Plenair De Vries-Leggedoor bij behandeling Lerarenregister en registervoorportaal



Verslag van de vergadering van 14 februari 2017 (2016/2017 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Vries-Leggedoor i (CDA):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel kent een lange geschiedenis. Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw is geprobeerd om het lerarenregister of het bekwaamheidsdossier op vrijwillige basis van de grond te krijgen, en dat alles onder het credo dat - vrij vertaald — "eens bevoegd" niet synoniem is aan "altijd bekwaam". Men was het erover eens dat je je vak moet bijhouden. Opeenvolgende rapporten en adviezen van onder andere de Onderwijsraad en de commissie-Rinnooy Kan hebben een lerarenregister steeds bepleit. Laatstelijk met het Nationaal Onderwijsakkoord uit 2013 hebben werkgevers en werknemers in het onderwijs afgesproken dat de deelname aan het vrijwillige register gestimuleerd zou worden. De deelname is volgens informatie van de regering blijven steken op grofweg 45% in het p.o., 35% in het vo en 20% in het mbo. Opeenvolgende kabinetten hebben dit vrijwillige register ondersteund en in 2012 is een eventuele verplichting in het vooruitzicht gesteld. Nu ligt het voorstel voor om het verplicht te stellen. Het lerarenregister gaat vergezeld van een registervoorportaal, waarin leraren die nog bezig zijn met zich te bekwamen, zich kunnen laten opnemen. Voorts wordt het beroep van leraar omschreven en wordt bepaald dat de leraar in de uitoefening van zijn beroep voldoende professionele ruimte toekomt. Met deze maatregelen wordt het beroep van leraar aantrekkelijker voor mensen die een loopbaan in het onderwijs overwegen, aldus de memorie van toelichting.

Een belangrijk uitgangspunt van dit wetsvoorstel is de breed levende wens dat leraren niet alleen bevoegd maar ook blijvend bekwaam zijn, wat blijkt uit hun nascholingsactiviteiten. Hiertoe wordt dit beroepsregister in het leven geroepen. Hieraan is uiteindelijk ook — op zijn vroegst in 2026 — de stap verbonden dat de leraar geen verantwoordelijkheid meer kan dragen voor het pedagogisch en didactisch proces in en rond de klas als is gebleken dat hij zijn bevoegdheid onvoldoende heeft bijgehouden en dus niet aan de herregistratiecriteria van zijn eigen beroepsgroep voldoet.

De leden van de CDA-fractie delen de opvatting van de regering dat de kwaliteit van het onderwijs mede afhankelijk is van de opleiding van de leraar, de ruimte die leraren krijgen om hun vak uit te oefenen en de mogelijkheden voor nascholing. De invoering van een lerarenregister kan onder bepaalde condities hieraan bijdragen, in zoverre dat het register een erkenning van de beroepsgroep inhoudt en waarborgen biedt voor de toelating en uitoefening van het beroep door uitsluitend vakbekwame leraren.

Een beroepsregister vind je op vele vlakken. Zonder uitputtend te willen zijn: denk aan de gezondheidszorg, architecten, vertrouwenspersonen en advocatuur. In die zin zou je zeggen dat er niets nieuws onder de zon is.

Zoals gezegd kent dit wetsvoorstel een lange voorgeschiedenis. Toch heerst er een zekere tegenzin bij werkgevers en een gedeelte van de werknemers tegen dit gedeelte van het voorliggende wetsvoorstel. De vraag is: waarom? Daarom stel ik de staatssecretaris enkele vragen waarop de leden van de CDA-fractie een duidelijk antwoord verlangen.

De PO-Raad, de VO-raad en de MBO Raad staan positief tegenover een lerarenregister dat een systematisch bekwaamheidsonderhoud door leraren tot doel heeft, maar zij waarschuwen — ik vertaal het even in mijn eigen woorden — voor het tegenover elkaar komen te staan van sectorraden en beroepsgroep op landelijk niveau of van leraar en schoolbestuur op plaatselijk niveau. Doordat er met dit wetsvoorstel bewust voor wordt gekozen om de beroepsgroep, de leraren, het lerarenregister vorm en inhoud te laten geven, zien de raden het risico van het losraken van de school. Uit de voorliggende wet en de schriftelijke beantwoording hebben de leden van de CDA-fractie begrepen dat hiervoor een waarborg is ingebouwd in artikel 38c, derde lid van de WPO. Graag krijgen wij vandaag, in deze plenaire zaal, de bevestiging hiervan door de staatssecretaris en een toelichting hierop.

Met dit wetsvoorstel wordt de tijd — en dan ook écht de tijd — genomen om vanuit het veld een zorgvuldige invoering mogelijk te maken. Pas in 2026 zal de volledige inwerkingtreding zijn. De PO-Raad, de VO-raad en de MBO Raad pleiten voor uitstel van de datum van 1 augustus a.s. voor de aanlevering van gegevens, domweg omdat dit volgens hen niet haalbaar zal zijn omdat niet alle scholen over alle gegevens beschikken. Daarom is onze vraag aan de staatssecretaris: ziet hij dit probleem ook? Zo ja, hoe heilig is de datum van 1 augustus 2017?

Ook bestaat er bij deze raden gerede twijfel over de stelling die de regering inneemt, dat sociale partners ontslag kunnen verbinden aan het op termijn niet voldoen aan de eisen van herregistratie. De leden van de CDA-fractie hebben daarover de volgende vraag. Het niet herregistreren is geen grond die voorkomt op de limitatieve lijst in het Burgerlijk Wetboek van gronden waarop een arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd dan wel ontbonden, en dan heb ik het over 7:669, lid 3. Dit in het Burgerlijk Wetboek geregelde ontslagrecht is tevens van toepassing op het bijzonder onderwijs. De vraag is of aan de sociale partners wettelijk gezien de mogelijkheid toekomt om, indien deze grond niet alsnog opgenomen wordt, het niet herregistreren als grond voor ontslag op te nemen in een cao, zoals de staatssecretaris in de schriftelijke beantwoording meldde. De leden van de CDA-fractie zijn op de hoogte van de subartikelen e en h van dit artikel in het Burgerlijk Wetboek, maar zij vragen zich af of die voldoende zijn, waarbij wordt opgemerkt dat sub h bij de rechter belegd is. Graag horen zij van de staatssecretaris of hiervoor aanvulling dan wel wijziging van het Burgerlijk Wetboek nodig is. En zo nee: waarom niet?

Last but not least: het ontbreken van draagvlak. Terecht wordt van verschillende kanten gesignaleerd dat dit wetsvoorstel geen oplossing biedt voor nijpende zaken in het onderwijs, zoals het lerarentekort en de werkdruk. Zoals al gezegd: terecht. Daarvoor is meer nodig. De CDA-fractie onderschrijft dat van harte, maar vandaag beperken we ons tot dit wetsvoorstel.

Allereerst de totstandkoming van dit wetsvoorstel. Volgens de regering heeft zij bij "the making of" intensief opgetrokken met de Onderwijscoöperatie. De Onderwijscoöperatie vertegenwoordigt veel leraren en geldt landelijk als het aanspreekpunt voor de beroepsgroep. In een gesprek met de Onderwijscoöperatie is dit ook bevestigd. Toch lijken veel leraren moeite te hebben met dit wetsvoorstel, al dan niet door een andere beleving van de werkelijkheid.

De CDA-fractie signaleert een risico in het ontbreken van draagvlak. Daarom heeft de CDA-fractie zorgvuldig de bezwaren van Leraren In Actie bestudeerd. Ze verbindt daaraan concrete vragen. De antwoorden daarop zijn van belang voor de uiteindelijke afweging.

Er wordt door LIA gesteld dat het register van bovenaf wordt opgelegd en niet wordt georganiseerd en ingericht door de beroepsgroep zelf. De leden van de CDA-fractie lezen in de wet en toelichting juist het tegenovergestelde, namelijk dat met deze wet expliciet de beroepsgroep wordt gevraagd om met een inhoudelijk voorstel te komen voor herregistratiecriteria en de regels die worden gebruikt bij de validering van het professionaliseringsaanbod.

Volgens de toelichting is het de beroepsgroep zelf die via de deelnemersvergadering van de Onderwijscoöperatie de inhoud van het register bepaalt. In die deelnemersvergadering heeft elke leraar een stem, of die nu is aangesloten bij een vakbond of niet. Zij is daarmee in onze ogen als het ware de eigenaar van dit register. Is de staatssecretaris dit met ons eens? Wij vragen de staatssecretaris hier een duidelijk antwoord op te geven. Volgens ons is dit van groot belang voor het draagvlak. Een lerarenregister, inclusief herregistratiecriteria en nascholingsaanbod, dat vanachter de bureautafel van het ministerie van OCW wordt bedacht, zal de CDA-fractie niet steunen.

LIA constateert verder dat leraren met dit register niet autonoom zijn in de keuze van de professionalisering en dat het geld dat met dit register gepaard gaat, onder andere beter ingezet kan worden voor autonomie om als beroepsgroep samen de eigen professionalisering te regelen. De leden van de CDA-fractie lezen in de voorliggende wet en bijbehorende stukken echter exact datgene wat hier gevraagd wordt, namelijk dat de leraar de zeggenschap heeft over zijn nascholingsactiviteiten. Graag een bevestiging van de staatssecretaris.

Mevrouw Gerkens i (SP):

Ik waardeer de poging van mevrouw Leggedoor om hierover helderheid te vragen aan de staatssecretaris. Ik denk dat het goed is als we die krijgen. Desalniettemin gaat het volgens mij om wat zij eerder in haar betoog aanstipte, namelijk dat het draagvlak laag is en er een groot verschil is tussen de beleving en het antwoord dat de staatssecretaris straks waarschijnlijk gaat geven, namelijk dat het allemaal prima geregeld is. Dan vraag ik hoe zij de uitkomsten van deze wet en de noodzaak ervan weegt. Wat gaat er mis als we deze wet niet aannemen? Deze leidt nu al tot onrust bij de beroepsgroep, die eigenlijk zo hard rust nodig heeft. Waar ligt voor haar het zwaartepunt?

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Het zwaartepunt ligt bij twee dingen. Het register zelf kan twee dingen doen. Het kan ertoe leiden dat de professional die zich bijschoolt een vorm van erkenning heeft dat hij in dat register staat en dus een vakbekwame leraar is. Het kan ook een stimulans zijn voor de leraren die dat prikkeltje in de rug nodig hebben om aan hun nascholingsactiviteiten te beginnen. Ik vind het beroep van leraar minstens zo belangrijk als dat van advocaat of accountant. Daarom vind ik het van groot belang dat onze kinderen leraren hebben die hun vak bijhouden. Als dat vrijwillig kan, heeft dat mijn voorkeur, maar als ik zie vanaf welke tijd al is geprobeerd om het vrijwillig te doen, dan moet ik ook even na gaan denken over wat ik wil als het vrijwillig niet lukt. Dan wil ik niet een register dat wordt opgelegd en ingevuld door OCW, maar als de leraren op basis van bij wijze van spreken one man, one vote, vanuit de praktijk dat register kunnen vullen, vind ik dat een goede zaak; next best na vrijwilligheid.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat is in theorie allemaal heel mooi en ook waar, denk ik, als er veel draagvlak zou zijn. Ik vraag nogmaals aan mevrouw Leggedoor: als deze wet niet doorgaat, als wij nu geen wettelijk register vaststellen, maar misschien meer tijd zouden nemen om te kijken of de beroepsgroep tot iets kan komen waarvoor wat meer draagvlak is, zou er dan iets enorm misgaan in ons onderwijs? Zouden we dan morgen met incompetente docenten en met slechte lessen zitten? Of zou het misschien nog wel goedkomen in het onderwijs, ook als deze wet er niet is?

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Ik acht leraren hoog, zoals ik net al zei. Leraren vormen onze kinderen, zo simpel is het. Wij doen het thuis, maar het grootste gedeelte van de andere tijd zitten ze op school. Dat er vakbekwame leraren zijn die ervoor zorgen dat onze kinderen het beste onderwijs krijgen, voor de toekomst van Nederland en ook gewoon voor hun eigen ik, vind ik een must.

Vind je dat het draagvlak ontbreekt? Dat is maar de vraag. Ik vind 27.000 handtekeningen tegen een lerarenregister veel, maar er staan 250.000 leraren voor de klas. Hoe weeg je dan weinig draagvlak? Ik wil al die bezwaren serieus nemen. Daarom ga ik ze stuk voor stuk langs. Maar het kan niet zo zijn dat je alleen maar dingen doet afhankelijk van draagvlak, terwijl je dat draagvlak ook nog moet nuanceren als het gaat om de aantallen. Dat wil niet zeggen dat ik ze minder serieus neem, want ik ga ze stuk voor stuk langs.

Voorzitter. LIA is beducht voor onnodige bureaucratie die gepaard gaat met de herregistratie en daardoor veel tijd kost die beter aan het voorbereiden van goede lessen kan worden besteed. De leden van de CDA-fractie lezen in de wet en toelichting dat het de beroepsgroep zelf is die bepaalt hoe de eisen voor herregistratie eruit komen te zien en wat nodig is om tot een betrouwbare beoordeling van nascholingsactiviteiten te komen. Als dat klopt, zijn het dus de leraren zelf die vanuit de praktijk, met in het achterhoofd de genoemde zorg, dit vorm kunnen geven en kunnen voorkomen dat het onnodig veel tijd kost. Is de staatssecretaris dit met ons eens?

Het vak van leraren is niet zomaar een vak. Het is voor onze samenleving een belangrijk vak. Leraren vormen — naast de opvoeders — onze kinderen en jongeren tot waardevolle, met kennis doorspekte mensen. Ongeacht afkomst proberen ze het beste uit ieder kind te halen. Vanuit de CDA-fractie niets dan hulde. Dat verdient naast geld en mogelijkheden ook een waardering en erkenning van hun beroep. Dat kan door middel van een beroepsregister. Maar dan wel ééntje die door de praktijk, dus de leraren zelf, in goed overleg met schoolbesturen en lerarenopleidingen wordt vormgegeven.

Dat die uitwerking nog moet plaatsvinden, betekent dat die nadere uitwerking in latere regelgeving verwerkt zal worden. Om de vinger aan de pols te kunnen houden, vragen wij de staatssecretaris om deze nadere uitwerking ook met de Eerste Kamer te delen. Ik las daar al iets over, maar ik hoor graag een bevestiging. Wij willen dat niet om er als CDA een stempel op te willen drukken, maar om te bewaken dat het ook echt vanuit de praktijk wordt vormgegeven. Want, zoals al gezegd, een lerarenregister, inclusief herregistratiecriteria en nascholingsaanbod, dat vanachter de bureautafel van het ministerie van OCW wordt bedacht, zal de CDA fractie niet steunen.

Wij wachten het antwoord van de staatssecretaris op de door ons gestelde vragen af.