Plenair Flierman bij voortzetting behandeling Wijziging Mijnbouwwet



Verslag van de vergadering van 20 december 2016 (2016/2017 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 22.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Flierman i (CDA):

Voorzitter. Onwillekeurig gingen mijn gedachten vanavond nog wel eens terug naar dezelfde avond precies een jaar geleden, toen wij in deze Kamer ook met deze minister een debat voerden. Het doet mij in ieder geval genoegen om te kunnen concluderen dat dit debat een aanmerkelijk plezieriger afloop kent. Ik dank de minister voor zijn beantwoording op onze vragen. Die is naar het oordeel van de CDA-fractie adequaat. Ik wil nog drie dingen naar voren halen.

Ik constateer dat de minister heeft gezegd dat hij met voorstellen zal komen om de schadeafhandelingsprocessen verder te optimaliseren. Zo noem ik het maar even, ervan uitgaande dat de schadeplicht bij de NAM blijft berusten, dat het Centrum Veilig Wonen een onafhankelijk centrum wordt, dat er een regiefunctie bij de Nationaal Coördinator Groningen ligt, inclusief de doorzettingsmacht die nodig is om die regiefunctie goed handen en voeten te geven, en dat de minister zich nog bezint op de vraag of er een fonds aan moet worden verbonden of een ander financieel arrangement om de middelen voor schadeafhandeling beschikbaar te krijgen. Dat gaat voor een deel via wetgeving en voor een deel via andere maatregelen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat de minister dat zo snel mogelijk en zo goed mogelijk vorm zal geven.

Wij hebben nadrukkelijk gevraagd naar de perverse of ongewenste effecten van bepaalde arrangementen. Ik neem aan dat de minister daarnaar zal kijken als het aan de orde mocht komen. Hij heeft in ieder geval heel expliciet toegezegd dat hij zal monitoren of de omkering van de bewijslast en alles wat daarmee samenhangt tot een ongewenste juridisering leidt. Als dat het geval is, zullen we opnieuw met elkaar moeten bekijken of dat tot extra maatregelen of andere maatregelen moet leiden. Dat laatste geldt ook voor het gegeven dat de begrenzing van het effectgebied uiteindelijk door de rechter bepaald zal worden via een aantal procedures. Daar heb ik zelf nog de meeste zorgen over. Dit betekent dat er op dat vlak toch nog wel veel discussie en wellicht ook onzekerheid bij mensen zal zijn. Juridische procedures hebben altijd een element van onzekerheid en teleurstelling in zich. De minister zegt niet voor niets dat hij het het liefst zo veel mogelijk buiten de rechter afhandelt. In dit geval zou er dus toch nog sprake kunnen zijn van juridisering. Maar, zoals gezegd, zijn wij heel erg blij met de toezegging van de minister.

Tot slot kom ik op het vergunningstraject. Daar wordt in deze Kamer tegengesteld over gedacht. Ik heb mevrouw Vos in eerste termijn horen beargumenteren dat zij eigenlijk vindt dat sommige aspecten eerder en nadrukkelijker in het vergunningstraject dienen te worden meegenomen. Ik heb daar juist mijn zorgen over uitgesproken. Op een aantal momenten heeft de minister tegen mij gezegd dat ik de vinger op de zere plek had gelegd. Dat heb ik hem in dit geval niet horen zeggen, maar ik heb hem wel horen zeggen dat het proces tamelijk ingewikkeld is geworden. Zoals ik het beluister, kan ook dit nog weleens een punt zijn waar discussie over ontstaat. Ik constateer — dat doe ik ook in mijn rol als woordvoerder op het gebied van de Omgevingswet — dat de collega van de heer Kamp, mevrouw Schultz bij de Omgevingswet duidelijk een heel ander beeld had van het proces van vergunningverlening en de vereenvoudiging en stroomlijning daarvan dan we nu in deze wetgeving voor ons zien. Ik heb een duidelijke voorkeur voor de manier waarop het in de Omgevingswet is vormgegeven. Ik wil dan ook niet uitsluiten dat we de komende tijd nog een keer discussiëren over een verdere vereenvoudiging van de vergunningverlening rond mijnbouwactiviteiten. Maar voor dit moment zijn wij tevreden met de toezeggingen van de minister. Ik zal de fractie adviseren om voor de wetsvoorstellen te stemmen.