gestemd kon worden, maar er is iets tussendoor gekomen. In het debat van aanstaande donderdag en vrijdag wordt niet gestemd, dus het is helemaal niet nodig dat wij hier gaan stemmen. Wij kunnen dat natuurlijk doen, maar het lijkt mij beter om het antwoord van de minister af te wachten en te horen wat hij gaat doen met de oproep om zelf actief te zijn. Dan moeten wij nog bezien of de motie-Schrijver c.s. gehandhaafd blijft en of er misschien nog iets met de motie-Van Dijk c.s. gebeurt. Ik pleit ervoor dat de minister de ruimte en de tijd krijgt om de komende weken, misschien wel maanden, het beste voor Nederland te doen en dat wij daar met uitspraken van deze Kamer vooral niet tussen gaan zitten.
De voorzitter:
Dat is een prachtige oproep, maar het gaat mij erom dat ik een uitspraak van deze Kamer wil dat het besluit van het College van Senioren niet doorgaat en dat wij niet over de moties stemmen of dat het besluit wel doorgaat en dat wij wel over de moties stemmen. Ik heb uw standpunt gehoord, mijnheer Rombouts, en ga nu naar de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk i (SGP):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Schrijver. Ik wil graag ondubbelzinnig van de minister horen dat er aanstaande donderdag op geen enkele wijze instemming of wat dan ook wordt gevraagd van de Nederlandse regering over de vorming van een EOM. Als dat inderdaad het geval is, verzet ik mij niet principieel tegen uitstel van de stemmingen.
Mevrouw Wezel i (SP):
Ik sluit mij aan bij de heer Van Dijk.
De heer Engels i (D66):
Mijn fractie heeft geen bezwaar tegen opschorting van de stemming over de moties naar volgende week.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik heb de minister gevraagd naar zijn gevoel over de opportuniteit van deze moties. Mijn eigen gevoel is dat het niet opportuun is om dat vandaag al te willen doen.
De voorzitter:
Zodra de minister geantwoord heeft, zal duidelijk worden wat wij gaan doen.